‘Wat we in Ankara gezien hebben, was een Europa dat tussen twee stoelen valt’

‘Erdogan heeft niet alleen een vrouwelijke leider op haar plek gezet, hij heeft een verdeeld leiderschap met de vinger gewezen’, schrijft europarlementslid Guy Verhofstadt.

Natuurlijk was het een bewuste zet van Erdogan. Een vrouw die hem de les komt spellen over vrouwenrechten zou sowieso in de hoek gezet worden — in dit geval: op de sofa. Diplomatie is een subtiel machtsspel, en een potentaat als Erdogan geniet daarvan. De vraag is waarom we hem daartoe de kans geven. Zolang Europa niet weet waar het echt voor staat, zullen anderen het in onze plaats doen… zoals het hén uitkomt.

We dachten nochtans dat we de Kissingervraag in 2009 opgelost hadden, toen het Verdrag van Lissabon in voege trad. Henry Kissinger zou, volgens de overlevering, de vraag gesteld hebben die zowel praktisch als existentieel is: ‘Als ik Europa wil spreken, wie bel ik dan?’

Daarom besloten we, naargelang de Europese Unie politiek en diplomatiek een belangrijkere rol ging spelen, de Europese Raad een vaste voorzitter te geven en een Hoge vertegenwoordiger voor buitenlands beleid te installeren, die ook Vice-voorzitter van de Europese Commissie is. Die leiders zouden de Europese macht ook smoel geven, want de leesbaarheid van de Europese macht schiet vaak tekort. Voortaan zou Kissinger dus weten wie te bellen, en de Europese burgers zouden weten aan wiens mouw te trekken als ze de EU willen bijsturen of bekritiseren.

Het is altijd een teleurstellend compromis geweest. Want in plaats van rollen en verantwoordelijkheden eenduiger te maken, hebben we alleen maar nieuwe functies en dus meer verwarring gecreëerd.

Protocol is één ding – zoals toen de EU genomineerd werd voor de Nobelprijs voor de vrede, wat tot een kleine bureaucratische oorlog leidde in Brussel, over wie die prijs zou ontvangen, en wie er zou spreken, en wie mocht ondertekenen en welke handtekeneing bovenaan zou staan en welke daaronder… Maar achter de protocollaire onbenulligheden schuilen ernstige vragen over macht en politieke slagkracht.

Wat we in Ankara gezien hebben, was een Europa dat tussen twee stoelen valt.

Erdogan heeft niet alleen een vrouwelijke leider op haar plek gezet, hij heeft een verdeeld leiderschap met de vinger gewezen. Hij was op zoek naar de zwakste schakel en heeft die gevonden waar het hem best uitkwam: in de Commissie, en de lastige rol die ze moet spelen tegenover Turkije. Híj heeft de rolverdeling en machtsverhoudingen binnen Europa wél goed gelezen.

Gemengd of verdeeld?

De Europese Unie is als politieke instelling een hybride. Ze combineert federale machten, die overgedragen zijn aan de Brusselse instellingen en politici, met bevoegdheden die stevig in nationale handen blijven. Er is niets mis met zo’n gemengd systeem als – en alléén als! – de arbeidsverdeling tussen beide juist zit. Op vlak van handel bijvoorbeeld spelen we vaak een spel van good cop/bad cop, waarbij de Commissie het vuile en onpopulaire werk op zich neemt regels te onderhandelen en te doen naleven, zodat nationale regeringen onbezoeldeld de wereld rond kunnen trekken om promotie te voeren voor de bedrijven van hun land.

Maar dat spel werkt niet als de rolverdeling onduidelijk is of niet wordt nageleefd door de politici zelf. Een van de problemen tijdens de eurocrisis was bijvoorbeeld dat de Eurogroep beslissingen neemt met verregaande gevolgen voor alle eurolanden en voor de EU in haar geheel, terwijl de voorzitter van de Eurogroep de facto alleen in zijn eigen land verantwoording aflegt – niet aan andere eurolanden of aan de Europese instellingen. Het logische voorstel om het voorzitterschap van de Eurogroep te combineren met de post van commissaris voor de euro, wordt al jaren met succes tegengehouden door de lidstaten.

Zulke institutionele verwarring is typerend voor een Europa dat weigert consequent lessen te trekken uit haar tekortkomingen. We wéten dat we meer eenvormigheid nodig hebben in het Europese beleid, maar schrikken er voor terug om onze politiek eenduidiger te maken. We wéten dat we onze soevereiniteit moeten bundelen om ze te behouden, maar we weigeren boven onze nationale, bureaucratische of persoonlijke belangen uit te stijgen. En zolang we zelf Europa niet weten te definiëren vanuit onze kracht, zullen anderen ons blijven vastpinnen op onze zwaktes.

Bij het opzetten van de Conferentie over de toekomst van Europa gingen meteen stemmen op die waarschuwden voor al te institutionele discussies – alsof dat sowieso abstracte en betekenislooze navelstaarderij zou zijn. Maar instellingen doen er wel degelijk toe: ze tonen de wereld wie we zijn, waar we voor staan, of we verenigd zijn of verdeeld. Wat we in Ankara gezien hebben, was een Europa dat tussen twee stoelen valt. Het is tijd om onze besluiteloosheid en weerloosheid zelf aan te pakken!

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content