70 jaar Schumanverklaring: ‘We moeten dringend de idee loslaten dat er maar één weg vooruit is’

Mathieu Segers
Kamiel Vermeylen

Precies zeventig jaar geleden stelde Fransman Robert Schuman het plan voor om de Duitse en de Franse kolen- en staalindustrie met elkaar te integreren. Daarmee legde de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken de kiem voor de Europese Unie zoals we die vandaag kennen. Knack sprak met hoogleraar Europese geschiedenis Mathieu Segers (Universiteit Maastricht) over een woelige Europese geschiedenis.

Op 3 mei 1950 ontvouwde Jean Monnet, de voorzitter van het Franse Planbureau voor de Wederopbouw, zijn plan om de Duitse en Franse economie met elkaar te integreren. ‘De situatie in Duitsland ontwikkelt zich in sneltempo als een kankergezwel en bedreigt de vrede in de nabije toekomst’, zei Monnet tegen Robert Schuman. Vijf jaar lang hadden de Fransen geprobeerd om zowel de politieke als economische heropleving van Duitsland binnen grenzen te houden. De realiteit dwong tot een andere strategie.

Na drie oorlogen op 75 jaar tijd – te beginnen bij de Frans-Duitse Oorlog van 1870 – deed Monnet een erg verstandig voorstel. De snelle wederopbouw, het Wirtschaftswunder dat zich op gang trok, de toenemende dreiging van de Koude Oorlog en de mogelijke hermilitarisering van Duitsland…, voor de Fransen waren dat meer dan voldoende redenen om zich zorgen te maken. ‘Waar je je blik op deze wereld ook naartoe beweegt, overal kom je doodlopende straten tegen’, zei Monnet aan Schuman. Creativiteit was noodzakelijk.

Monnet kreeg zijn integratie-idee niet bij de koffie en het ontbijt. Als Franse regeringsvertegenwoordiger van de Europese Kolenorganisatie kende hij de belangrijkste brandstofsector door en door. Het economische comité voor Europa van Verenigde Naties voorspelde een Europees staaloverschot van acht miljoen ton tussen 1949 en 1953. Dat overaanbod zou ongetwijfeld de concurrentie tussen de Europese landen aanscherpen met alle mogelijke gevolgen van dien. De staalindustrie was een goed ontwikkelde sector met veel werkgelegenheid, ze was van cruciaal belang geweest voor de fabricatie van militair materieel tijdens de Wereldoorlogen.

Schuman had tijdens de presentatie van Monnet goed opgelet: op 9 mei 1950 – exact zeventig jaar geleden – hield de Franse minister van Buitenlandse Zaken een pleidooi om de Duitse staal- en kolenindustrie met elkaar te integreren. Een betoog dat we kennen als de zogenaamde Schumanverklaring waarin hij de fundamenten legde van de Europese Unie en de Frans-Duitse as. Naar aanleiding van die verjaardag sprak Knack met historicus en hoogleraar Europese Geschiedenis Mathieu Segers van de Universiteit van Maastricht.

Jean Monnet staat gekend als een van de grondleggers van wat vaak wordt beschreven als een vredesproject. Was zijn voorstel een vorm van idealisme of was het eerder ingegeven door de angst voor Duitsland?

Mathieu Segers: Beide motieven spelen een bepalende rol. Monnet denkt tijdens de Tweede Wereldoorlog – hij verblijft dan in Algerije – al een tijdlang na over een vredevolle politieke toekomst voor Europa. Hij wil vermijden dat Europa opnieuw in de greep geraakt van grote ideologische stromingen. Samenwerking moet in de eerste plaats praktisch van aard zijn om geloofwaardig over te komen. Geen grote verhalen en geen grote politiek, maar kolen en staal in de vorm van fabrieksleidingen en treinen. Daarbij wil Monnet in één klap het veiligheidsdilemma overwinnen. Hij heeft goed begrepen dat de vergroting van de individuele veiligheid (van de natiestaten) leidt tot een vergroting van de onveiligheid in het systeem, in Europa. Dit dilemma heeft de Europese politiek dan al eeuwen in de greep, met iedere keer opnieuw oorlog tot gevolg. Daarom moeten er naast de natiestaten nieuwe instituties komen. Instituties waarin een collectief geheugen van samenwerking wordt opgebouwd, niet met mooie woorden alleen, maar vooral met daden. Schuman sprak niet voor niets over ‘solidarité de fait‘.

De Verenigde Staten zijn op dat moment zeer aanwezig in West-Europa. Hoe belangrijk is de rol van Washington voor de Schumanverklaring?

Segers: Van cruciaal belang. Vijf jaar na de Tweede Wereldoorlog oefenen de Verenigde Staten aanzienlijke druk uit op West-Europa om de samenwerking te verhogen via de Marshallhulp en binnen Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (intussen bekend als de OESO, nvdr.) naar een hoger niveau te tillen. Maar binnen de OEES trapt het Verenigd Koninkrijk vaak op de rem: de Britten twijfelen namelijk over de keuze tussen Europese samenwerking en hun eigen empire. Het zorgt bij de Amerikaanse regering voor de nodige frustratie waardoor die op zoek ging naar een nieuwe drager voor West-Europese blokvorming. Die moet voor de Amerikanen niet alleen politiek, maar ook economisch van aard zijn. De Verenigde Staten waren toen al een tijdlang op zoek naar een afzetmarkt voor hun eigen overvloedige productie. Als alternatief voor de Britten belandt Washington bij Frankrijk. Schuman kan de Amerikaanse druk niet negeren. Dat betekent echter wel dat hij naarstig op zoek moet naar creatieve oplossingen, allereerst voor het ‘probleem Duitsland’. Daardoor krijgt Monnet de kans om de grote intellectuele ideeën in de praktijk om te zetten.

De Gaulle heeft zowel gelijk als ongelijk gekregen: de Britten hebben het Europese traject inderdaad indringend veranderd, maar hebben dat zelf nooit begrepen.

Mathieu Segers

In het verleden zijn tal van geniale politieke ideeën uiteindelijk op een fiasco uitgedraaid. Waarom is dat van Monnet wel een succes geworden?

Segers: In de plannen van Monnet is West-Duitsland niet langer een probleem, maar onderdeel van een nieuwe oplossing. Een oplossing, bovendien, die strookt met de Amerikaanse plannen voor West-Europa. Monnet beseft zeer goed dat er gemeenschappelijke instellingen nodig zijn om nieuwe oorlogen te voorkomen. Bovendien kan Schuman, die in de Eerste Wereldoorlog nog aan de zijde van Duitsland heeft gevochten en Duits spreekt, voldoende begrip opbrengen voor de positie waarin Duitsland zich bevindt. Die constructieve en praktische kijk van Monnet is van cruciaal belang om de grootste belanghebbenden achter het project te scharen. En zo geschiedde.

Jean Monnet en Robert Schuman bij de onderhandelingen over de uitwerking van het Schumanplan in 1950.
Jean Monnet en Robert Schuman bij de onderhandelingen over de uitwerking van het Schumanplan in 1950.© iStock

Meer dan tien jaar later, na het Verdrag van Rome, ondertekenen Parijs en Bonn in 1963 het Élysée-verdrag. Breekt daarmee, na de vijandschap en het verzoeningsstadium, voorgoed de vriendschapsperiode aan?

Segers: Dat is misschien een té kunstmatige opvatting. Afhankelijk van de omstandigheden hebben Duitsland en Frankrijk elkaar steeds afwisselend aangetrokken en afgestoten. Het vriendschapsverdrag van 1963 is vooral een bilaterale voortzetting van de in 1953 ingeslagen weg. Met de overeenkomst wilde Frans president Charles De Gaulle Europa in een definitieve continentale plooi leggen en vermijden dat Europa een samenraapsel van Amerikaanse satellietstaten wordt. Niet toevallig gebruikte De Gaulle datzelfde jaar zijn veto tegen de toetreding van het Verenigd Koninkrijk. Voor de Franse generaal is het Verenigde Koninkrijk een Amerikaans paard van Troje. Maar De Gaulle was natuurlijk niet naïef: hij wist dat de Duitsers de Verenigde Staten niet zomaar zullen loslaten. Nog voor de ondertekening van het verdrag werkte de Bondsdag aan een preambule waarin stond dat de Europese samenwerking nooit ten koste zou mogen gaan van het bondgenootschap met de Verenigde Staten. De Frans-Duitse wending bleef dus deel uitmaken van de pax Americana.

Tien jaar later wordt het Verenigd Koninkrijk, samen met Ierland en Denemarken, een lidstaat van de Europese Gemeenschap. Hoe verandert dat de machtsbalans in de Europese Gemeenschap en samenwerking tussen Duitsland en Frankrijk?

Segers: Door de toetreding van het Verenigd Koninkrijk kreeg de Angelsaksische wereld weer meer greep op het Europese project. In Nederland en Duitsland is de Britse stem erg welkom om een tegengewicht te bieden tegen Frankrijk. Parijs is daarentegen minder opgezet. Daar beseft men maar al te goed maar al te goed dat de Britten de politieke integratie in het Europees project zouden blokkeren. De Franse kregen gelijk: onder impuls van het Verenigd Koninkrijk valt de nadruk van de integratie vooral op de verdieping van de interne markt. Er werden zoveel mogelijk regels weggewerkt om het vrije verkeer te bevorderen. Sindsdien is de Unie een veel neoliberaler project dan de Fransen ooit voor ogen hadden. Net daarom is de brexit zo ironisch: Net nu de Europese Unie Britser is dan ooit, besluit het Verenigd Koninkrijk om eruit te stappen. In zekere zin hebben de Fransen zowel gelijk als ongelijk gekregen: de Britten hebben het Europese traject inderdaad indringend veranderd, maar hebben dat zelf nooit begrepen.

De Britten hebben altijd met een been buiten de Europese constructie gestaan?

Segers: De Britten hebben eigenlijk slechts vanaf hun toetreding in 1973 tot aan het Verdrag van Maastricht in 1992 volwaardig deel uitgemaakt van het Europese integratieproject. In plaats van mee te doen met de eurozone is het Verenigd Koninkrijk met de opt-out van de EMU de vestibule van de brexit binnengegaan. Op het geheel van de integratiegeschiedenis is die periode van 1973 tot 1992 een korte periode. Zo bezien is brexit de normale situatie. Het is tijdens de financieel-economische crisis na 2008 dat de Britten voor het eerst merken dat ze op een serieus zijspoor zijn beland: terwijl het financiële hart in Londen zwaar getroffen wordt, zit het Verenigd Koninkrijk niet mee aan tafel in Brussel bij de vergaderingen die er echt toe doen. Voor de Britten was dat onverteerbaar, hoewel ze er 20 jaar voordien wel zelf voor hadden gekozen. Margaret Thatcher heeft wel eens gezegd dat de Britse ondertekening van de Europese Eenheidsakte in 1986 – die aan de basis lag van de muntunie – de grootste politieke fout uit haar carrière was.

In ruil voor de eenmaking moest Helmut Kohl Duitsland zoals Odysseus aan de mast vastbinden.

Mathieu Segers

Bovendien hebben de Britten een totaal andere geschiedkundige opvatting dan het continentale Europa. In het dominante narratief van continentaal West-Europa ligt het nationalisme aan de oorsprong van de verschrikkingen van de eerste helft van de twintigste eeuw. De Britse herinnering aan de Tweede Wereldoorlog is een totaal andere: ze wordt gekleurd door de overwinning in die oorlog die de Britten juist toeschrijven aan hun eigenheid, standvastigheid en patriotisme. Volgens hen waren die eigenschappen cruciaal om als enige Europese land de invasie van de nazi’s te verhinderen. Als enige Europese overwinnaar in die vreselijke oorlog zouden zij het voorbeeld moeten zijn voor het naoorlogse Europa. Met andere woorden: in Londen moeten ze niet zozeer weten van allerlei supranationale instellingen die vanuit hun perceptie de Britse eigenheid aanvreet.

Toen de Britten in de vroege jaren zeventig definitief toetraden tot de Europese Gemeenschap, implodeerde het systeem van Bretton Woods. Welke rol speelde dat in de Europese integratie?

Segers: Dat is een cruciaal moment. De Verenigde Staten leggen de verantwoordelijkheid voor West-Europa daarmee definitief naast zich neer. Omwille van zijn oorlogsverleden kon Duitsland die leiderschapsrol niet volledig overnemen en werden de Fransen mee aan boord getrokken. In Parijs zag men zijn kans schoon om de net toegetreden Britten de loef af te steken en het ‘Trojaanse paard’ te verzwakken. Het opent dus een speelveld voor de Frans-Duitse as om het lot weer in eigen handen te nemen.

In hoeverre klopt het dat Frankrijk de eenmaking van Duitsland enkel wilde toelaten als Duitsland de D-Mark wilde inruilen voor de euro?

Segers: Dat speelde mee, maar de Duitse kant van het verhaal is zeker zo belangrijk. Zowel in Duitsland als in het buitenland bestaat er rond 1990 een flinke portie angst voor de Duitse eenmaking. Zou het land niet opnieuw te groot worden en hervallen in de slechte gewoontes uit het verleden? Toenmalig bondskanselier Helmut Kohl weet dat hij in ruil voor de eenmaking een offer moet brengen. Je kan het vergelijken met Odysseus die zichzelf aan de mast vastbond om te kunnen weerstaan aan de lokroep van de sirenen. Via de Economische en Monetaire Unie kan Kohl zich definitief vastbinden in het Europese integratieproject om de sirenen van toekomstig nationalisme te kunnen weerstaan. Die keuze was vanuit economisch oogpunt niet erg rationeel, maar in politiek en historisch opzicht compleet begrijpelijk. Door hun misdaden uit het verleden zijn de Duitsers nog altijd bang voor zichzelf. Zij blijven daarom actief op zoek naar een manier om zichzelf vast te binden aan de mast van Europese samenwerking.

Helmut Kohl & François Mitterand in 1991 in Parijs
Helmut Kohl & François Mitterand in 1991 in Parijs© iStock

Enkele jaren na de invoering van de euro treden tien Centraal- en Oost-Europese lidstaten tot de Europese Unie toe. In geografisch opzicht is Duitsland de centrale macht van de Unie. Dat werd in Frankrijk niet zo warm onthaald?

Segers: Duitsland wordt in 2004 weer helemaal verbonden met zijn traditionele hinterland en groeit uit tot de geopolitieke en -economische leider van de Europese Unie. Voor Frankrijk is dat het signaal om zich nog meer toe te leggen op de muntunie als de cockpit van Europese integratie. Omdat Duitsland mee op de kar springt – het heeft zich daar ruim tien jaar eerder toe verplicht – ontstaat er voor het eerst een Europa van verschillende snelheden. Vandaag de dag beschouwt Frans president Emmanuel Macron de muntunie nog steeds als de machinekamer waarin de Frans-Duitse motor zonder bemoeienis van Britten, Scandinaviërs en de Oost-Europeanen op volle toeren kan draaien. Bijna alle voorstellen van Macron gaan niet toevallig over de politieke verdieping van de eurozone. Daar werkt de hefboom van de Europese integratie voor Frankrijk optimaal.

Waar België af en toe als masseur en bemiddelaar een constructieve rol probeert op te nemen, speelt Nederland veel vaker een stoorzender.

Onderschatten we het belang van de andere lidstaten niet door vooral op de Frans-Duitse motor te focussen?

Segers: Met de uitbreiding van de afgelopen decennia zitten er veel meer landen aan tafel. Allemaal kunnen ze omwille van binnenlandse aangelegenheden de boel blokkeren. Bovendien: de vriendschap waartoe Frankrijk en Duitsland zich in 1963 verplicht hebben, bestaat niet met die andere lidstaten. Tegelijkertijd is de club intussen zo groot dat Frankrijk en Duitsland alleen de EU niet langer zomaar naar hun hand zetten. Er zijn, met andere woorden, meer dan ooit ook andere landen met een constructieve rol nodig om het Europese project te dragen. België lijkt dat ook veel beter te beseffen dan Nederland. Waar België af en toe als masseur en bemiddelaar een constructieve rol probeert op te nemen, speelt Nederland veel vaker een stoorzender. Ook andere lidstaten kunnen een sleutelrol spelen. Spanje heeft bijvoorbeeld de intrinsieke capaciteiten om meer op de Europese Unie te wegen en lijkt dat sinds het premierschap van Pedro Sanchez ook steeds meer te beseffen.

Maar al bij al blijft de Frans-Duitse as het cruciale fundament. Wanneer Frankrijk een voorstel doet dat Duitsland door de inhoud of door de omstandigheden aanvaardt, kunnen er enorme stappen vooruit gezet worden. Als een van de twee daarentegen niet mee op de kar zit, dan wordt het al een flink stuk moeilijker.

Bij vrijwel elke crisis wordt het einde van de Europese Unie voorspeld. Hoeveel geloof moeten we daaraan hechten?

Segers: Dat is vaak een oversimplificatie van de realiteit. Hoe groot de crisis ook moge zijn, de lidstaten besluiten keer op keer dat het beter is om de Europese constructie niet kapot te laten gaan. Dat is ook niet onlogisch: de Europese Unie zorgt voor een waanzinnige hefboom tot op een niveau waar de lidstaten op eigen kracht nooit zouden geraken. De enige die dat niet door hebben gehad zijn de Britten. Maar het verlies in de geloofwaardigheid van de Europese integratie is wél reëel, precies omdat de perceptie wordt gewekt dat er maar één weg vooruit is. Herman van Rompuy had dat begrepen en citeerde wel eens Socrates: ‘Het leven dat niet onderzocht mag worden, is het leven niet waard’. Laten we die vrijheid van onderzoek niet toe, dan wordt het denken lui, dreigt de monocultuur en loopt de geloofwaardigheid van het project groot gevaar. Er is altijd een keuze, altijd een alternatief. Iedere dag opnieuw moet overtuigend aangetoond kunnen worden waarom de keuze voor Europese integratie de beste is. Die oefening wordt onmogelijk als er gedaan wordt of er geen keuze is. Dat remt de verbeelding en de creativiteit. Het voedt angst voor verandering en doodt uiteindelijk de geloofwaardigheid. We moeten met andere woorden net als Monnet en Schuman op zoek blijven gaan naar alternatieve en creatieve pistes. Dat kan prima binnen de bestaande verdragen, maar het vergt wel een open houding en inventief denkwerk. Misschien kunnen de coronacrisis en de brexit daarbij wel helpen.

Mathieu Segers bespreekt in de podcast Café Europa geregeld het reilen en zeilen in de Europese Unie. Zijn bekroonde boek Reis naar het continent over de geschiedenis van de Europese integratie werd recent geactualiseerd en herdrukt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content