Liesbet Sommen (CD&V)

‘Gescheiden, dus niet welkom in Kerk: Wie is de Kerk om te bepalen wat God van mijn situatie vindt?’

Liesbet Sommen (CD&V) Voormalig Directeur Sociale Zaken bij diverse CD&v-vicepremiers

Liesbet Sommen (CD&V), zelf gescheiden, voelt zich door de Kerk uitgesloten. ‘Wie is de Kerk om bij voorbaat te bepalen wat God van mijn situatie vindt?’, schrijft ze.

Liesbet Sommen (CD&V), zelf gescheiden, voelt zich door de Kerk uitgesloten. De stelling van bisschop Bonny dat het instituut Kerk haar houding ten aanzien van echtgescheidenen en holebi’s dient aan te passen, is voor haar een gedeeltelijk eerherstel. Een toonaangevende voorganger van de Kerk bekent daarmee impliciet schuld: deze kwetsende houding ten aanzien van goede mensen is onterecht.

Dat ik CD&V’er ben, is niet louter toevallig. Het gezellige nest waaruit ik kom herbergt meerdere telgen van die soort; wij hebben oranje aderen. Generatie op generatie waren mijn voorouders thuis in christendemocratische kringen, niet alleen in het middenveld maar ook in de politiek. Van kindsbeen af droeg ik een bepaald waardenmodel in mij mee, dat achteraf zowaar een ideologie bleek te zijn. Toen Wouter Beke goed uitlegde wat het personalisme juist inhield, beleefde ik een aha-erlebnis. De blauwdruk van mijn eigen opvoeding kreeg daarmee een welomschreven etiket.

Dimensie

Praktiserend kerkelijk zijn wij thuis ook een hele tijd geweest. Moeder was geëngageerd in de lokale parochie voor het uitwerken van kindervieringen; uiteraard zat haar eigen nageslacht daarbij op de eerste rij. Mijn naam kreeg ik als verwijzing naar Elisabet, moeder van Johannes de Doper. Heb ik daaraan een diep, overtuigd geloof overgehouden? Dat kan ik van mezelf niet zeggen. Gelovige mensen intrigeren mij echter wel; ik kan zelfs een zekere afgunst voor hen voelen. Een zingeving, een dubbele dimensie in mijn leven: dat lijkt me verrijkend.

Heeft mijn christelijke opvoeding ertoe geleid dat ik een goed mens ben? Het zou misschien wat hoogmoedig zijn om dat te zeggen. Goede mensen komen natuurlijk ook niet alleen uit christelijke stal. Maar het instituut Kerk en de historisch gegroeide gemeenschap daarrond: die zijn mij niet onbekend. Ik heb mij daarvoor ‘ingezet’. De kraam van de Kerk: daarin zou ik moeten passen, quoi.

Reformatie

Wat atypisch behoor ik ook tot diegenen die ondanks de ellenlange lijst aan schandalen en de voor ons in het Westen wereldvreemde standpunten, de Kerk niet per definitie afschrijft. Tegen beter weten in verwijs ik in gesprekken met liberale vrienden naar de gemeenschapsvorming die de Kerk bij oorsprong mee uit de grond stampte en het gemis daaraan in onze hedendaagse samenleving. Ik blijf dan volhouden dat ik zingeving nog noodzakelijk vind en dat deze lacune voor mijn part zou kunnen worden ingevuld door de Kerk, al zou hier wel een reformatie van jewelste aan vooraf moeten gaan.

Dat voordeel van de twijfel geeft de Kerk mij wederkerig echter niet. Ik behoor vandaag immers tot een groep van mensen die door de Kerk wordt veroordeeld; die in haar visie geen aanspraak meer kan maken op bepaalde kerkelijke bescherming en ondersteuning. Mijn levenspad was immers niet zonder hindernissen; ik was gehuwd en ben dat nu niet meer. Dat heeft mij in een bepaald hokje geplaatst; ik ben bijgevolg niet langer welkom in de Kerk.

Bezegelen

Niet welkom, dat betekent: het diepste van mijzelf, mijn verbintenis met mijn nieuwe levenspartner, kan ik in de Kerk niet meer bezegelen. De visie van de Kerk houdt in dat de zegening van mijn vorige relatie in de handen van God ligt, en dat God mij deze niet meer wil teruggeven. Maar wat weet dat instituut eigenlijk veel? Wie is de Kerk om bij voorbaat te bepalen wat God van mijn situatie vindt?

Mijn betrokkenheid, mijn loyauteit ten aanzien van de Kerk en haar gemeenschapsvorming wordt vandaag daardoor ingevuld met kwaadheid. Die toont aan that I care; mocht de Kerk mij gestolen kunnen worden, was die emotie afwezig. Ik voel mij onterecht veroordeeld en neerbuigend behandeld.

Eerherstel

Johan Bonny, bisschop van Antwerpen en genoemd als potentiële opvolger van aartsbisschop Leonard, geeft mij met zijn uitspraken een stuk genoegdoening. Zijn stelling dat het instituut Kerk haar houding ten aanzien van echtgescheidenen en holebi’s dient aan te passen, is een gedeeltelijk eerherstel. Een toonaangevende voorganger van de Kerk bekent daarmee impliciet schuld: onze kwetsende houding ten aanzien van goede mensen is onterecht. Ik wens hem alle succes wanneer de opvolger van aartsbisschop Leonard, die in mei 2015 75 jaar wordt, wordt aangeduid. Ik reken op hem om mijn uitgangspunt dat de Kerk nog zingeving kan bieden in onze samenleving, waar te maken.

Partner Content