Jan Tuerlinckx

Fiscus mag onwettig bewijs gebruiken: ‘Opent deur naar langere en meer betwistingen’

Men zou geneigd zijn om te denken dat de Cassatierechtspraak over de ruime toelaatbaarheid van bewijs, zelfs het onrechtmatig bewijs, een goede zaak is voor een efficiënte fiscale rechtshandhaving. Dat zal echter gezichtsbedrog blijken, zegt advocaat Jan Tuerlinckx.

Het Hof van Cassatie heeft op 22 mei beslist dat de fiscus voortaan onrechtmatig verkregen bewijs mag gebruiken tegen een belastingplichtige, meldt De Standaard. Volgens het arrest zullen die bewijzen enkel nog geweerd kunnen worden als de fiscus flink uit de bocht is gegaan, of als een eerlijk proces onmogelijk is. De uitspraak leidt tot grote zenuwachtigheid bij fiscaal advocaten. Lees hieronder een opiniestuk van advocaat Jan Tuerlinckx.

De Cassatierechtspraak over onwettig bewijs opent de deur naar langere en meer fiscale betwistingen

Uiteraard moet fiscale fraude moet gesanctioneerd worden. Even vanzelfsprekend moet de administratie controlemiddelen hebben. Maar die moeten een duidelijke finaliteit hebben. Ze moeten leiden naar belastingheffing en inning. Liefst op heel korte termijn. Vraag dat maar eens aan minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA). Voor het diepe gat dat hij moet vullen heeft hij het geld snel, zeer snel, nodig. Zijn collega op Justitie minister Koen Geens (CD&V) slooft zich uit zijn budget binnen de perken te houden. Hij doet dit door het aantal mogelijkheden tot procedure te beperken. De politieke contradictie is dat er moeilijk een meer strijdig principe met de basisuitgangspunten van beide eminente ministers kan worden gevonden dan de open bewijsnorm in fiscaliteit die het Hof van Cassatie nu bevestigt.

Vandaag is de gemiddelde doorlooptijd van een fiscale zaak drie à vier jaar. De cassatierechtspraak van 22 mei 2015 zal nu dubbel effect hebben. Er zal over meer betwisting kunnen gevoerd worden en de betwistingen zullen langer duren. Want procedures over de vraag of een bewijsmiddel rechtvaardig was of niet kunnen tot in het oneindige gevoerd worden. Het is vaak een subjectieve beoordeling wat rechtvaardig is. En dus kan elke rechterlijke instantie daarover een andere mening hebben. In ultimo komt die beoordeling toe aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. U begrijpt het al. Dan zijn we pas goed vertrokken, wellicht voor een procesduur van meer dan 10 jaar.

Als de belastingambtenaren zich strikt moeten houden aan de bewijsregels dan is er duidelijkheid. Een rechtsstaat heeft nood aan duidelijke normen. Alleen die zijn snel af te dwingen en dragen dus bij tot een efficiënte fiscale rechtshandhaving. Elke speler – ambtenaar, maar evenzeer belastingplichtige – weet zo wanneer hij buiten de lijnen kleurt, hij afgestraft zal worden. Het is dit principe dat zorgt voor rechtszekerheid en is rechtstaat waardig.

De cassatierechtspraak van 22 mei 2015 knoopt geenszins aan bij de traditie om sneller en efficiënter tot belastinginvordering over te gaan, daar waar de belastingregels geschonden zijn of fraude in het spel is. Ingendeel. De efficiëntie van het systeem zal aanzienlijk verminderen. Omdat een belastingambtenaar altijd zal verleid worden om over de grenzen van het wettelijke toelaatbare bewijs te gaan om het ultieme bewijs van de fraude aan te tonen. Dat is de natuur van ieder mens die een onderzoeker is en uiterst gepassioneerd bezig is met zijn beroep.

Nieuwe vruchten groeien nu eenmaal voort uit dezelfde besmette boom

Overigens bewijst rechtspraak van het Hof van Cassatie die nauwelijks zes weken ouder is dan deze die nu behandeld wordt, dit duidelijk. Cassatie bevestigde in een andere zaak over onrechtmatig verkregen bewijs, dat dat bewijs juist niet mag worden aangewend. In die specifieke casus oordeelde het Hof dat eenmaal een bewijs onrechtmatig verkregen werd, de fiscus geen nieuwe onderzoekshandelingen mag stellen op basis van die onrechtmatigheid. Zij liet met het arrest evenwel de deur nog op een kier staan voor zogenaamd onderzoek van de fiscus dat niet steunt op het onrechtmatig verkregen bewijs.

Wat concreet deze kier inhield, is voor menig fiscale advocaten duidelijk: elk onrechtmatig verkregen bewijs werpt meteen het gif op het gehele fiscale onderzoek vermits de resultaten van alle navolgende – zelfs rechtmatige – onderzoekshandelingen met deze zelfde onrechtmatigheid zullen behept zijn wanneer die er onlosmakelijk verband mee houden in de tijd en ruimte. Nieuwe vruchten groeien nu eenmaal voort uit dezelfde besmette boom. Dat een administratie die boom vervolgens snoeit bovenaan, wil niet zeggen dat de nieuwe vruchten niet besmet zijn. De boom is in zijn geheel besmet.

Als we nu met z’n allen willen dat alle fiscale-fraudeonderzoeken eindigen voor het Hof van Cassatie, dan moeten we blij zijn met de huidige evolutie. In elk ander geval moeten we dat ten stelligste betreuren. Omdat zelfs de schatkist daarbij geen winnaar zal blijken.

Wat moet het dan wel zijn? Het duidelijk afstand nemen van de open beoordeling van de bewijslast. Omdat – anders dan over een gesloten bewijswaarde – over die open bewijswaarde oneindig gediscussieerd kan worden.

Het eenvoudigste is dat er een duidelijke bewijsafbakening is, die niet ter discussie kan staan. Alleen zo wordt aan de belastingplichtige verplicht om de discussie over de belastbare grondslag en concrete fouten te gaan. De belastingplichtige moet toch zo snel mogelijk gedwongen daarover te praten en met deze cassatierechtspraak zijn we eens te meer een stap daarvan verwijderd. Niemand wint bij uitgebreide veldslagen om de procedure.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content