De eer van de 47 ronin

Volkshelden Bijna iedere Japanner kent het verhaal van de 47 samoerai, vroeger van houtsneden of toneelstukken, tegenwoordig van de film. © BEELDBRON: AKG/PICTURES FROM HISTORY

Bushido, de Weg van de Krijger, stelde strenge regels. Maar wat als deze strijdig waren met die van de staat? Dan bleef als enige uitweg de dood, zij het een eervolle.

Een hevige sneeuwjacht hulde in januari 1703 de nachtelijke hoofdstad Edo in een werveling van wit. Nagenoeg onzichtbaar voor het oog bewoog daarin een veertigtal in het wit geklede, zwaar bewapende gestalten. De sneeuw dempte hun stappen. Hun doel: de vestingachtige woning van Kira Kotsuke Yoshinaka, ceremoniemeester aan het hof van shogun Tsunayoshi.

De hofb eambte had alle reden zich achter dikke muren en schildwachten te verschuilen, want twee jaar geleden was hij verantwoordelijk geweest voor de dood van de jonge feodale heer Asano Naganori, toen deze voor een ontvangstceremonie naar het hof van de shogun gekomen was. Tijdens de voorbereidingen daarvoor had de arrogante ceremoniemeester de jongeman zo lang beledigd en geprovoceerd, tot die zijn woede niet meer kon beheersen, zijn korte zwaard trok en Kira daarmee een snee op de wang toebracht. Wachters hadden de twee kemphanen al snel gescheiden en het was slechts een lichte verwonding geweest, maar op het trekken van een wapen aan het hof stond nu eenmaal de doodstraf. Asano had het recht op leven verspeeld en beroofde zich dan ook op traditionele wijze van dat leven, door met grote waardigheid en tot algemene bewondering seppuku te plegen.

Daarmee was de kous echter niet af voor de samoerai van Asano, die door de dood van hun heer ronin geworden waren, samoerai zonder meester, of, in de bloemrijke landstaal ‘mannen, ongestadig als de golven van de zee’. Een ronin was nog altijd door een persoonlijke band van trouw gebonden aan zijn voormalig heer en kon niet zomaar in dienst van een andere heer treden. De meesten van hen probeerden als huurling of bedelridder het hoofd boven water te houden. En zo raakten ook de 47 ronin van de overleden Asano over heel Japan verspreid, al hadden ze elkaar gezworen op een geheim teken weer bij elkaar te komen om de dood van hun heer te wreken.

Geduldig wachten de 47 ronin het moment van wraak af

Dat teken kwam rond de jaarwisseling van 1702/03, toen verspieders het moment gunstig achtten. Een voor een kwamen de wrekers een herberg in Edo’s Fugakawa-kwartier binnen. Toen ze er allemaal waren, tekenden ze een document, waarin zwart op wit hun plan stond: ‘Vandaag zullen we heer Kira Kotsuke aanvallen en de wraakneming ten einde brengen waar onze heer aan begonnen is.’

Tegen de 47 vastbesloten mannen hadden de weinige lijfwachten van Kira geen kans; na een korte strijd was het huis bezet, maar de huisheer was nergens te vinden. Uiteindelijk trok een van de ronin een oude man in knechtslivrei uit een schuilplaats tevoorschijn, die zei geen idee te hebben waar Kira was. Maar het litteken op zijn wang verried hem. Oishi Kuranosuke, de aanvoerder van de indringers, sommeerde Kira nu op zijn beurt eervol te sterven door seppuku te plegen, maar de oude man kermde alleen maar om genade. Toen sneed Oishi hem met de dolk die Asano bij zijn zelfmoord gebruikt had het hoofd af. Met deze trofee begaven de ronin zich naar de Sengaku-schrijn en plaatsen hem als zoenoffer bij het graf van hun voormalige heer.

Hierna wachtten ze het onvermijdelijke af. Uit de openbare mening sprak een duidelijke bewondering voor hun opofferingsgezindheid, wat maakte dat de shogun aarzelde een oordeel te vellen. De moord op een hofambtenaar kon echter niet ongestraft blijven. Daarom besloot hij de 47 samoerai uit achting voor hun motieven toe te staan nu ook zelf seppuku te plegen.

Een eervolle dood en eeuwige roem

En zo bood de 20ste maart 1703 een even indrukwekkend als beklemmend schouwspel van 46 mannen in wit doodskleed, knielend op kussens en achter elk van hen een kaikashu, een adjudant, met getrokken zwaard (één jonge ronin was als boodschapper naar Asano’s familie gestuurd en beroofde zich daar van het leven).

Aan Oishi de taak om het goede voorbeeld te geven. Met vaste hand schreef hij op een blad papier zijn afscheidsgedicht: ‘De wens is vervuld, / alles volbracht / o, welk een vreugde! / geen zorgen meer op deze wereld.’ Daarna ontblootte hij zijn bovenlichaam, greep het korte zwaard en bevoelde de kling. Kennelijk tevreden over de scherpte ervan stootte hij het zwaard links in zijn onderbuik, waar volgens Japans geloof de ziel huisde, om het vervolgens langzaam naar rechts, door zijn ingewanden te trekken. Bij alle helse pijn vertrok hij geen spier. Tenslotte een knikje, waarna de kaikashu uithaalde – Oishi’s hoofd rolde over de grond. Nog 45 keer voltrok zich dit bloederige ritueel, waarbij geen van de ronin ook maar een kik gaf.

De heer in wiens stadspaleis de ronin gevolg aan het oordeel gaven, was, net als alle andere aanwezigen, diep onder de indruk. Iedereen besefte getuige geweest te zijn van een gebeurtenis die onmiddellijk tot legende zou worden. De daad van de ’47 samoerai’ wordt nog altijd aangehaald als volmaakt voorbeeld van de ‘Weg van de Krijger’ en nog steeds brandt men wierookstokjes bij de Sengaku-schrijn, op de plaats waar, naast het grafteken van heer Asano Naganori, 47 kleine gedenkstenen zijn aangebracht.

MEER WETEN?

John Tucker, Forty-Seven Ronin. The Vendetta in History. Cambridge University Press 2018

Partner Content