Economisch topadviseur Piet Vanthemsche: ‘Schrijf het op: er komt geen exit aan de coronacrisis’

Piet Vanthemsche: 'Voor de meeste mensen is de situatie best draaglijk. Nie neuten!' © Lies Willaert
Ewald Pironet

Piet Vanthemsche is een van de topadviseurs op wie de regering een beroep doet om de exitstrategie uit de coronacrisis voor te bereiden. Bedrijven, scholen en winkels gaan stilaan open, maar Vanthemsche waarschuwt dat het einde nog niet in zicht is: ‘Het draait niet om mondmaskers, maar om onze way of life. ‘

Het is geen toeval dat de federale regering bij Piet Vanthemsche uitkwam toen men de expertengroep samenstelde die onze economie door de coronacrisis moet loodsen. Zowat zijn hele beroepsleven is Vanthemsche de nationale brandweerman nummer één als België geconfronteerd wordt met een crisis waarbij zowel de volksgezondheid als onze economische welvaart op het spel staat. Dat was al zo bij de dioxinecrisis in 1999, bij de gekkekoeienziekte omstreeks 2000, en ook toen hij in 2007 aangesteld werd als ‘interfederaal influenzacommissaris’, de voorganger van Marc Van Ranst dus.

Piet Vanthemsche: Als hoofd van het Voedselagentschap (FAVV) maakte ik deel uit van een antigriepwerkgroep op het kabinet van minister van Volksgezondheid Rudy Demotte (PS). We zaten met dertig man rond de tafel, het was een kakofonie van jewelste. Ik waarschuwde Demotte: ‘Meneer de minister, als er iets ernstigs gebeurt, knalt u met deze bende recht tegen de muur.’ Daarop besliste de regering om een interfederale griepcommissaris aan te stellen. Kabinetschef Renaud Witmeur belde mij met de vraag of ik dat wilde worden. ‘Wat houdt dat in?’ vroeg ik hem. ‘ On ne sait pas. On l’a inventé sur place.’ (‘We weten het niet, we hebben het net uitgevonden.’) (lacht)

Een wetenschapper wordt betaald om te twijfelen. Een politicus wordt verkozen om te beslissen. Daar moet je een balans tussen vinden.

Ik ging akkoord op voorwaarde dat ik een kabinet zou krijgen van tien mensen uit de federale en regionale administraties. Met die groep schreven we een plan over wat te doen bij de uitbraak van een pandemie. Het rapport bevatte bijvoorbeeld ook maatregelen om dode mensen te bewaren in diepvriescellen. Daar werd toen een beetje lacherig over gedaan. Dertien jaar later maken we mee wat we eigenlijk niet meer voor mogelijk hielden: een echte pandemie. Corona kent geen voorgaande, tenzij de Spaanse griep aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. We ervaren een kwetsbaarheid die men na 1945 niet meer heeft gekend. We meenden dat deze samenleving ons veiligheid en zekerheid zou blijven garanderen. Plots staat dat op losse schroeven.

U schreef in uw rapport al dat een strategische reserve van 38 miljoen mondmaskers netjes bewaard moest worden door Defensie.

Vanthemsche: Vandaag vraag ik me af of dat wel een verstandig advies was. Hadden we niet beter alle ziekenhuizen, woonzorgcentra, artsen en noem maar op verplicht om zelf een eigen voorraad mondmaskers aan te leggen? Dan had iedereen zelf zijn verantwoordelijkheid genomen, in plaats van te wachten tot Philippe De Backer (Open VLD) en Koen Geens (CD&V) de maskers gratis komen rondbrengen.

Had u verwacht dat de Wuhan-griep zou uitgroeien tot deze pandemie?

Vanthemsche: Al van in het begin informeerde ik bij mijn goede vriend en microbioloog Herman Goossens hoe het in China zat. Ik geloofde niet dat de Chinezen een miljoenenstad als Wuhan volledig in quarantaine zouden plaatsen als het maar om een paar duizend extra zieken zou gaan. Er was meer aan de hand. Einde januari al vertelde Herman mij: ‘Piet, alles wijst erop dat dit een echte pandemie wordt.’

In februari noemde minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) artsen die zeiden dat dit geen gewone griep was nog altijd ‘dramaqueens’.

Vanthemsche: Ook veel wetenschappers zeiden dat het ging om een griepje van voorbijgaande aard. Pas achteraf werd duidelijk dat het coronavirus zich totaal anders gedraagt dan een griep, zowel binnen het menselijk lichaam als op epidemiologisch vlak. Moet ik daarom iemand iets verwijten? Nee, het gaat om voortschrijdend inzicht, en dat deed zich ook voor bij wetenschappers. Daar is niets mis mee. Een wetenschapper wordt betaald om te twijfelen. Een politicus wordt verkozen om te beslissen. Dat is een enorm verschil. Het is dus essentieel om een juiste balans te vinden tussen wetenschappelijk advies en politieke besluitvorming. Het land wordt niet bestuurd door virologen. Zij spelen een belangrijke rol omdat zij de adviezen verstrekken waarop de regering haar beleid baseert, maar uiteindelijk is het de politiek die moet afkloppen.

Zegt u nu dat de wetenschappers te veel invloed hebben op het politieke beleid?

Vanthemsche: Het probleem van onze toppolitici is juist dat zij moeten beslissen aan de hand van de adviezen die ze krijgen. En veel van die wetenschappelijke modellen steunen op een aantal onbekende variabelen. Toen in de jaren negentig de ziekte van Creutzfeldt-Jakob, de zogenaamde gekkekoeienziekte, uitbrak, voorspelden sommige wetenschappers dat er 200.000 doden zouden vallen. Het zijn er 200 geworden. Men vraagt onze politieke beleidsmakers dus om nu beslissingen te nemen op basis van wetenschappelijk hypothesen die straks net zo goed juist als onjuist kunnen blijken. En ook niet alle academici zijn even objectief of neutraal. In de parlementaire onderzoekscommissie na de dioxinecrisis presenteerde een Gentse hoogleraar kankerpreventie, Nik Van Larebeke, een model dat berekende dat er uiteindelijk toch 50.000 doden waren gevallen ten gevolge van die dioxinecrisis. ‘Enfin,’ zegt ik hem na zijn uiteenzetting, ‘waarom vertelt u dat? Bij mijn weten was er niet één dode? Dat is toch niet ernstig?’ ‘Ik vind dat het mijn rol is als wetenschapper om het publiek wakker te schudden’, was zijn antwoord. Die man was mondig en kwam veel in de pers.

Wie wil nog door het drukke Venetië lopen? Moet je per se een grote reis maken aan het eind van je studie? Dat zal allemaal veranderen.

Ziet u zoiets vandaag opnieuw?

Vanthemsche: Ik zie vandaag opnieuw zo’n dynamiek ontstaan. Vanuit hun academische expertise stellen wetenschappers oplossingen voor met een grote maatschappelijke impact. De politici moeten vervolgens zien welke beleidsmatige conclusies zij daaruit trekken. Daarom ook vond ik het een hele prestatie dat onze politici in het kader van de Nationale Veiligheidsraad erin geslaagd zijn om het advies van de experts om te vormen tot een concreet uitrolplan. De politici hebben niet alle voorstellen van de adviesgroep gevolgd. Zo hoort het. Politici moeten met méér elementen rekening houden dan met de epidemiologische gevolgen. Als alleen de kledingwinkels mogen openen en niet de verfwinkels, leidt dat tot frustraties waaraan toch niets te doen valt. Het is een goede, verdedigbare politieke keuze om alle winkels te laten opengaan op dezelfde datum en onder dezelfde voorwaarden voor iedereen. Ook al hebben de virologen er hun vragen bij. Ik vind trouwens dat premier Sophie Wilmès (MR) het niet zo slecht doet. Natuurlijk, la fonction fait la femme.

Ze stelde dat plan voor op een persconferentie die de mist inging. Volgens Celie Dehaene zou wijlen haar man, Jean-Luc Dehaene (CD&V), de crisis beter hebben aangepakt.

Vanthemsche: Ik heb met Jean-Luc gewerkt, en ik betwijfel dat. Tijdens de dioxinecrisis hebben we veel fouten gemaakt, waaruit we gelukkig een aantal goede lessen hebben kunnen trekken, vooral op het vlak van communicatie: die moet juist zijn, transparant en helder. Ach, het is nostalgie, Jean-Luc is ook maar na zijn actieve premierschap verheven tot een sterke leider. Daarvoor werd hij een loodgieter, arrangeur of fixer genoemd. Tijdens zijn premierschap is hij niet vaak omschreven als een visionair politicus.

Maar hij trok wel zijn broek op en marcheerde rechtdoor?

Vanthemsche: Dat was zijn sterkte. In de politiek moet je doen zoals de socialist Achiel Van Acker. Hij had niet lang gestudeerd en kon niet zo goed Frans. Toen hij na de Tweede Wereldoorlog al snel de steenkoolmijnen heropende, vroeg men hem hoe hij tot die beslissing was gekomen. Van Acker antwoordde: ‘J’agis et puis je réfléchis‘, ‘ik handel en daarna denk ik na.’

Met al die voorafgaande adviezen van academici is dat vandaag niet meer zo eenvoudig.

Vanthemsche:Al bij al ben ik dus mild voor de politieke besluitvormers van dit land. Ik benijd onze politici niet. Vandaar dat ik de voorbije weken kritiek had op de media. Jullie focussen op alles wat fout gaat. Media zouden meer hun rol moeten opnemen in het herstel van het vertrouwen: niet in de politiek, maar in de toekomst. Neem de heisa over de mondmaskers. Het gaat niet om mondmaskers, maar om onze way of life. In het grote verhaal zijn de mondmaskers maar een detail. We hebben in ons land de voorbije maand een eerste piek gekend van de epidemie, en nu al spreken we van een exit. Schrijf het op: er komt geen exit aan de coronacrisis. Eigenlijk zouden we beter spreken van een transitie naar een fase waarin we gaan leven en werken met een nieuw risico: met onzichtbare virussen die van ons vragen dat we ons hele gedrag zullen veranderen.

Hoe bedoelt u?

Vanthemsche: De hele maatschappij zal veranderen. Wat met de globalisering? Zullen wij nog kunnen reizen zoals we dat deden? Wie zal nog op cruise durven te gaan? Ik niet. Ik zal ook niet meer het vliegtuig naar Bangkok nemen als ik niet zeker ben dat ik niet kan terugkeren. Er zullen vraagtekens geplaatst worden bij het massatoerisme. Wie wil nog door het drukke Venetië lopen? Zullen we nog twee keer per jaar op citytrip kunnen? We waren op het hoogtepunt gekomen van een soort consumerism, consumptiedwang. Alle jongeren moesten na hun studie meteen de wereld rondreizen, anders hadden ze niet geleefd. Dat zal veranderen. Ik zie een einde komen aan de absolute vrijheid die we gekend hebben.

Economisch topadviseur Piet Vanthemsche: 'Schrijf het op: er komt geen exit aan de coronacrisis'

Ik herhaal: wat wij nu meemaken, is sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer gebeurd. Onze economie en onze overheid moeten vanaf nu inzetten op damagecontrol van een toe nu toe ongekende omvang. De schade die het virus heeft aangericht, maatschappelijk en economisch, is gigantisch. In een paar weken tijd gaat het om twee keer de totale schade van de bankencrisis van 2008 en 2009.

De Nationale Bank heeft het over een V-curve: wat onze economie dit jaar verliest, halen we al in 2021 weer op.

Vanthemsche: De Nationale Bank en het Planbureau hebben één scenario uitgewerkt: zeven weken lockdown, negen maanden herstel . (cynisch) Dat is een relatief optimistisch scenario. We moeten nog beginnen met het opmeten van de schade. Vandaar dat ik op Facebook Winston Churchill citeerde: ‘Dit is niet het begin van het einde. Dit is het einde van het begin.’

U vindt de coronacrisis erger dan de oliecrisis in de jaren zeventig? De daaropvolgende recessie en het herstelbeleid hebben geduurd tot in de jaren tachtig.

Vanthemsche: Zullen onze kmo’s blijven investeren? Zullen we nog kunnen exporteren? Zullen onze uitvoermarkten straks nog bestaan? Ons land draait op export, en 80 procent van die uitvoer komt uit Vlaanderen. De uitdagingen om onze economische positie te repareren zijn ongezien. De overheid zal opnieuw moeten investeren, maar ook de Belgische staat kan niet in zijn eentje alle putten van het land vullen. We hebben in België een berg spaargeld. We zullen moeten nadenken hoe we dat kunnen mobiliseren voor onze economie. En zelfs daarmee zullen we ons nog niet kunnen redden. Ook de Europese Commissie zal opnieuw uit haar pijp moeten komen.

Tegelijkertijd zie ik bedrijven, organisaties en mensen die proberen te profiteren van de crisis. Ik krijg e-mails van Greenpeace: dat we toch geen luchtvaartmaatschappijen moeten steunen die nooit belastingen betalen – het gaat erover dat hun kerosine taksvrij is. En Gaia plaatst advertenties tegen de dierlijke productie. Al die pressiegroepen proberen de coronacrisis te recupereren voor hun eigen zaak.

Moeten we Brussels Airlines redden? Dat bedrijf verkeert al jaren in moeilijkheden.

Vanthemsche: Het zullen harde discussies worden. Het begon al toen minister van Financiën Alexander De Croo (Open VLD) zijn akkoord afsloot met de banken waardoor gezinnen, zelfstandigen en bedrijven uitstel kunnen krijgen om hun leningen af te betalen als ze door de coronacrisis in de problemen komen. Neem van mij aan: de banken waren in alle staten. Of de banken te streng zijn in het verstrekken van leningen? Ach, Unizo roept altijd dat de banken te streng zijn. De afspraak is nochtans duidelijk: de banken zullen alleen de bedrijven helpen die gezond waren vóór de uitbraak van de coronacrisis. Dat betekent inderdaad dat heel wat bedrijven en jobs zullen verdwijnen. Het wordt dus ‘ very gloomy’, zoals Pierre Wunsch, de gouverneur van de Nationale Bank, het verwoordde.

Er is ook kritiek omdat eerst de economie uit de lockdown mag komen, en pas nadien de maatregelen die ons ‘sociale leven’ beperken.

Vanthemsche:(verstoord)Nie neuten! Ik heb negen kleinkinderen en mijn moeder zit in een rusthuis. Ik heb ze ook al weken niet meer kunnen omhelzen. Moeten we daarover zagen? Voor de meeste mensen is de situatie best draaglijk, zeker als ze een tuintje hebben. Komaan zeg, wie daar niet tegen kan, moet elders gaan wonen. De politici hebben de juiste keuze gemaakt: eerst mag de economie heropstarten, daarna het onderwijs, dan pas de winkels en het maatschappelijk leven, en helemaal aan het einde komt de ontspanningssector. Die volgorde is vanzelfsprekend: we hebben de economie nodig om de rest te kunnen opstarten. Ik maak me wel zorgen over de kwetsbare groepen. Als voorzitter van de Voedselbank merk ik elke dag dat de rijen langer worden.

Een onderzoekscommissie naar de wzc’s? Dat ruikt te veel naar een heksenjacht. Ik hoop op een soort waarheidscommissie.

Op uw Facebookpagina schrijft u dat u nadenkt ‘hoe het verder moet met ons politiek bestel na de coronacrisis’?

Vanthemsche: We moeten het systeem resetten. Het werkt niet meer. Resetten betekent dat we teruggaan naar een systeem dat ons toelaat om in dit land op een normale manier beleid te voeren. Als er een regering komt, zal de hervorming van de Belgische staatsstructuur een essentieel onderdeel moeten zijn van de denkoefening. Dat kan niet anders. Onze gezondheidszorg is te versnipperd. Tijdens deze coronacrisis deed iedereen zijn uiterste best, maar als we eerlijk zijn moeten we toegeven: we presteerden suboptimaal. Dat komt niet door de mensen, maar door de structuren.

Hebben we het echt minder goed gedaan dan mogelijk was?

Vanthemsche: De drama’s die bijvoorbeeld in de woonzorgcentra (wzc’s) plaatsvonden, zijn een gevolg van onze staatsstructuur. De bevoegdheid over de wzc’s zit helemaal versnipperd tussen de federale en de regionale overheid. Toen ik nog voorzitter van het Wit-Gele Kruis was, heb ik al aan Wouter Beke (CD&V) gezegd: ‘De zesde staatshervorming marcheert niet.’ De eerste lijn is sindsdien opgedeeld in een groep die prestatiegeneeskunde levert en dus betaald wordt door de federale overheid. Een andere groep doet aan preventie en krijgt een enveloppenfinanciering van de gewesten en gemeenschappen. Die scheiding loopt als een ravijn door onze gezondheidszorg.

Had dat gevolgen voor de aanpak van de coronacrisis?

Vanthemsche: Dat heeft zijn sporen nagelaten. De federale regering heeft zich, niet onlogisch, in de eerste plaats bekommerd om de federale gezondheidszorg. Onze ziekenhuissector heeft snel geschakeld en ving de schok professioneel op. Maar bij gebrek aan een eengemaakt gezondheidsbeleid hebben de instellingen die afhangen van de regio’s van in het begin achterstand opgelopen, en die hebben ze nooit kunnen ophalen. Vandaar dat de wzc’s de epidemie zo moeilijk onder controle kregen. Dat werd trouwens algemeen gevreesd. Jo Vandeurzen (Vlaams minister van Welzijn van 2009 tot 2019, nvdr) zei mij al een hele tijd geleden: ‘Als zo’n epidemie uitbreekt in onze wzc’s, gaan we nogal wat meemaken.’ Dat is ook gebeurd, en daardoor heeft deze crisis de wzc’s in een slecht daglicht geplaatst. Onterecht, vind ik: er wordt daar hard en kwalitatief gewerkt.

Moet er een onderzoekscommissie komen?

Vanthemsche: Het woord ‘onderzoekscommissie’ ruikt mij iets te veel naar ‘heksenjacht’. Ik wil geen herhaling van de toestanden die ik zelf nog heb meegemaakt met de dioxinecommissie na de dioxinecrisis. Parlementsleden stelden ons vragen die ze aflazen van briefjes die journalisten hen toestopten. Peter Vanhoutte, een Kamerlid van Agalev, stelde mij voortdurend vragen. Ik wachtte een dag om hem te antwoorden. Als ik hem ’s anderendaags wilde antwoorden, zei hij: ‘Laat maar. Ik heb weer nieuwe vragen.’ Zo moet het dus níét.

Tegelijk zijn crisissen altijd leermomenten. Ze bieden politici en beleidsdragers de unieke kans om zaken te doen die voordien onmogelijk waren. Men moet achteraf dus ook de tijd nemen om te remediëren wat men heeft beslist. Ik hoop dat er een soort ‘waarheidscommissie’ komt, die natrekt wat goed was en wat beter had kunnen lopen. En hoe we ons institutioneel kader kunnen repareren.

Hoogleraar huisartsgeneeskunde Jan De Maeseneer zegt: regionaliseer de hele gezondheidszorg. Ziekenhuisdirecteur Marc Noppen meent: breng alles opnieuw onder federale voogdij.

Vanthemsche: Ik ben het met beiden eens dat het gezondheidsbeleid weer in één hand moet komen.

De Belgische of de Vlaamse?

Vanthemsche: In mijn carrière heb ik België alleen centrifugaal weten functioneren, niet omgekeerd. Ik heb weinig bevoegdheden zien terugkeren naar het federale niveau. Ik denk ook niet dat het werkt. Ik heb er dus geen probleem mee om de hele gezondheidszorg te regionaliseren. Zeker, dan komt het probleem Brussel weer op tafel, en misschien moeten we dan maar van Brussel een volwaardig derde gewest maken. Whatever: zolang men maar een omvattend beleid kan voeren voor de hele gezondheidsketen.

Men moet ook iets doen aan de politieke versnippering. Een goede vriend vertelde me onlangs: ‘De kwaliteit van ons politiek personeel is niet meer wat het was.’ Dat hoor je wel meer. Het is onzin. Het onvermogen om dit land te besturen, ligt niet aan de politici zelf, maar aan de evolutie van het politieke landschap. Als één partij 30 procent behaalt en een andere 20, dan is het vrij eenvoudig om een coherente regering te maken. Met zes of zeven partijen wordt dat al een stuk complexer. We moeten dus sleutelen aan ons politieke systeem.

Intussen zit het land nog altijd zonder regering.

Vanthemsche: We kunnen in de huidige omstandigheden onmogelijk naar nieuwe verkiezingen gaan. Ik hoop dat men de moed zal hebben om na deze crisis snel een regering te vormen. De partijvoorzitters hebben de sleutels in handen. Als ze hun verantwoordelijkheid niet nemen, zijn ze het niet waard om op die plaats te zitten.

B ent u op dit moment eigenlijk optimistisch of pessimistisch?

Vanthemsche: Laten we hopen dat ik te pessimistisch ben, maar je kunt beter te pessimistisch zijn dan te optimistisch. Dat is mijn uitgangspunt in crisismanagement: vertrek van het worstcasescenario. Alles wat beter gaat, is dan meegenomen. Gelukkig geloof ik in de veerkracht van de mensen. We hebben een gigantisch aanpassingsvermogen. De wereld zal niet vergaan door corona. Ik geloof trouwens dat de opwarming van de aarde op lange termijn een grotere uitdaging is dan het coronavirus. Als we het coronavirus overwonnen hebben, is die strijd gestreden. De opwarming van de aarde is van een heel andere orde: die strijd zal nooit gestreden zijn. Het gevecht om het klimaat is fundamenteler voor onze toekomst dan de oorlog tegen corona.

Piet Vanthemsche

– 1955: geboren in Kortrijk

– Studie: dierenarts (UGent)

– 1986-1992: veterinair inspecteur

– 1992-2000: kabinetslid en -chef bij ministers van Landbouw Karel Pinxten, Herman Van Rompuy en Jaak Gabriels

– 2002-2006: topman FAVV

– 2006: topman Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten

– 2007: interministerieel commissaris influenza

– 2007-2015: (onder)voorzitter van de Boerenbond

– Sinds 2016: voorzitter van Wit-Gele Kruis

– Sinds 2018 voorzitter van de Belgische Federatie van Voedselbanken

– Sinds 2019 voorzitter ziekenhuisnetwerk Briant

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content