Yves T'Sjoen

‘Discussie over hedendaagse beeldvorming van de Indianen kan ook vandaag nog gensters geven’

Yves T'Sjoen Hoogleraar moderne Nederlandse literatuur (UGent) en verbonden aan de Universiteit Stellenbosch

Professor Yves T’Sjoen (UGent) blikt vooruit naar de overzichtstentoonstelling van het werk van Camiel Van Breedam in de Kazerne Dossin in Mechelen.

In Tate Modern loopt nog tot 30 oktober een expositie over het werk van Georgia O’Keeffe (1887-1986) . Op de cultuurpagina van De Standaard (9-10 juli) is melding gemaakt van “[h]aar grote liefde”: “het ruwe landschap van New Mexico in het zuiden van de Verenigde Staten, het oude land van de Navajo’s en de Apaches, waar ze de laatste decennia van haar leven nooit op uitgekeken raakte”. Tijdens mijn lectuur van de beschouwing van Jan van Hove moest ik denken aan een kunstwerk dat de Universiteit Gent sinds enkele jaren huisvest. Het is een confronterende, tot de verbeelding sprekende aanklacht tegen machtswellust, minachting, superioriteitsdenken. Tegen wat de kunstenaar Camiel van Breedam honend “gods-dienst” noemt.

‘Discussie over hedendaagse beeldvorming van de Indianen kan ook vandaag nog gensters geven’

“De indiaan [symboliseert] ieder cultuurvolk of elke minderheid die het slachtoffer van vooroordelen, machtsmisbruik en geweld dreigt te worden.” Deze zin is te lezen in een bijschrift van De laatste dag, als het heidens oog vol is (1980), Camiel van Breedams assemblagekunstwerk dat is genoemd naar een citaat uit het Egyptische Dodenboek. Het imposante werk, samengesteld met recyclagemateriaal en refererend aan de genadeloze genocide op het Indianenvolk, staat sinds oktober 2010 opgesteld in het Universiteitsforum van Gent.

Detailopname van het kunstwerk 'De laatste dag, als het heidens oog vol is' van Camiel Van Breedam: dit environment/assemblagewerk werd aan de UGent geschonken door Roger en Constance de Neef.
Detailopname van het kunstwerk ‘De laatste dag, als het heidens oog vol is’ van Camiel Van Breedam: dit environment/assemblagewerk werd aan de UGent geschonken door Roger en Constance de Neef.© UGent – foto Hilde Christiaens

Verder meldt de tekst: “De monumentale beeldcompositie ademt hulpeloosheid, rebellie, trots, tederheid en veel opgekropte schoonheid uit”. Met De laatste dag, waarvan de ontstaansgeschiedenis tussen 1978 en 1980 moet worden gesitueerd, was de inmiddels tachtigjarige jongeling Van Breedam niet aan zijn proefstuk toe. Bekend zijn de kleinere werken Opgedragen aan alle Indianen (1975) en Toestel waarmee een blanke Indianen pluimt (1986). En vooral dan de driedimensionale environments Indiaans stil leven (1980), Dodenwake in een gewijde cirkel (na de terugkeer van de jacht) (1980) en Het zien van uw steden doet pijn aan de ogen (gesprek tussen de Indiaan en de coyote) (1980). Het kunstwerk met de grootste renommee in Van Breedams Indianenrepertoire is Het Concilie van Wounded Knee (1973).

Volgens de kunstenaar ligt het al jaren samen met Zij die zich niet bekeren zullen omkomen schandalig te verkommeren in het depot van Mu.ZEE in Oostende. Enkele jaren geleden stond het nog opgesteld in In Flanders Fields Museum: negen menselijke figuren, onderuitgezakt op kerkstoelen en verzameld rond een lijkbaar, en een opperhoofd (Sitting Bull?) op een troon. Het werk verwijst naar het bloedbad dat onder Noord-Amerikaanse Indianen is aangericht. Op 29 december 1890, toen in Wounded Knee (South Dakota) naar verluidt honderdvijftig Indianen zijn omgekomen.

Op 27 februari 1973: het door American Indian Movement bezette dorp is uitgeroepen tot de Oglala Sioux-vrijstaat. De Sioux, volgens Karl van den Broeck “de verzamelnaam […] voor de verschillende Lakota- en Dakota-volkeren van Minnesota, de Dakota’s, Wyoming, Nebraska en Montana in de Verenigde Staten”, eisten het recht op de Black Hills op, heilige grond die door de Amerikaanse overheid voor economische doeleinden is geëxploiteerd. Na ruim twee maanden van bezetting greep het leger in en heroverde het gebied.

Bekend is Redbones hit “We were all wounded at Wounded Knee” (1973). Hierop alludeert het bijschrift bij De laatste dag: we dreigen allen het slachtoffer te worden van geweld en machtswellust. De laatste dag is een politieke aanklacht, een ecologisch statement en ook een hedendaagse spiegel.

Van Breedam in universiteitscollecties

De Boomse kunstenaar restaureerde de voorbije maanden een ander Indianenwerk. Handelingen XXVI, 24. Ge raaskalt… (1977), jarenlang in het bezit van de VUB en ten prooi gevallen aan bestuurlijke onachtzaamheid en als studentikoos verpakt vandalisme, zal vanaf maandag 17 oktober te zien zijn in een unieke tentoonstelling. Camiel van Breedam bereidde bijna een jaar een overzichtstentoonstelling voor in de Kazerne Dossin in Mechelen waar dit najaar voor het eerst alle Indianenretabels worden verzameld. Alleen De laatste dag ontbreekt. Toeschouwers zullen in de catalogus een foto van het adembenemende kunstwerk kunnen bekijken. Wie het origineel wenst te zien, kan natuurlijk altijd langslopen in het Universiteitsforum Gent in de Sint-Pietersnieuwstraat, naast het rectoraat en Kunstencentrum Vooruit. Er is voor de Universiteit Gent een ongelooflijke schenking op komst maar daarover zeg ik nu nog niets.

Het ongelijk van Jan Hoet

Toen voor het eerst sprake was van een schenking van het echtpaar Roger en Constance de Neef, in september 2006, liet de dichter mij dit weten: “Jan Hoet, met wie ik ooit over dit werk tijdens de Biënnales in Venetië sprak, is zeker niet gekant tegen de enigszins barokke Van Breedam die hij, op voorspraak van Karel Geirlandt, al in de jaren ’60 en ’70 exposeerde. Nochtans gaat zijn voorkeur uit van een kale minimale uitbeelding die elke verwijzing naar iets buiten de voorstelling (verhaal, geschiedenis, engagement e.d.) schuwt. Voorts was de geïntegreerde installatie in onze hoeve te Heist-op-den-Berg al vijf jaar vooruit op zijn ‘Chambres d’Amis‘”.

De koorbank van De laatste dag biedt ruimte aan zeven verminkte Indianenfiguren, een blinde hond-ziener en tal van gekwetste relikwieën. Zoals Van Breedam wel vaker deed, is het assemblagekunstwerk vervaardigd met diverse materialen (hout, dierenhuiden, leder, been, glas, spiegel, lood, jute, pluimen, touw enzovoort). Het environment – Van Breedam verkiest deze term boven “installatie” – is een sociaalkritische tableau vivant: een overweldigende intrieste scène met levensgroot geconcipieerde Indianen die in hun verslagenheid een beraad houden. Daartegenover hangt met touwen aan het plafond een door de Poolse kunstenaar Anton Zydron beschilderde leeuwinnenhuid in de kleuren van de Sioux-Indianen (blauw, zilver en rood). De voorloper van Jan Hoets artistieke project Chambres d’Amis kan elke dag worden aanschouwd.

Glazen kooi

Zodra ik in de buurt ben, loop ik steevast even langs de glazen kooi. De passant ziet zich dan in het intimistisch verlichte kunstwerk gereflecteerd. Geflankeerd door een fragment uit het al even indrukwekkende gedicht ‘De kleine chirurgie (ballade van Wounded Knee)’ van Roger de Neef, eerst gepubliceerd in Nieuw Vlaams Tijdschrift (1974) en later gebundeld in Gestorven getal (Pink Editions & Productions, Antwerpen, 1977), spreekt De laatste dag niet alleen over de gruwelijke Indianengenocide.

Het motto is ontleend aan Pablo Neruda’s lyrische epos Canto General (1950) en heeft het in een vertaling van Bart Vonck over “het verraad [dat zich] voltrok” en “de misdaad [die] de geschiedenis binnen[kwam] en [alles] vertrapte”. Tegelijk zijn beeldend werk en gedicht een aanklacht tegen volkerenmoorden in Kongo en Rwanda, in Cambodja en Vietnam, in Irak en Syrië en op vele andere plekken toen en nu. In een monografie van Wim Meewis over Camiel van Breedam lees ik dat het werk “verband [houdt] met levensinzichten die de westerse mens wellicht te vlug en te radicaal van zich heeft afgelegd”.

Sitting Bull vandaag

Een persoonlijke, op onderzoeksjournalistiek drijvende getuigenis/reconstructie over het dramatische lot dat de Indianen beschoren is, presenteert Waarom ik de Indianen wil redden. Op zoek naar het kruis van Sitting Bull door Karl van den Broeck (Polis, Antwerpen, 2016). De levensinzichten van de Amerikaanse Sioux spraken tot de verbeelding van pater-jezuïet Pieter-Jan de Smet, vertrouweling van het als legendarisch omschreven Indianenopperhoofd Sitting Bull.

De Smet, een man met een missie bij de Indianen (1821-1873), kan volgens de auteur aanspraak maken op het statuut van “grootste Belg”. Van Breedam is daar roerend mee oneens. Begin dit jaar had in het Provinciaal Cultuurcentrum Caermersklooster van Gent de tentoonstelling ‘The Call of the Rockies. Pieter-Jan de Smet en de Indiaanse tragedie’ (5 februari-1 mei 2016) plaats. Camiel van Breedam liet me enkele maanden geleden weten niet zo opgezet te zijn met deze expositie. Het belang van het religieus-koloniale verhaal van missiepaters, geleid door jezuïeten-bekeringsijver, is te nadrukkelijk in de verf gezet. Van Breedam noteerde in het bezoekersboek: “misselijk makende tentoonstelling die aantoont wat godsdienst verrichtte en verricht”. Ik weet niet of Van Breedam het boek met het relaas van Van den Broecks queeste al kon lezen.

Authentiek artistieke discours

Ik kan het iedereen aanbevelen die De laatste dag gaat aanschouwen in het Gentse universiteitsgebouw en wie vanaf volgende maandag 17 oktober 2016 de overzichtsexpo in de Dossin Kazerne bezoekt. Alleen op die manier wordt het authentieke artistieke discours dat Van Breedam in zijn beeldend werk sinds de jaren zeventig aanschouwelijk maakt nog beter zichtbaar. Het is vooral antigodsdienstig, sceptisch tegenover de historische, morele en ideologische recuperatie van het Indianenverhaal.

Indien collega Johan Braeckman het een goed idee vindt, organiseer ik in zijn prachtige De Corridor (Wetteren) een gesprek tussen Van den Broeck en Van Breedam. Of misschien doen we dat wel aan onze universiteit. Die ontmoeting over hedendaagse beeldvorming van de Indiaan zal gegarandeerd gensters geven.

Het is gepast hier mijn erkentelijkheid uit te spreken ten aanzien van historicus Herman van Goethem, toen directeur van het museum in Mechelen en nu rector van de Universiteit Antwerpen. Waarom ik Indiaan steevast met kapitaal spel, kunt u nalezen in het woord vooraf dat “Indianenredder” en Apache-journalist Karl van den Broeck in zijn meeslepende roadtrip heeft opgenomen. Tijdens het zomerreces las ik weer Walter van den Broecks autofictionele/biografische boek Aantekeningen van een stambewaarder (1977), waarin we van pagina 69 tot 165 met Jules van den Broeck van Turnhout via de Filippijnen naar de Verenigde Staten reizen. Daar kan de belangstellende een voorafname lezen van wat de zoon van de schrijver zo fascineert.

Deze tekst is tot stand gekomen na een atelierbezoek in Aartselaar en gesprekken met Camiel van Breedam en Roger de Neef.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content