De wijde wereld van Cornelis Pijnacker

Het Ottomaanse Rijk uit de atlas van Johan Blaeu, 17de eeuw. Algiers en Tunis maakten formeel deel uit van het Ottomaanse Rijk, maar hadden ook een redelijke zelfstandigheid. In dit gebied zocht Pijnacker het avontuur. (Nationaal Archief, Den Haag)

Geleerd, ambitieus, avontuurlijk, reislustig, ongedurig. Dat was het karakter van Cornelis Pijnacker, jurist, professor, diplomaat in de vroege 17de eeuw. Zijn biografie, onlangs verschenen, geeft een verrassend beeld van de Nederlandse samenleving in de Gouden Eeuw, waarin de oorlog en de geloofsstrijd nooit ver weg zijn.

Pijnacker werd geboren in 1570 en overleed in 1645. Zijn leven valt dus vrijwel samen met de Tachtigjarige Oorlog. Op vijftienjarige leeftijd ging hij theologie studeren in Leiden, maar na een Europese reis stapte hij over naar rechten. In 1597 studeerde hij af en kreeg hij in hetzelfde jaar een soort duobaan als professor in Leiden. Daar bleef hij tot 1614, toen hij hoogleraar aan de nieuw opgerichte universiteit in Groningen werd.

Uit de biografie verschijnt een beeld van de man Pijnacker, die zich op enigszins eigenzinnige wijze beweegt in de academische wereld van zijn tijd. Hij was een goede docent en onderhield een uitgebreid netwerk in de bovenlaag van de Nederlandse republiek. Hij kende Hugo de Groot persoonlijk en was bevriend met (en collega van) de rector van de Groninger universiteit Ubbo Emmius.

Hij had ook politieke belangstelling, wilde hogerop in de diplomatie. In 1622, 53 jaar oud, reisde hij als ambassadeur van de Republiek naar Noord-Afrika om daar met de Barbarijse kapers over vrede en vriendschap te onderhandelen.

Zijn missie werd een succes. De heersers in Algiers en Tunis verzekerden hem er van dat zij een warme vriendschap voor de Republiek koesterden en dat hun kapers Nederlandse koopvaarders voortaan met rust zouden laten. Ook stelden zij voor gezamenlijk op te trekken tegen Spanje, de gemeenschappelijke vijand. Pijnacker vond dat een goed plan. Hij hoopte zelfs dat Nederlandse kaperschepen vanuit een Algerijnse haven tegen de Spanjaarden zouden kunnen opereren. Zijn familie zou daar financieel beter van worden.

Barbarijse flop

Vier jaar na zijn eerste bezoek, in 1626, ging Pijnacker opnieuw naar Noord-Afrika. Toen was het duidelijk geworden dat er van innige vriendschap geen sprake was. Van samenwerking tussen de Barbarijse kapers en de Nederlandse marine was niets terechtgekomen en de kapers hadden gemerkt dat zij in Nederlandse havens niet welkom waren. Ook konden zij het niet nalaten van tijd tot tijd Nederlandse schepen op te brengen. Van deze tweede reis keerde Pijnacker wel met twee nieuwe verdragen terug, maar én in Noord-Afrika én in Nederland geloofde niemand meer in een blijvende vrede. Dat bleek terecht. Vanaf 1630 waren de Republiek en de Barbarijse kapers openlijk met elkaar in oorlog.

Portret van Cornelis Pijnacker als rector van de Groninger universiteit, 1618. Anoniem. (Universiteitsmuseum Groningen)
Portret van Cornelis Pijnacker als rector van de Groninger universiteit, 1618. Anoniem. (Universiteitsmuseum Groningen)

In Algiers en Tunis gaf Pijnacker zijn ogen goed de kost en terug in Nederland noteerde hij wat hij allemaal had gezien. Het werd een verslag waarin hij zich een goed en objectief waarnemer toont. Hij vertelt onder meer over de verdeling van de buit en de vrijkoop van slaven. Daarnaast schenkt hij aandacht aan het oude Carthago en de ruines, die stille getuigen van deze ooit zo roemrijke stad. Verder meldt hij wat hij over de profeet Mohammad heeft gehoord en de moslimse jaartelling. Ten slotte schrijft hij over kamelen, paarden en vissen, maten en gewichten en nog veel meer.

Liefhebberij kaartmaken

Toen hij in 1627 terugkeerde in het vaderland, moest hij ervaren dat de Staten-Generaal hem niet meer nodig hadden en dat een nieuw hoogleraarschap niet direct beschikbaar was. Hij raakte in Drenthe verzeild dankzij zijn relaties met de bestuurder Roelof van Echten. Voor hem werkte hij als adviseur en advocaat. Hij was nauw betrokken bij de uitvoering van de ontginningswerken in het Echtens Hoogeveen. Daarnaast zorgde zijn liefhebberij van het kaartmaken, die hij van Ubbo Emmius had overgenomen, dat hij voor het eerst een kaart van Drenthe en Westerwolde maakte. De Amsterdamse atlasuitgevers Hondius en Blaeu waren er maar wat blij mee en namen de kaart op in hun atlassen. Het zou de enige kaart van Pijnackers hand blijven.

De Franeker Academie, vroege 17de-eeuw, aquarel uit de Atlas van Andries Schoemaker. (Tresoar, Leeuwarden)
De Franeker Academie, vroege 17de-eeuw, aquarel uit de Atlas van Andries Schoemaker. (Tresoar, Leeuwarden)

In 1636 lukte het hem, op 66-jarige leeftijd, om weer bij een universiteit, nu in Franeker, aan de slag te gaan. Daar genoot hij – op zijn oude dag en met een dertig jaar jongere echtgenote – van de zegeningen van de universitaire wereld. Hij overleed in 1645 in Franeker.

De lezer krijgt een beeld van de wat primitieve universiteiten en van wat professoren doceren en studenten leren. Daarbij komen de omzwervingen van Pijnacker goed van pas: van het dorpje Pijnacker naar Leiden met zijn ambitieuze academie, dan naar Groningen, waar Pijnacker zich snel aansluit bij de noordelijke bovenlaag. Dankzij de bronnen over zijn avonturen in Afrika krijgen we een uniek beeld van Barbarije in de vroege 17de eeuw. Terug in Nederland verblijft hij in Den Haag, Drenthe en Franeker, waar zijn activiteiten opnieuw een venster op de tijd openen.

Paul Brood, Gerard van Krieken, Jan Spoelder
Paul Brood, Gerard van Krieken, Jan Spoelder

De wijde wereld van Cornelis Pijnacker 1570-1645.

WBooks, Zwolle, 2018

296 blz., ? 24,95

ISBN 978 94 625 8294 1

Partner Content