Filosofe Tinneke Beeckman: ‘Mensen kunnen lijden best verdragen, zolang ze maar weten waarom’

© iStock
Tinneke Beeckman
Tinneke Beeckman Moraalfilosofe, columniste en auteur van 'Ken jezelf' (Foto: © Nathalie Samain)

Tinneke Beeckman is filosofe en beantwoordt voor Knack elke week een moeilijke vraag. Deze week: wanneer is tegenslag een zegen?

Uitdagingen maken je sterker. Tegenslag kan zelfs een zegen zijn. Een moeilijke test kan je aanzetten om jezelf te overtreffen, een ontslag kan tot een creatievere job leiden, een diep verdriet tot betere relaties. Want mensen zijn niet fragiel. Bij spanning breken ze niet zoals een porseleinen kopje. Ook zijn ze niet echt veerkrachtig, zoals een plastic beker. Die valt zonder te barsten, maar ook zonder te verbeteren. Mensen veranderen wel. Als ze leren omgaan met tegenslag, worden ze er beter van. Dat beweert de Libanese denker Nassim Taleb. Mensen zijn anti-fragiel, schrijft hij. Ze worden krachtiger wanneer ze uitgedaagd worden. Die gedachte staat haaks op de veronderstelling die al te beschermende opvoedingstechnieken schragen. En op levenshoudingen die je aansporen jezelf als een broos wezen te behandelen, dat makkelijk door de buitenwereld kan worden beschadigd.

Natuurlijk zijn er tegenslagen die je niet te boven komt, omdat ze te schadelijk zijn.

Taleb herneemt een gedachte die Nietzsche eerder en veel filosofischer gestalte gaf: een geslaagd mens ‘buit vervelende voorvallen tot zijn eigen voordeel uit; wat hem niet ombrengt, maakt hem sterker’. Omarm het lot, wat het je ook brengt: amor fati. Dat motto is geen pleidooi voor lijden. Wat wel telt, is hoe je je tot ongeluk of overmacht verhoudt. Al het noodzakelijke, ook het pijnlijke, het moeilijke, wil Nietzsche als iets moois zien: ‘Ik wil steeds meer leren, het noodzakelijke aan de dingen als het schone te beschouwen. Zo zal ik een van diegenen zijn die de dingen schoonheid verlenen. Amor fati: dat zal van nu af mijn liefde zijn! Ik wil geen oorlog voeren tegen al wat lelijk is. Ik wil niet aanklagen, ik wil niet eens de aanklagers aanklagen. (…) En, alles bij elkaar en in het groot: ooit wil ik nog eens uitsluitend iemand zijn die ja zegt!’

Als je ‘ja’ zegt, zoek je geen rechtvaardiging, geen compensatie of geen beloning voor je lijden. Want die rechtvaardiging of beloning komt er niet. Religieuze en metafysische systemen formuleren wel een reden of een doel: mensen moeten lijden als straf, als schulderkenning, als weg naar verlossing. Daarom zijn die systemen populair, want mensen kunnen lijden best verdragen, zolang ze maar weten waarom. Niet lijden, maar zinloos lijden is voor hen ondraaglijk. Nietzsche staakt die zoektocht. Het lijden is er, omdat het deel uitmaakt van het leven.

Vaak besef je pas na een moeilijke periode hoe solide je bent.

Natuurlijk zijn er tegenslagen die je niet te boven komt, omdat ze te schadelijk zijn. Dat zal niemand ontkennen. Maar er zijn omstandigheden waarbij ongeluk juist meer geluk mogelijk maakt. Psychologen geven hiervoor drie aanwijzingen. De tegenslag moet je toelaten om je verborgen kwaliteiten te ontdekken. Je weet niet waartoe je in staat bent, tot ervaring het je bijbrengt. Die kennis verandert je zelfbeeld. Vaak besef je pas na een moeilijke periode hoe solide je bent. Deze nieuwe appreciatie geeft vertrouwen om toekomstige uitdagingen aan te kunnen. Als je daarna zware omstandigheden kent, kom je deze sneller te boven. Tegenslag kan ook positief zijn als hij je toelaat relaties dieper te beleven. Hij werkt als een filter: je waardeert relaties meer, je wordt milder en verdraagzamer, je voelt meer dankbaarheid en empathie. Ten slotte verandert een beproeving de dagelijkse prioriteiten. Je beseft dat kleine, onbeduidende ergernissen of conflicten geen aandacht verdienen. Tegenslag heeft dus vooral voordelen als je die ondergaat terwijl je nog veel mogelijkheden hebt in het leven, als je de middelen hebt om hem te overwinnen, en als het ongeluk niet te groot is. Daarbij zit een belangrijke sleutel in hoe je naar je leven kijkt. Voor zielsverwanten formuleert Nietzsche deze opmerkelijk gedachte: ‘De mensen bij wie ik me enigszins betrokken voel, wens ik lijden toe, verlatenheid, ziekte, slechte behandelingen, onwaardigheden (…) ik heb met hen geen medelijden, want ik wens hen het enige waardoor men kan aantonen of men iets waard is, of niet – dat men volhardt.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content