Archeologie van de Eerste Wereldoorlog

Baron de Vinck kijkt toe hoe arbeiders Duitse loopgraven nivelleren in zijn vernielde kasteelpark bij Hooge. (In Flanders Fields Museum)

Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog waren de steden, dorpen en platteland aan de voormalige slagvelden in Vlaanderen één groot verwoest gewest. Er wachtte de teruggekeerde bevolking de enorme uitdaging om de Westhoek opnieuw op te bouwen. Op dat ogenblik werd de oorlogsinfrastructuur ontmanteld, loopgraven dichtgegooid en de sporen van de oorlog werden een deel van het archeologische bodemarchief.

Vandaag zijn we meer dan honderd jaar na het begin van de Eerste Wereldoorlog. De laatste persoonlijke getuigen die de oorlog hebben meegemaakt zijn reeds enkele jaren overleden. Dat maakt dat nu meer dan ooit het landschap, de materiële relicten en landschappelijke sporen van de oorlog overblijven als de allerlaatste echte getuige van de oorlog. Hoe verder de oorlog achter ons komt te liggen, hoe belangrijker deze worden.

Overal in de Westhoek sluimert er, op nauwelijks dertig centimeter diepte, een archeologische laag van informatie. De eerste voorzichtige pogingen om deze resten vanuit een archeologische invalshoek te benaderen dateren uit het einde van de 20ste eeuw. Wat aanvankelijk het domein was van vrijetijdsarcheologen is vandaag uitgegroeid tot mainstream archeologie. Sinds begin jaren 2000 werden er meer dan 150 archeologische onderzoeken uitgevoerd en kwamen uiterst boeiende sites aan het licht.

Archeologie hertekent uiteraard de militaire geschiedschrijving niet. Wel maakt ze het verleden tastbaarder dan ooit en geeft ze een nooit eerder geziene inkijk in het dagelijkse leven aan het front en toont ze ons hoe er geïmproviseerd werd met constructiemethodes in bijvoorbeeld de strijd tegen het grondwater. Ze laat ons zien hoe de bouw van loopgravennetwerken, bunkers en tunnels evolueerde. Daarnaast geeft ze ook inzichten in hoe er met de dood werd omgegaan en is ze als geen ander in staat om menselijke resten op een waardige en wetenschappelijk verantwoorde wijze te bergen. Kort samengevat bestudeert de archeologie van de Eerste Wereldoorlog de materiële en structurele resten van wat de mens gemaakt heeft in zeer unieke en specifieke oorlogsomstandigheden. In deze bijdrage belichten we enkele van de verhalen die eruit springen om een idee te geven van de diverse facetten van de archeologie van de Eerste Wereldoorlog en de meerwaarde die ze kan opleveren.

Een hedendaagse luchtfoto van Ploegsteert Bos (GDI-Vlaanderen) en de Lidar-visualisatie van dezelfde locatie (GDI-Vlaanderen). Duidelijk herkenbaar zijn de sporen van honderden granaattrechters (donkere vlekjes) en honderden meter aan bewaarde loopgraven (donkere golvende lijnen).
Een hedendaagse luchtfoto van Ploegsteert Bos (GDI-Vlaanderen) en de Lidar-visualisatie van dezelfde locatie (GDI-Vlaanderen). Duidelijk herkenbaar zijn de sporen van honderden granaattrechters (donkere vlekjes) en honderden meter aan bewaarde loopgraven (donkere golvende lijnen).

Vergeten massagraf in een granaattrechter

Een belangrijk en ook wel emotioneel zwaar beladen aspect van de archeologie van de Eerste Wereldoorlog is de omgang met de menselijke resten van de vele duizenden vermisten. De lichamen van minstens 55.000 Britse gesneuvelden zijn nooit geborgen. Aan Duitse, Franse en Belgische zijde zijn de cijfers moeilijker te achterhalen. Vermoedelijk liggen de aantallen aan Duitse zijde in dezelfde ordegrootte. Bij opgravingen op de voormalige slagvelden worden vrijwel steeds skeletresten gevonden. Vermiste soldaten komen aan het licht waar ze ooit vielen op het slagveld, in verlaten loopgraven of diepe granaattrechters. Anderen worden aangetroffen in geïsoleerde veldgraven, graven waarvan de ligging in de loop van de oorlog vergeten raakte. In een uitzonderlijk geval komen zelfs massagraven aan het licht. Alleen door professioneel archeologisch onderzoek kunnen de lichamen op een verantwoorde wijze geborgen worden. De combinatie tussen uiterst nauwkeurige veldregistratie, de studie van de bij het lichaam aangetroffen vondsten en een doorgedreven archeologisch onderzoek kan in sommige gevallen tot een identificatie leiden. Zo kunnen de lotgevallen van enkelen van de eindeloze namenlijst van vermisten worden opgehelderd en krijgen ze honderd jaar later alsnog een grafsteen met hun naam erop gegraveerd.

Archeologie van de Eerste Wereldoorlog

In Wijtschate kwam in 2015 een uitzonderlijke begraving van 21 Duitse soldaten aan het licht, in een grote granaattrechter. Volgens hun insignes behoorden ze tot het Königlich Sächsiches 15. Infanterie-Regiment Nr. 181 uit Chemnitz. Die eenheid arriveerde in de Wijtschateboog in maart 1917. Het oorlogsdagboek van de 48. Sanitäts-Kompagnie vermeldt dat ze vanaf 1 juni door de voortdurende beschietingen de gesneuvelden niet meer konden afvoeren: ‘der Abtransport der Gefallenen aus vorderer Linie infolge der sich von Tag zu Tag immer heftiger entwickelnden Kämpfe durch die Kompagnie nicht mehr ausgeführt sondern werden durch ihre Truppenteile unmittelbar hinter den Stellungen bestattet’, 48. Sanitäts-Kompanie, 1/06/1917′. Ze moesten ter plaatse worden begraven. Dat blijkt ook uit de opgraving. Tijdens de Mesenslag, een Brits offensief dat kort daarna, op 7 juni 1917, van start ging, namen de Britten de heuvelrug in en ging de begraafplaats verloren. Tien slachtoffers konden dankzij hun metalen naamplaatje geïdentificeerd worden.

Archeologische opgraving van een kronkelende Belgische verbindingsloopgraaf bij Diksmuide. (THV Monument - Gate- Ruben Willaert)
Archeologische opgraving van een kronkelende Belgische verbindingsloopgraaf bij Diksmuide. (THV Monument – Gate- Ruben Willaert)

Gasoorlog op onvermoede plekken

Opgravingen leveren vaak onverwachte vondsten op. In Diksmuide, nabij de Belgische frontlijn aan de IJzer, groeven archeologen in 2016 een groot netwerk van loopgraven op. Groot was hun verbazing toen ze ook een grote Britse batterij Livens-projectoren blootlegden. Dat waren eenvoudige mortieren die gebruikt werden om cilinders met gifgas op de vijand te lanceren. Tussen 26 oktober en 11 november 1917 werden meer dan duizend projectorenbuizen, gevuld met fosgeenprojectielen, ingegraven en afgevuurd richting de Duitse frontlijn. Na de actie was het de bedoeling om ze elders in te zetten, maar kennelijk ging er iets mis. Enkele projectorbuizen ontploften ter plekke, andere zakten diep in de drassige bodem weg. Deze vondst toonde voor het eerst aan dat ook aan het Belgische front gasaanvallen plaatsvonden. Niet door het Belgische Leger, wel door een speciale eenheid van de Britse Royal Engineers wiens hulp werd ingeroepen.

Het landschap als laatste getuige

Hoewel veel oppervlaktesporen van de oorlog tijdens de wederopbouw werden uitgewist en je de frontlinies van toen niet langer kan aflezen in het landschap, zijn er nog heel wat sporen van de oorlog bewaard. Archeologen hebben een digitale gereedschapskist met geavanceerde technieken die ze gebruiken om de sporen van de oorlog in het landschap te herkennen en interpreteren. De bron die het meest gebruikt wordt door archeologen zijn historische luchtfoto’s. Tijdens de oorlog maakten de strijdende partijen miljoenen verkenningsfoto’s vanuit de lucht. Vandaag zijn die beelden van onschatbare waarde voor archeologen en historici. Ze kunnen ermee achterhalen wat er tijdens de oorlog op een bepaalde plek is gebeurd en wat er mogelijk nog rest aan archeologisch erfgoed.

Trench art, bewerkte kogels. V.l.n.r. miniatuurbijltje vervaardigd uit een platgeslagen kogel-punt, kogels met rondellen omgevormd tot schaakstukken, pijlpunt van platgeslagen kogel, werktuig om trench-art te graveren, kruisbeeldje vervaardigd uit een kogelpunt. (Birger Stichelbaut)
Trench art, bewerkte kogels. V.l.n.r. miniatuurbijltje vervaardigd uit een platgeslagen kogel-punt, kogels met rondellen omgevormd tot schaakstukken, pijlpunt van platgeslagen kogel, werktuig om trench-art te graveren, kruisbeeldje vervaardigd uit een kogelpunt. (Birger Stichelbaut)

Archeologische sites zijn onder de juiste omstandigheden ook vanuit de lucht zichtbaar door groei- en kleurverschillen van gewassen, zogenoemde cropmarks. Uitgravingen uit het verleden bevorderen de plantengroei doordat wortels er dieper groeien en meer voedsel krijgen. Dat zorgt voor groenere en hogere planten. In periodes van droogte blijven die gewassen langer groen terwijl andere planten verdorren. Het omgekeerde geldt voor begraven muurresten en bunkers. Planten die daarboven groeien, kunnen net minder voedingstoffen opnemen waardoor ze minder hoog groeien en eerder verdorren.

Persoonlijke objecten waaronder twee medaillons met inscripties en een officiersfluitje, gevonden op het lichaam van één van de Duitsers uit het massagraf. (Agentschap Onroerend Erfgoed)
Persoonlijke objecten waaronder twee medaillons met inscripties en een officiersfluitje, gevonden op het lichaam van één van de Duitsers uit het massagraf. (Agentschap Onroerend Erfgoed)

Archeologen maken handig gebruik van dit verschijnsel en speuren vanuit de lucht naar archeologische sites die zich soms op deze manier laten herkennen. Dankzij de uitzonderlijk droge zomermaanden in 2017 werden tal van uitzonderlijke WO I-cropmarks gefotografeerd. De meest tot de verbeelding sprekende methode is Lidar (Light Image Detection and Ranging). Dit zijn gedetailleerde lasermetingen die vanuit vliegtuigen gemaakt zijn. Dankzij computerverwerkingen wordt een driedimensionaal beeld van het aardoppervlak verkregen zonder ook maar enige begroeiing of vegetatie. Lidar kijkt letterlijk door het bladerdek van bomen heen. De kleinste hoogteverschillen zoals verweerde loopgraven of granaattrechters worden hierdoor geaccentueerd en onthuld. Vooral in bossen en weiden zijn duizenden oorlogssporen zoals loopgraven, schuilplaatsen en spoorlijnen te ontdekken.

Archeologie van de Eerste Wereldoorlog

Tentoonstelling en boek

Tot en met 26 augustus 2018 loopt in het In Flanders Fields Museum in Ieper de groots opgevatte tentoonstelling ‘Sporen van Oorlog. De archeologie van de Eerste Wereldoorlog’. Het gelijknamige boek is uitgegeven bij Uitgeverij Hannibal. Er zijn meer dan 200 archeologische vondsten te zien waaronder blikvangers zoals de skeletten van een paard en een muildier, segmenten van een originele Britse en Duitse loopgraaf, een Duitse tunnel en de persoonlijke objecten die aangetroffen werden op zes Duitse soldaten die in een vergeten massagraf terecht kwamen. De tentoonstelling is bovendien doorspekt met 3D-modellen van opgegraven sites, filmbeelden van opgravingen en drie interactieve opstellingen waar je als bezoeker zelf mee aan de slag kan om de rol van het landschap als de Laatste Getuige te ontdekken.

Partner Content