Matthias Depoorter

Expo: Leonardo van het Noorden – Joos van Cleve

Matthias Depoorter Matthias Depoorter is recensent Expo.

Aachen eert Joos van Cleve, een vergeten ambachtsman met een firma met zetel in Antwerpen.

Aachen eert Joos van Cleve, een vergeten ambachtsman met een firma met zetel in Antwerpen.

Ode aan een vergeten ambachtsman

Liefhebbers van minder bekende, maar uitstekende schilders worden dezer dagen verwend. Joos van Cleve (1485/90-1540/41) wordt in het Aachens Suermondt-Ludwig-Museum met de expo Leonardo van het Noorden (****) opgevist. In principe is dit zelfs de eerste grote retrospectieve tentoonstelling van de man.

Hij is de derde coryfee van de zestiende-eeuwse schilderkunst in de Nederlanden die op korte tijd gefêteerd wordt. Jan Gossart schittert op haast onnavolgbare wijze in de National Gallery in Londen, na eerder in het Metropolitan tentoongesteld te zijn. Lucas van Leyden krijgt in Museum de Lakenhal in Leiden een grote expo rond zijn tijdgenoten en hun context. Het gaat telkens om drie tenoren uit de eclectische zestiende eeuw. Het is een tijdsgewricht waar we moeilijk vat op krijgen omwille van de verschillende nieuwe genres die ontstonden, en de nieuwe burgerlijke kunstliefhebbers die dat proces versnelden. De productie werd opgedreven: de kunstmarkt was geboren.

Joos van Cleve stond aan het hoofd van het succesvolste en grootste Antwerpse schildersatelier in de zestiende eeuw. Het productietempo lag hoog en de kwaliteit schommelde. Ook dat kan men vaststellen op de expo in het Suermondt-Ludwig, een ode aan een vergeten ambachtsman. Van Cleve stond nog sterk onder de invloed van de Vlaamse primitieven, maar bracht ook allerlei renaissancistische en maniëristische stijlverwantschappen in zijn oeuvre samen.

Koppig zelfportret

Ook al kennen we van Cleve niet goed, toch weten we wel hoe hij eruitzag. De man portretteerde zichzelf graag en smokkelde zijn beeltenis al eens in een devoot altaarstuk. Van Cleve was duidelijk een karakter. Kijk maar naar de zelfbewuste blik in het Madrileense zelfportret. Memling is niet zo veraf, al zal men bij de meester uit Seligenstadt die graad van zelfbewustzijn tevergeefs zoeken. Knap dus, ook al hypothekeert het ouderdomscraquelé sterk de leesbaarheid.

De portrettist was de eerste gespecialiseerde schilder in de kunstgeschiedenis. Naar verluidt liepen ze niet bij bosjes rond, toch niet aan de renaissancistische hoven in het zuiden. Voor deze discipline keek men vooral begerig naar de Nederlanden. Nergens liepen er meer geschoolde portrettisten rond. Niet verwonderlijk dat men hen naderhand aan buitenlandse vorstenhoven tegenkomt. Het technisch vernuft van de portrettist werd door vorst of prelaat financieel tegemoetgekomen. Die uitzonderingspositie en de verhoogde wedde zorgden bij sommige kunstenaars voor een verbeterde sociale status. Jan van Eyck is daar de belichaming van.

De mercantiele geest van Van Cleve verhinderde niet om ook echte kwaliteit te maken. Zo schilderde hij het portret van Frans I, koning van Frankrijk – dat was niet aan iedereen gegeven. De beroemdste beeltenis van de Franse koning werd door zijn hofschilder Jean Clouet vervaardigd. (Musée du Louvre, Parijs) Van Cleve pakte het anders aan, weg van de koele tonaliteit van het superieure portret van Clouet. In die warme toon van Van Cleve – of speelt de veroudering hier een rol in? – merken we een indrukwekkende shift van flou naar haarscherp. De ragfijne baardhaartjes, de texturen van het textiel en de zachte pulsering in het inkarnaat zijn weergaloos. Frans I bevindt zich op de expo overigens in een mooi samengestelde portrettengalerij.

Dit is een klassiek opgestelde expo met een zestigtal werken die deftig uit de verf komen. Had men de ruimte wat verdonkerd, dan had het flatterende licht van uitgekiende spots de schilderijen nog wat meer reliëf gegeven. Zeer opvallend: niet zelden komt de ondertekening doorheen de picturale lagen piepen.

Succesvol merk

In de vroege zestiende eeuw merkt men de invloed van Leonardo da Vinci (1452-1519) in de Antwerpse kunstproductie. Zelfs een late primitief als Gerard David, later in zijn carrière eveneens op de Antwerpse markt actief, werd door het Toscaanse genie beïnvloed. Ook Antwerpens eerste schilder, Quinten Metsys, liet zich inspireren door Da Vinci. Kunstwetenschappers beweren dat de massa leonardeske werken die tussen 1515 en 1535 op de markt in Antwerpen aangeboden werden, hoofdzakelijk door de firma Van Cleve geleverd werden of minstens rechtstreeks beïnvloed werden. Een vijfde van de totale productie van het atelier van Van Cleve bestond uit kersenmadonna’s, heilige families en verstrengelde kindjes die op de leest van Da Vinci geschoeid waren. Da Vinci was toen al een succesvol merk; en Van Cleve een onvervaard entrepreneur.

De navolging van Da Vinci was toegespitst op populaire composities, maar betrof ook zijn techniek. Da Vinci bereikte met het sfumato – letterlijk rook, of een soort wazige voile – een haast ongeëvenaarde harmonie in zijn kunst. Het ging om rondheid,bekoorlijkheid en een onzichtbare toets. Ook Van Cleve was een subtiele colorist. Hij keek misschien ook op naar Da Vinci en trachtte diens sfumato te doorgronden. Hij kwam echter met een eigen variatie op de proppen.

Van dichtbij valt Van Cleves techniek op. Een afgewerkt hoofd krijgt enkele snelle borstelstreken mee, waardoor een wazig sfumato ontstaat – net alsof een restaurateur wat dekkende verf heeft aangebracht. Vanaf een afstand geeft dit een goed effect, van dichtbij werkt het storend. Da Vinci kopieert men blijkbaar niet zomaar. Ook zijn Italiaanse adepten werkten meestal met een andere tonaliteit en vervielen in de uitersten: een zeemzoete of een koele tonaliteit.

Meer dan zestig stukken tonen aan hoe je als kunstenaar een commerciële hit kan worden en tegelijkertijd ook diepgang en persoonlijkheid naar waarde kan weten te schatten. Van Cleves versie van een Lucretia is bijvoorbeeld hoogwaardig. Plooival, doorschijnende voile en blauwe aders in het inkarnaat werken een stuk, dat over het algemeen in serie gemaakt werd en dat zelden visueel pleziert, op.

Gossart in New York en Londen. Van Leyden in Leiden. Van Cleve in Aachen. Wie zullen we bij ons eens uit die zestiende eeuw opvissen? Quinten Metsys of Bernard van Orley?

Leonardo van het Noorden – Joos van Cleve
Tot 26 juni
Suermondt-Ludwig-Museum Aachen

Matthias Depoorter

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content