Jogchum Vrielink & Patrick Loobuyck

‘Geradicaliseerde gevangenen samen brengen is minder eenvoudig dan het lijkt’

Jogchum Vrielink & Patrick Loobuyck Jogchum Vrielink is postdoctoraal onderzoeker aan de KU Leuven en gespecialiseerd in discriminatiewetgeving. Patrick Loobuyck Patrick Loobuyck is moraalfilosoof aan de Universiteit Antwerpen en de UGent.

‘Er is te weinig aandacht voor de legitimiteit en de effectiviteit van de twaalf nieuwe maatregelen die de regering neemt in de strijd tegen terreur’, schrijven Jogchum Vrielink en Patrick Loobuyck.

Twaalf zijn het er in totaal. Afgelopen vrijdag keurde de ministerraad dit Bijbelse aantal maatregelen goed in de strijd tegen terreur en ‘radicalisme’.

Enkele van deze maatregelen wilden sommigen al langer invoeren. Surfend op golven van morele paniek ziet men nu de kans schoon om ze er door te sluizen. Om het cynisch te zeggen: never let a good crisis go to waste.

Hierbij dreigen de twee belangrijkste elementen van goed politiek beleid te weinig aandacht te krijgen: de legitimiteit en effectiviteit van de maatregelen.

Wat werd er zoal goedgekeurd? De lijst met terroristische misdrijven wordt opnieuw aangevuld (nog even en ons strafrecht kent meer uitzonderingsrecht dan iets anders), er wordt ingezet op een betere uitwisseling van informatie en een nog betere taakverdeling tussen verschillende diensten en het leger kan sneller worden ingezet voor bewakingsopdrachten. Verder wordt de mogelijkheid uitgebreid om paspoorten en identiteitskaarten tijdelijk in te trekken en zelfs om personen de Belgische nationaliteit te ontnemen.

Dat laatste kan enkel in het geval van dubbele nationaliteit, want het internationaal recht laat niet toe dat we mensen staatloos maken. Dit maakt meteen dat de overheid de grenzen van het gelijkheidsbeginsel aftast: iemand met enkel de Belgische nationaliteit moet hier berecht worden, iemand met dubbele nationaliteit kan ‘oprotten’?

De regering kondigde ook aan om ‘moslimradicalen’ in de gevangenis af te zonderen in een speciale afdeling. Doel is om radicalisering van de overige gevangenisbevolking tegen te gaan. De radicalen worden alleen nog communautair gescheiden: er komt één afdeling in Vlaanderen en één in Wallonië.

Een gedroomde oplossing? Niet per se. Bovendien staan tussen droom en daad, Elsschotgewijs, ‘wetten in de weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren’.

Wetten

Radicaal islamitische gevangenen samenbrengen: dat is een vorm van segregatie op basis van religie(beleving). Zoiets moet je juridisch kunnen verantwoorden en dat is niet evident.

Een eerste vraag is hierbij of we wel voldoende zicht hebben op het probleem en de achterliggende mechanismen van radicalisering in Belgische gevangenissen. De regering geeft in dit verband aan dat uit “de eerste gegevens” van het strafonderzoek blijkt dat twee van de drie daders van de recente Parijse terreurdaden “geradicaliseerd zouden zijn tijdens hun verblijf in de gevangenis”.

Zelfs als dat klopt, dan is dat niet direct een representatieve basis voor beleidsconclusies. Bovendien gaat het om Franse gegevens, die niets zeggen over de Belgische situatie.

Voor België zelf verwees de regering naar het feit dat er 35 ‘moslimradicale’ gedetineerden zouden zijn, die “een ernstig risico betekenen op het vlak van radicalisering”. Het blijft vooralsnog echter onduidelijk of er concrete informatie voorhanden is die aantoont of en op welke manier deze personen daadwerkelijk zorgen voor een radicalisering van hun omgeving.

Ook als we aannemen dat er in België sprake is van radicalisering in gevangenissen (wat zeker plausibel is), dan moet de segregatiemaatregel aantoonbaar bijdragen aan het oplossen van dat probleem. Buitenlandse ervaring suggereert dat zij die in de aparte afdeling belanden, mogelijk alleen maar extremer zullen worden. Wordt het bovendien geen soortement van prestigieus ‘cv-element’ voor jihadisten?

Nu is de maatregel natuurlijk vooral bedoeld om te vermijden dat de ‘gewone’ moslim in het gevangeniscircuit zou radicaliseren. Maar ook op dat vlak is het onduidelijk of de aanpak zal werken. Riskeert de maatregel bijvoorbeeld geen solidariteit met de geïsoleerde extremisten in de hand te werken? Zullen zij op die manier niet juist een helden- en martelarenstatus krijgen?

Verder zijn er vele paden tot radicalisering in de gevangenis: beïnvloeding door medegevangenen is er slechts één van en mogelijk zelfs niet de belangrijkste.

Praktische bezwaren

Afgezien van mogelijke juridische problemen met de maatregel, lijkt ze vooral in praktisch opzicht ongeveer even haalbaar als het fileren van mist.

Wat is dat immers exact, ‘radicalisering’? En wanneer ben je ‘geradicaliseerd’ en ‘radicaliseer’ je anderen? Dat is niet zwart-wit bepaalbaar, laat staan makkelijk vast te stellen in de praktijk. Niettemin worden er verregaande gevolgen aan de inschatting gekoppeld.

Belangrijker nog is dat iemand extreem religieus en radicaal kan zijn zonder enig gevaar op te leveren, terwijl omgekeerd sommige ogenschijnlijk gematigde religieuzen (of a- en anti-religieuzen) net een groot risico kunnen vormen; ook op het vlak van beïnvloeding van anderen.

Bovendien wordt het radicalisme van de moslim(gevangene) eenzijdig geproblematiseerd. Ook niet alle radicale of devote moslims zijn echter gelijk: we moeten vermijden om pakweg iedereen te viseren die zijn baard laat groeien, of die zich strikt aan islamitische voorschriften houdt.

Zelfs moslims die westerse waarden verwerpen hoeven geen probleem te vormen. Ook voor hen moet ruimte bestaan, zolang die verwerping geen gewelddadige vormen aanneemt. Kortom: radicalisme is het probleem niet; geweld is het probleem.

Weemoedigheid

“Angst is een slechte raadgever”, zegt Jan Jambon terecht. Samen met de rest van de regering lijkt hij die raadgever echter wel een luisterend en gewillig oor te bieden.

Maar we moeten toch íets doen? Zo luidt vaak de reactie op degenen die vraagtekens plaatsen bij maatregelen in reactie op een crisis of dreiging.

Zelf zijn wij geen aanhangers van de sta-daar-niet-zo-maar-doe-iets!-benadering van crisisbeleid. Als de voorstellen die men doet niet zullen werken of meer kwaad zullen doen dan goed, dan is het blindelings implementeren ervan – gewoon, om maar iets te doen – een vergissing.

Er is bovendien meer dan genoeg dat de regering wél kan doen. Beveiligingsmaatregelen zijn uiteraard op hun plaats. Verder bevat het recht al talloze middelen om de terrorismeproblematiek het hoofd te bieden: ook die kunnen en moeten strategisch en doelgericht worden toegepast. Nieuwe wetgevende maatregelen zijn op de meeste vlakken onnodig.

Het komt daadkrachtig over om nieuwe ‘Wondermiddelen’ te lanceren, maar in tijden van maatschappelijke onrust is het belangrijk dat de Staat zelf zijn kalmte bewaart en zijn rechtsstatelijke grondslagen niet verkwanselt.

In de bescherming van die grondslagen is radicalisme niet alleen toelaatbaar; het is noodzakelijk.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content