Astrid De Bruycker (SP.A)

‘Financiering sociale tolken: anderstaligen uitsluiten om systeem te begrijpen, kan nooit een goed idee zijn’

Astrid De Bruycker (SP.A) Schepen van Schepen van Gelijke Kansen, Participatie en Buurtwerk in Gent

‘Sociaal tolken moet iedere burger in staat stellen om zijn rechten uit te oefenen en zijn plichten na te komen. Belangrijke dienstverlening dus’, schrijft schepen in Gent Astrid De Bruycker (SP.A) over de plannen van de Vlaamse regering om de financiering voor de dienstverlening af te bouwen.

Zowat alle sociale organisaties, ziekenhuizen en scholen in Vlaanderen zitten met een probleem. Sinds maandag 16 september 2019 heeft de Vlaamse overheid geen geld meer voor de tussenkomst van sociaal tolken en ze voorziet geen extra financiering. Bovendien gaan geruchten dat de volgende Vlaamse regering de financiële tussenkomst voor het sociaal tolken wil verminderen of zelfs volledig stopzetten. Sociaal tolken moet er nochtans voor zorgen dat iedere burger, ook wie nog onvoldoende Nederlands spreekt, toegang heeft tot publieke en medische dienstverlening. Sociaal tolken moet iedere burger in staat stellen om zijn rechten uit te oefenen en zijn plichten na te komen. Belangrijke dienstverlening dus.

Financiering sociale tolken: anderstaligen uitsluiten om systeem te begrijpen, kan nooit een goed idee zijn.

Sociaal tolken is onmisbaar in de praktijk, en toch verbaast het me niet dat de dienstverlening onder druk komt te staan. De voorbije jaren liet Vlaams minister voor Inburgering en Integratie Liesbeth Homans (N-VA) zich meermaals negatief uit over het aanbod van en de nood aan sociaal tolken. Helaas lijken die commentaren mij vooral gebaseerd op enkele hardnekkige mythes over sociaal tolken. Het afschaffen ervan zal namelijk een grote maatschappelijke kost met zich meebrengen, die het huidige budget voor tolken vele malen overschrijdt.

Stad Gent investeert jaarlijks 500.000 euro in tussenkomsten voor sociaal tolken bij stadsdiensten, scholen en middenveldorganisaties. Sociaal tolken is een onderdeel van een doordacht communicatie- en taalbeleid, met als doestelling een breed toegankelijke dienstverlening voor alle Gentenaars. Het tolken gaat dus hand in hand met andere maatregelen zoals een ruim aanbod om formeel en informeel Nederlands te leren of basisregels voor heldere communicatie.

Als schepen van Welzijn en Gelijke kansen kom ik dagelijks in contact met organisaties die zonder het sociaal tolken de drempels naar hun dienst- of hulpverlening zouden zien verhogen. Gelukkig blijft de impact van de beslissing van de Vlaamse overheid enigszins beperkt in Gent. Helaas niet zo voor de rest van Vlaanderen. In het belang van een toegankelijke dienstverlening voor alle Vlamingen, wil ik graag wat dieper ingaan op enkele hardnekkige mythes die over het sociaal tolken de ronde blijven doen.

Mythe 1: ‘Anderstaligen vragen te veel tolken aan omdat ze geen Nederlands leren.’

Anderstaligen kunnen nooit een sociaal tolk aanvragen bij een tolkendienst. Ze hebben simpelweg geen toegang tot het aanvraagsysteem. Het is altijd een dienst- of hulpverlener die beslist of die een tolk aanvraagt voor een gesprek. Het is ook de dienst waarvoor die medewerker werkt, die de tolk vergoedt. Stad Gent betaalt dus de rekeningen van interne en externe diensten die ze gebruiken. Waarom? Omdat we vinden dat sociaal tolken er in eerste instantie zijn om dienstverleningen toegankelijker te maken, en om er voor te zorgen dat een dienstverlener een essentieel onderdeel van zijn job, namelijk kwaliteitsvol communiceren, beter kan uitvoeren. Net zoals we onze gebouwen voor rolstoelgebruikers toegankelijk maken, door het plaatsen van een hellend vlak of andere ingrepen, voorzien we een tolk voor anderstaligen die nog Nederlands aan het leren zijn.

De tolk wordt dus enkel voorzien wanneer de dienstverlener dat nodig acht. In Gent hebben we, als onderdeel van het taalbeleid, een kader ontwikkeld voor medewerkers, dat hen toelaat bewust te kiezen wanneer wel of niet een tolk aan te vragen. We gebruiken een stappenplan waarin ook andere taaloverbruggende instrumenten hun plaats krijgen. Het stappenplan ondersteunt de besluitvorming van onze medewerkers, en garandeert dat een anderstalige burger bij álle dienstverleners op een gelijkaardige manier toegang krijgt.

Mythe 2: ‘Er wordt té vaak en onbedachtzaam een beroep gedaan op sociaal tolken.’

Ook deze mythe wortelt in de foutieve aanname dat anderstaligen te pas en te onpas zelf een tolk aanvragen, én dat hulpverleners te vaak beroep doen op assistentie van een tolk. Een onderzoek uitgevoerd door de Universiteit Gent op vraag van Geert Bourgeois – Homans’ partijgenoot en voorganger als minister van Inburgering – toont echter aan dat dienstverleners juist heel bedachtzaam omgaan met het inschakelen van een tolk. Vooraleer dienstverleners die stap zetten, proberen ze altijd eerst het Nederlands, Engels of Frans. Daarnaast gebruiken ze gebaren om de communicatie goed te doen verlopen, en een brede waaier aan (de meest creatieve) hulpmiddelen zoals Google Translate, pictogrammen, zelfgemaakte woordenlijsten…. Een sociaal tolk is vaak het laatste redmiddel.

Het stijgend gebruik van sociaal tolken ligt niet aan ‘het stijgend aantal anderstaligen dat de moeite niet doet om Nederlands te leren’, maar aan het feit dat steeds meer hulpverleners de voordelen ervan inzien.

Tolken worden voornamelijk ingeschakeld als de communicatie en dus de dienstverlening helemaal dreigt mis te lopen door misverstanden en miscommunicatie. Het onderzoek toont aan dat sociaal tolken eigenlijk nog te weinig ingeschakeld worden, omdat het voor veel hulpverleners ‘onbekend en onbemind’ is. Eén van de aanbevelingen was dan ook om dienstverleners te sensibiliseren om tolken preventief, dus vanaf het begin van een dienstverleningstraject in te schakelen. Op lange termijn is dat namelijk kostenbesparend – zeker op maatschappelijk vlak.

Vooral in de gezondheidssector is hier al veel onderzoek over beschikbaar, onder meer bij diabetici. Een goede communicatie én diagnose zorgt voor een duidelijke behandeling en opvolging van de therapie. Dokters draaien niet langer nodeloos rondjes bij het stellen van hun diagnose, omdat de communicatie niet goed loopt. Het vermijdt onnodige en vaak dure onderzoeken, giswerk en extra kosten.

Het stijgend gebruik van sociaal tolken ligt niet aan ‘het stijgend aantal anderstaligen dat de moeite niet doet om Nederlands te leren’, maar aan het feit dat steeds meer hulpverleners de voordelen ervan inzien. Die zijn er quasi onmiddellijk: sociaal tolken zorgt voor een duidelijke, correcte en transparante communicatie tussen dienstverlener en anderstalige. Het vermijdt misverstanden en conflicten, en het bevordert het vertrouwen tussen beide partijen.

Mythe 3: ‘Sociaal tolken verhinderen de integratie van anderstaligen.’

Sociaal tolken zien we in Gent dus als één van die vele hulpmiddelen die de toegankelijkheid van dienstverleningen bevordert. Dat biedt kansen aan anderstaligen om te participeren, een noodzakelijke stap voor integratie. Integratie zie ik als een wederzijds proces, waarbij ook de ontvangende samenleving de moeite moet doen om (onder andere) dienstverlening toegankelijker te maken. Als anderstaligen beter verstaan hoe de samenleving werkt, dan kunnen ze er sneller in mee draaien. Integratie is geen een unilateraal proces, waarbij enkel de anderstalige zich moet inzetten. Die inzet wordt vervolgens te vaak gereduceerd tot en gemeten aan de hand van de kennis van het Nederlands.

Kinderen inschakelen om te tolken schaadt de toekomst van het kind (vaak missen ze daardoor lesuren op school) en werkt de integratie van de ouder niet in de hand – integendeel.

Alle bevraagde dienstverleners én anderstaligen in bovenvermeld universitair onderzoek verkiezen nog altijd rechtstreekse communicatie zonder sociaal tolk. Beide partijen onderstrepen het belang van Nederlands leren en kennen. Anderstaligen getuigen hierbij over hun nood aan en streven naar zelfredzaamheid. Sommigen gaven aan het moeilijk te hebben met complexe en belangrijke gesprekken, vooral over hun kinderen en de school, hun gezondheid of onzekere verblijfssituatie. In die gevallen zijn ze dan ook heel dankbaar dat een dienstverlener een tolk voorziet en de tijd neemt om naar hen te luisteren.

Het inzetten van sociaal tolken vermijdt bovendien dat ouders hun kinderen (moeten) inzetten als tolk bij gesprekken waar ze beter niet bij aanwezig zijn. Kinderen inschakelen om te tolken schaadt de toekomst van het kind (vaak missen ze daardoor lesuren op school) en werkt de integratie van de ouder niet in de hand – integendeel. Anderstalige gebruikers van sociaal tolken ervaren gesprekken waar een tolk begeleidt als oefenmomenten om het Nederlands beter te leren. Ze zien tolken bovendien als rolmodel voor hun eigen toekomst, blijkt uit het eerder vermeld onderzoek.

Kortom, kunnen we de inzet van sociaal tolken en de effecten ervan op integratie van anderstaligen meetbaar maken? Neen, integratie laat zich moeilijk in kwantitatieve gegevens vatten, net omdat het een wederzijds proces is waar ook de samenleving zich voor moet inzetten. Wat we wel zeker zijn is dat een toegankelijke dienstverlening participatie bevordert, en dit vervolgens zorgt voor een betere integratie. Anderstaligen uitsluiten door hen de kans te ontnemen om het systeem te begrijpen, te participeren en hun rechten en plichten uit te oefenen, is geen goed idee. Als we ons als samenleving zo opstellen, dan zullen we daar op lange termijn de prijs voor betalen. Een dergelijk beleid vergroot enkel de groep mensen die aan de zijlijn blijven staan. Laat het net dat zijn wat we willen vermijden in een inclusief en goed functionerend Vlaanderen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content