Waarom de Duitse sociaaldemocraten kiezen voor een linksere smoel

Norbert Walter-Borjans en Saskia Esken © Reuters
Kamiel Vermeylen

Het nieuwe voorzittersduo van de Duitse sociaaldemocraten wil de partij een nieuwe en linksere smoel geven. Kan dat de SPD van de finale vergetelheid redden?

De Duitse sociaaldemocraten van de SPD kozen afgelopen weekend een nieuw voorzittersduo. Niet vicekanselier en minister van Financiën Olaf Scholz en zijn sidekick Klara Geywitz, maar wel Norbert Walter-Borjans en Saskia Esken zullen de partij de komende jaren aansturen. Tenminste als het partijcongres de keuze komend weekend bevestigt.

De relatief onbekende Esken en Walter-Borjans – die laatste wordt ook wel afgekort als ‘NoWaBo’ – waren tijdens de campagne kritisch voor de verderzetting van de Grote Coalitie met de christendemocratische Union (CDU/CSU) onder leiding van bondskanselier Angela Merkel. En dat in tegenstelling tot hun uitdagers.

Scholz is de verpersoonlijking van de centrumlinkse koers die de Duitse sociaaldemocraten de afgelopen decennia steevast hebben gevaren. Verantwoordelijk beleid stond daarbij met stip op één. Denk maar aan de uitspraak van voormalig kanselier Helmut Schmidt, die ooit liet optekenen dat ‘politici met een visie beter een bezoekje aan de oogarts brengen’.

‘Helder, maar smakeloos’, aldus critici in de partij. De keuze voor Walter Borjans en Esken was vooral een stem tégen de centrumpolitiek die geen resultaten oplevert in het stemhokje. Sinds 2005, het jaar waarin Angela Merkel aan de macht kwam, moest de SPD keer op keer de duimen leggen voor hun christendemocratische concurrenten.

De elf (!) voorzitters die sinds 2005 het Willy Brandt Huis in Berlijn aanstuurden, weigerden echter om de inhoudelijke lijn grondig om te gooien. Niet onlogisch: de partij behaalde namelijk enkele aanzienlijke overwinningen. Denk maar aan de invoering van het minimumloon, de legalisering van het homohuwelijk, de afschaffing van de dienstplicht en statiegeld voor blikjes en plastic flessen.

Nu Angela Merkel stilaan op vertrekken staat, buigt ook de SPD zich eindelijk fundamenteel over haar eigen toekomst en die van het land.

Maar beloond werd de SPD daarvoor niet. Wel integendeel, in 2017 kon de partij nog maar 20 procent van de kiezers overtuigen, bijna vijftien procentpunt minder dan anderhalf decennium eerder.

Door het succes van de Duitse groenen voeren de sociaaldemocraten intussen de strijd om de vierde plek met de radicaal-rechtse Alternative für Deutschland. Beide partijen zijn in de peilingen goed voor veertien procent van de stemmen. De bodem lijkt alleszins nog niet bereikt. Hoog tijd om de boel grondig om te gooien, aldus Esken en Walter-Walter Borjans.

Vier eisen

Aangevuurd door de populaire jongerenvoorzitter Kevin Kühnert sloot het voorzittersduo tijdens de verkiezingscampagne niet uit dat het de samenwerking met de christendemocraten zal stopzetten. Zondagavond stelden ze zich tijdens de talkshow Anne Will op de televisiezender ARD alweer iets gematigder op. Als de christendemocraten zich bereid tonen om het regeerakkoord aan te passen, dan willen Walter-Borjans en Esken op hun mening terugkomen.

De nieuwe partijleiding stelt vier eisen: het Duitse klimaatplan moet ambitieuzer, het minimumloon omhoog tot 12 euro bruto per uur, het dogma van het begrotingsevenwicht moet op de schop en er moet meer geïnvesteerd worden in openbare infrastructuur.

Bij de christendemocraten staan ze daar niet voor te springen, hoewel de regeringspartijen in 2017 hadden afgesproken dat het regeerakkoord in het midden van de bestuursperiode voor herziening vatbaar zou zijn. Volgens Armin Laschet, plaatsvervangend voorzitter van de CDU en minister-president van Nordrhein-Westfalen, vormen nieuwe voorzitters onvoldoende aanleiding om het document te heropenen en aan te passen.

Ook de rechts-conservatieve Friedrich Merz, die bij de voorzittersverkiezingen nipt verloor van Merkelvertrouwelinge Annegret-Kramp Karrenbauer, wil daar niet van weten. Volgens hem moeten de christendemocraten opnieuw naar rechts opschuiven, ook al betekent dat het einde van de zwart-rode coalitie.

De verkiezing van Esken en Walter-Borjans betekent volgens het gros van het Duitse commentariaat het einde van de sociaaldemocratische partij. Een laatste stuiptrekking vooraleer de partij voorgoed de dieperik instort en de geest laat. Waar wil de SPD eigenlijk naartoe? Slechts 54 procent van de partijleden bracht een stem uit, wat betekent dat iets meer dan een kwart effectief voor hun koers heeft gekozen.

Willen beide voorzitters met dat karige mandaat een regering opblazen, vervolgens afstevenen op de zoveelste verkiezingsnederlaag en op de oppositiebanken wegkwijnen? En dat op het moment waarop het basispensioen, waar de SPD zolang voor gepleit heeft, eindelijk in de stijgers staat? Ook het omgekeerde is verre van ideaal. Komen beide onervaren politici op hun stappen terug, dan is hun leiderschap van meet af aan bedoezeld. Kiezen lijkt verliezen.

Nieuwe dynamiek?

Hebben de sociaaldemocraten dan hun eigen graf gegraven? Niet noodzakelijk. De eisen die Esken en NoWaBo op tafel leggen houden steek. Naar aanloop van de christendemocratische partijdag in Dresden schreef Knack hoe het gebrek aan publieke investeringen Duitsland voor een keuze stelt. 450 miljard euro heeft het nationale niveau de komende tien jaar nodig om de achterstand in te halen. Op lokaal niveau is er een investeringsachterstand van een kleine 140 miljard euro.

Zelfs het Internationaal Monetair Fonds, niet bepaald gekend voor zijn linkse economische overtuigingen, vindt dat Duitsland het begrotingsevenwicht beter achter zich laat. Zoals The New Statesman opmerkt: het door de sociaaldemocraten voorgestelde minimumloon van 12 euro is minder dan het voorstel van Brits premier Boris Johnson – evenmin gekend voor zijn gul sociaal beleid.

Momenteel werkt maar liefst 22 procent van de Duitse actieve bevolking aan een minimumloon terwijl de vastgoedprijzen in de grootsteden de pan uit rijzen.

Ook op sociaal vlak zijn er redenen tot bezorgdheid. De hervorming van de arbeidsmarkt van voormalig sociaaldemocratisch bondskanselier Gerhard Schröder heeft erg veel banen gecreëerd. Maar is er ook de keerzijde van de medaille.

Momenteel werkt maar liefst 22 procent van de Duitse actieve bevolking aan een minimumloon terwijl de vastgoedprijzen in de grootsteden de pan uit rijzen. Zowel de inkomens- als de vermogensongelijkheid neemt in Duitsland almaar toe. Het herverdelend effect van de directe progressieve belastingen wordt bij onze oosterburen door de indirecte belasting voor de helft tenietgedaan.

Daarnaast kan het voorgestelde klimaatpakket amper overtuigen. Zelfs Daniel Günther (CDU), minister-president van Schleswig-Holstein, erkent dat 10 euro per ton CO2-uitstoot die vanaf 2024 in een handelsemissiesysteem wordt gevraagd te laag uitvalt. Binnen de administratie wordt het ontwerp weggezet als een ‘klimaatpakketje’.

Vanuit dat oogpunt stellen de nieuwe voorzitters van de Duitse sociaaldemocraten de juiste vragen. In tegenstelling tot de Groenen moet de SPD zich wel verantwoorden aan een bepaalde inkomensklasse voor het gevoerde beleid uit het verleden. Vele SPD-kiezers blijven thuis, of zijn gevlucht naar de Grünen, Die Linke of de AfD. Als de SPD ietwat naar links opschuift, krijgt het verzadigde midden misschien voldoende ruimte om zichzelf te heruitvinden.

Nu Angela Merkel stilaan op vertrekken staat, buigt ook de SPD zich eindelijk fundamenteel over haar eigen toekomst en die van het land. Een noodzakelijk debat, wil Duitsland zich terdege bezinnen over de enorme nalatenschap van Angela Merkel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content