Ex-triatlete wordt sportfilosofe: Sandra Meeuwsen stelt het topsportcircus ter discussie

© Jelle Vermeersch

Het WK in Qatar noemt ze een politieke deal, Messi is gek van klatergoud en Ronaldo hanteert een dubbele moraal: sportfilosofe Sandra Meeuwsen is niet mals voor ‘het amorele circus van de mondiale topsport’.

De hiernavolgende studie ontsluit de figuurlijke “beerput” van de mo- derne sport, waarin de krachten die eruit verbannen zijn sinds haar geboorte, in zekere zin toch actief zijn gebleven.’ Zo opent het proefschrift waarmee Sandra Meeuwsen in september doctoreerde aan de VUB. Via Nietzsche, Heraclitus, Spinoza en talloze anderen fileert de Nederlandse sportfilosofe wat zij ‘de schaduwkanten’ van de (top)sport noemt: denk aan doping, doorgeschoten commercie, racisme, de afwezigheid van ethiek en (seksueel) misbruik.

‘Nou, ik blijf een believer, hoor,’ lacht Meeuwsen, die zelf ooit een subtopper in het Nederlandse triatlon was. ‘Dat is de magie van sport. Als je het eenmaal hebt beleefd – en dan bedoel ik: je er ten volle door hebt laten opzuigen – dan hunker je naar meer. Maar sport is ook een beerput, ja. Ik koos dat woord vanwege het prikkelende beeld: iets vuils wordt ondergestopt, maar vroeg of laat moet je er toch mee dealen. Pas later heb ik mijn eigen beeldspraak ten volle begrepen. Een beerput is namelijk een hele vruchtbare plek. Schep hem leeg en zaden ontkiemen. Wat misloopt, kan worden hersteld. Maar eerst moet je erkennen dat de rotzooi bestaat en dat de sport die ten dele over zichzelf afroept.’

Messi is niet onschuldig. Zijn verlangen naar klatergoud houdt het systeem mee in stand.

De schaduwkanten doken al op bij de geboorte van de moderne sport, eind negentiende eeuw, zegt Meeuwsen. Baron Pierre de Coubertin blies in 1896 de Olympische Spelen, oorspronkelijk een traditie bij de oude Grieken, nieuw leven in. Rond die tijd begonnen ook de eerste voetbalcompetities. Meeuwsen: ‘De Coubertin zag sport als een viering van lichamelijke kracht. Hij wilde het lichaam bevrijden uit de verstikkende Victoriaanse moraal, maar het omgekeerde gebeurde: sport werd disciplinering. Wie zijn lichaam het best beheerste, won. Eind negentiende eeuw is het tijdperk van de industrialisering. Het lichaam werd een werktuig om te sturen en te disciplineren. Het economische denken drong binnen in de sport. Er kwamen reglementen, codes, statuten, tuchtrecht. Toch hield men vast aan het ideaalbeeld dat sport iets puurs en louterend was. Bij het ontstaan van het voetbal werden overtredingen eerst niet gezien als opzettelijke fouten, maar als vergissingen. Later ging men bestraffen. De vraag werd: wat is sportief en wat niet? En maakt het uit dat we iets niet sportief vinden wanneer het volgens de regels wél mag? Dan moet je niet schrikken wanneer voetballer Luis Suarez een tegenstander in het oor bijt.’

Hoe bedoelt u?

Sandra Meeuwsen: We verwachten totale overgave van sporters. We verheerlijken hun passie en wilskracht. Tegelijkertijd mag er binnen het kader van de regels almaar minder. Officieel keuren we het gedrag van Suarez af, tezelfdertijd romantiseren we het, als de prijs die we moeten betalen voor zijn temperament en zijn winnaarsdrang. Terwijl: wie heeft ooit bepaald dat winnen de enige, absolute waarde is?

Briljante voetballers die over de schreef gaan, zoals Diego Maradona, wordt alles vergeven. Hoe zouden we over hem oordelen als hij politicus, jurist of boekhouder was? Maradona werd bij zijn overlijden zowat heilig verklaard.

Meeuwsen: Die neiging wordt steeds erger. In Nederland gebeurt dat met Johan Cruijff. Hij wordt vereerd als een god, terwijl Cruijff ook een dwingende persoonlijkheid had waar best wat op aan te merken viel. Al bestond er ook een verbindende kant. Denk maar aan de goede doelen van de Johan Cruijff Foundation.

The Guardian onthulde dat minstens 6500 Indiërs, Nepalezen en Pakistani stierven in de aanloop naar het WK voetbal in Qatar. Het gaat om moderne slaven, die handenarbeid verrichten bij 50 graden Celsius. Is het immoreel om te gaan voetballen in Qatar?

Meeuwsen: Eerder amoreel: er is geen moraliteit in het spel. Het instituut sport zoals we dat vandaag kennen, doet niet aan morele oordelen. De sport beroept zich op een ideaalbeeld en acht zichzelf daardoor per definitie ‘onschuldig’. Nochtans draait het bij dat WK uiteraard niet om voetbal. Dat is maar een dekmantel. Het WK in Qatar is een politieke deal, beklonken door de Franse ex-president Nicolas Sarkozy, met zwaarwegende economische motieven. Ik denk niet dat iemand daarover verbaasd is, maar we verdoezelen dat graag, met praatjes over ontwikkeling: het voetbal gaat de infrastructuur van zo’n land verbeteren, of zelfs de maatschappij.

Waarom zijn mensenrechten enkel een issue wanneer het over sport gaat? Het Qatarese slavensysteem bestaat allang. Dat houdt ons niet tegen om Qatarees gas te kopen.

Meeuwsen: Sport is het vergrootglas van de samenleving geworden. Ik heb er begrip voor wanneer fans klagen dat alleen het voetbal ter discussie wordt gesteld – met als onderliggende argument: ga je ons enige pleziertje afpakken? – want dat is inderdaad hypocriet.

U gebruikte het woord ‘slaven’, maar wij zijn als liefhebbers evengoed verslaafd aan het spektakel. Wat willen we graag dat het spelletje weer door kan gaan, zeker nu, door corona. Geef het volk brood en spelen! Die hunkering, die maakt het moeilijk om vast te houden aan principes.

2020 was een verwarrend jaar voor sportfans. Mijn biologische klok leek van slag.

Meeuwsen: Ik ervaar het jaarlijks in juni: de Tour de France komt eraan! Dat zit diep in mijn psyche geëtst, maar door corona werd dat verlangen een keer niet ingelost. Een existentieel vacuüm. Daar leden sportfans meer onder dan van het niet-beleven van die wedstrijden zelf. Ik ben drie weken gaan fietsen. Alleen zo kreeg ik het gemis aan de Tour opgevuld.

De turbulentie van de coronaperiode zal het een en ander doen kantelen, denk ik. We werden teruggeworpen op onszelf en herijken wat we nog willen en wat niet. Ook de Olympische Spelen zullen ter discussie staan. Onder meer vanuit een nieuwe generatie atleten, die hun gezondheid niet op het spel willen zetten op een mega-evenement, midden in een pandemie. Opiniepeilingen leren dat 80 procent van de Japanse bevolking de Spelen niet over de vloer wil. Tja, wat ga je daar dan doen?

De atleten zijn nochtans een argument om de Spelen door te laten gaan: zij hebben er een leven lang naartoe gewerkt.

Meeuwsen: Dat is toch een schrijnend beperkte motivatie? Waarom zou een leven alleen bekroond kunnen worden met een medaille? Men moet dringend werk maken van mentale ondersteuning. In Nederland verloren we atleten aan suïcide. Uiteraard heeft zoiets altijd meerdere oorzaken, maar de magische sportbelofte is absoluut een voedingsbodem. Vaak moet sport een dieper, persoonlijk gemis bedekken. Maar als het sportieve doel wegvalt: wat blijft er dan over? Dat staat haaks op hoe Pierre de Coubertin de Olympische Spelen zag: als een ontmoeting van mensen die het leven vieren. Maar het ontmoeten werd een bijproduct.

Sandra Meeuwsen: 'Waarom zou een trainer onmisbaar zijn? Derwael moet in Tokio presteren, niet haar coaches.'
Sandra Meeuwsen: ‘Waarom zou een trainer onmisbaar zijn? Derwael moet in Tokio presteren, niet haar coaches.’© Serge baeken

Lionel Messi krijgt 555 miljoen euro voor vier jaar voetbal. Zijn contract stond drie jaar geleden ook al in de krant. Toen passeerde dat, nu niet. Door corona?

Meeuwsen: (knikt) Er is een kritische massa gegroeid van fans die niet meer slikken hoe het eraan toegaat. Dat geeft mij hoop. Nochtans bestaan er mensen die het monstercontract van Messi weten goed te praten, als een cynische uiting van de vrije markt: ‘Dat Arabische prinsen de clubs opkopen en de lonen opblazen? Tja, wat ga je eraan doen? Alles is toch te koop?’

Of Messi 555 miljoen verdient of 5 miljoen: zou het voor hemzelf een verschil maken?

Meeuwsen: Die vraag wordt nooit gesteld. Messi is ongetwijfeld beginnen te voetballen uit liefde voor het spel. Hij kwam in een circus terecht dat het zijne niet is, maar hij gaat er wel in mee. We hebben de neiging om spelers onschuldig te verklaren. Messi is heilig, de voetbalwereld is vies. Maar Messi’s verlangen naar klatergoud houdt dit systeem wel mee in stand. De fiscus zoekt hem voor belastingfraude, net als Cristiano Ronaldo. Dat is geen toeval, hoor.

‘De bobo’s verpesten het’, hoor je vaak. Die uitleg is te makkelijk?

Meeuwsen: Waarom zitten die bobo’s daar? Omdat er een achterban bestaat die hen daar plaatste, en die impliciet hun beleid goedkeurt. Voetballers vinden het systeem dat hen monsterlijk beloont fantastisch. En als ze dat niet zouden vinden, waarom stoppen ze er dan niet mee? Dat spanningsveld tussen schuld en onschuld boeit me. Waarom zou het publiek genoegen nemen met een extreem commerciële topsport, waarbij geld verdienen het hoogste doel is? De sport was niet altijd zo, het zit niet in het DNA. We kunnen het opnieuw veranderen. Kom maar eens weer bij zinnen.

In het Belgische turnen worden bondstrainers beschuldigd van machtsmisbruik en vernederingen. Is dat typisch voor die sport? Er zijn wel erg veel turnschandalen, en dat in nagenoeg alle landen.

Meeuwsen: Het is aantrekkelijk om dat te besluiten, maar daarmee laat je die sport aan zijn lot over. Turnen kent zeker een makkelijke voedingsbodem voor ontsporende machtsrelaties. Dat gaat terug op de militaire oorsprong van die sport. Gymnastiek gaat van oudsher samen met een cultuur van drillen en straffen en een sterke hang naar hiërarchie. Ook de gendercomponent speelt een rol. Het gaat over piepjonge meisjes, gecoacht door mannen.

In België richten de klachten zich vooral op coach Marjorie Heuls. Een vrouw.

Meeuwsen: Dat is erg uitzonderlijk, maar vrouwen kunnen natuurlijk verwikkeld raken in een machtsspel. Ik denk dat deze beerput nog maar net opengaat. Een generatie oud-turners en -turnsters vraagt erkenning voor hun slachtofferschap. Ze eisen dat hun sport een hygiëneslag maakt, opdat het hun opvolgers niet overkomt. Misstanden komen niet enkel voor in de topsport. Vernederingen, psychologisch of zelfs seksueel misbruik gebeuren net zo goed op amateurniveau. Ingesleten gewoontes moeten tegen het licht worden gehouden. In Nederland mogen jonge turnsters bijvoorbeeld geen onderbroek onder hun pak dragen. Hun ouders mogen de zaal niet in wanneer er getraind wordt. Waarom?

Sport kan een sublimatie van libidineuze driften zijn. Wanneer het thuis niet goed zit, leef je je uit op de fiets.

Eind maart presenteert een onderzoekscommissie haar conclusies over de misbruikaantijgingen in het Belgische turnen. Nina Derwael, topkandidate om goud te winnen in Tokio en gecoacht door Heuls, zegt: ‘Wat er ook bovenkomt in die commissie, ik blijf mijn trainers trouw.’

Meeuwsen: De afhankelijkheid is bij haar zo sterk dat het ondenkbaar werd om de relatie met haar coach los te laten. Dat is van de zotte. Waarom zou een trainer onmisbaar zijn? Derwael moet in Tokio presteren, niet haar coaches. De relatie tussen pupil en trainer is complex en wederkerig. Ze hebben elkaar nodig. Daar vindt een uitwisseling plaats die je niet een-twee-drie kunt duiden en die verder gaat dan het pure presteren. Je zou zo’n relatie psychologisch moeten analyseren. Waarom is Nina Derwael gaan turnen? Wat moet het compenseren? De turnfederatie wil ongetwijfeld graag die gouden medaille. Dat maakt het moeilijk om de rug te rechten. De neiging bestaat om te zeggen: ‘Als Derwael wint, dan nemen we dit maar voor lief.’

Lezers houden niet van artikels over corruptie of schandalen, weet elke sportjournalist.

Meeuwsen: Dat klopt. We willen de misstanden niet onder ogen komen. Maar het moet, want alleen dan is er kans op evolutie. Van verlies kun je leren. Ik vraag me alleen af of de moderne sport die denkoefening overleeft. Nemen we genoegen met Qatar? Trekken we naar de Spelen, terwijl de lokale bevolking dat niet wil? Het systeem zou wel eens kunnen imploderen. Hopelijk levert het een kleinschaligere, volksere sport op.

Een van de hoofdstukken in uw proefschrift draagt de titel: ‘Sport als seks’. Wat bedoelt u daarmee?

Meeuwsen: Dat is een zijstap naar de psychoanalyse van Sigmund Freud en Jacques Lacan. Zij menen dat mensen allerlei dingen doen om onvervulde verlangens te bevredigen. Sport kan een sublimatie van libidineuze driften zijn. Wanneer het thuis niet goed zit, leef je je uit op de fiets: bij bepaalde amateursporters zie je dat patroon haarscherp. Bovendien speelt ‘aantrekkelijk’ of ‘sexy’ een grote rol in hoe we sportverhalen interpreteren. In mijn vriendenkring zitten homoseksuele mannen die de carrière van Cristiano Ronaldo met bijzondere interesse volgen. Om voetbal is het hen niet te doen. Ronaldo beseft dat en speelt daarmee. Hij koketteert met zijn ijdelheid en houdt de schijn hoog dat hij misschien ook wel belangstelling heeft voor heren. Het is een van de vele dubbele moralen in het voetbal. Er bestaat een huizenhoog taboe om uit de kast te komen, maar ze dragen wel roze voetbalschoenen en besteden ontzettend veel aandacht aan hun uiterlijk.

Tennismeisjes, ook bijzonder jonge, poseren in badpak op Instagram. Zo lok je sponsors.

Meeuwsen: Schoonheid is de motor van het spektakel geworden. Dat is vreemd, want sport poogt het libidineuze lichaam juist te beknotten. Het staat ook ver van waar sport om zou moeten draaien. In reclamecampagnes gaat het alleen maar over ‘knap’ en ‘sexy’. Niet over ‘getalenteerd’, niet over medailles of kampioenschappen. Laat staan over het spel zelf.

Nooit zo veel blije Belgen gezien als in de zomer van 2018, toen de Rode Duivels uitblonken op het WK. Je kunt je afvragen waarom we eigenlijk blij zijn. Romelu Lukaku scoort die doelpunten, wij niet.

Meeuwsen: Je eigen verlangens zijn als het ware uitbesteed. Het succes van Lukaku straalt op jou af en geeft je een goed gevoel. Daar is niks mis mee, als je daarnaast ook gewoon je eigen leven leidt. Supporters die depressief of gewelddadig worden wanneer de Rode Duivels floppen, overschrijden de grens.

Welke filosoof geeft weer waar het in de moderne sport om draait?

Meeuwsen: Giorgio Agamben, hoewel hij geen woord over sport heeft geschreven. Agamben is controversieel, zoals elke filosoof die ertoe doet. Hij ontbloot genadeloos hoe mensen in systemen terechtkomen die hen geheel in beslag nemen en waarbij het lijkt dat niemand nog aan de knoppen zit. De moderne sport past naadloos in dat paradigma. De vraag is: kunnen we nog terug?

Sandra Meeuwsen

– 1966: geboren op Curaçao, Nederland

– 1984: Nederlandse subtop in atletiek en triatlon

– 1990: licentiaat filosofie aan de Radboud Universiteit

– 1994: beleidsmedewerker bij het Nederlands Olympisch Comité

– 2008: consultant in sportbeleid

– 2020: doctor in de wijsbegeerte en moraalwetenschappen aan de VUB

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content