Michel Vandenbosch

Dierproeven: ‘Voor ons tellen de individuele dieren, niet de percentages’

Michel Vandenbosch Michel Vandenbosch is voorzitter van de dierenrechtenorganisatie GAIA

‘Een pleidooi voor strengere wetgeving gaat niet noodzakelijk gepaard met meer papierwerk’, reageert Michel Vandenbosch van GAIA op een opiniestuk van Liesbeth Aerts over de vraag naar meer transparantie bij dierproeven.

Over het opiniestuk van Liesbeth Aerts in verband met het transparantieprobleem van dierproeven het volgende: Onder volledige transparantie versta ik ook dat er volledig en niet selectief geciteerd wordt uit het rapport “Het gebruik van honden en katten bij dierproeven in België”. In bedekte termen laten uitschijnen dat het niet uitgesloten is dat de studie niet objectief werd gedaan, doet bij mij de vraag rijzen of mevrouw Aerts bij de Jezuïeten school gelopen heeft.

Dierproeven: ‘Voor ons tellen de individuele dieren, niet de percentages’

Het onderzoek werd gedaan door moraalwetenschapster Elif Stepman, onder begeleiding van prof. dr. Johan Braeckman, hoogleraar wijsbegeerte aan de Ugent, en oprichter van de in wetenschappelijke kringen wel bekende vereniging De Maakbare Mens. Wat Liesbeth Aerts vergeet te vermelden, is dat het rapport “is gebaseerd op de beschikbare wetenschappelijke en andere feitelijke informatie” en er staat in de paragraaf waaruit zij citeert ook: “De inhoud werd niet door enige financiering beïnvloed.” Zoals het hoort, dus.

Pijn van proefdieren onderschatten

Uit de studie blijkt o.a. dat onderzoekers mogelijk over onvoldoende kennis beschikken om de ‘pijnlevel’, eufemistisch aangeduid in het jargon als ‘mate van ongerief’, correct in te schatten en de neiging hebben om de graad van fysieke pijn en psychisch lijden die proefdieren ondergaan, te onderschatten bij het indienen van een projectaanvraag. Dat zo’n correcte inschatting niet evident is en gespecialiseerde kennis vereist is om de signalen die wijzen op pijn en lijden te herkennen, doet niets af aan die vaststelling. De aanwezigheid van een dierenarts of een vertegenwoordiger van de dierenwelzijnscel kan hierbij helpen, maar is geen garantie.

Wettelijk gezien volstaat het dat een wetenschappelijke verantwoording – geen ethische! – wordt ingeroepen om een “ernstige graad van pijn en lijden” te tolereren. Hoe dan ook is de informatie die op de Niet-Technische Samenvattingen, de info die bestemd is voor het grote publiek in het kader van meer openheid, is opgenomen, zeker wat betreft proeven op honden en katten, niet alleen “te vaag” maar ook onvolledig en onderworpen aan allerlei beperkingen. Van volledige openheid is geen sprake.

Liesbeth Aerts kan het ook niet laten te wijzen op het “slechts heel klein deel (0,3 %) van het proefdierenonderzoek in België dat honden en katten uitmaken.” Waar maken we ons druk om? Die 0, 3 % betekent wel 1578 honden en 120 katten in 2014. Voor ons tellen de individuele dieren, niet de percentages. Ik ben niet tegen administratieve vereenvoudiging maar een pleidooi voor strengere wetgeving gaat niet noodzakelijk gepaard met meer papierwerk.

Voorzichtigheid

Mij interesseert vooruitgang van steeds minder naar geen (invasieve) dierproeven, in de zin van zowel ethische als wetenschappelijke vooruitgang. Aerts maakt een redeneerfout waar ze stelt dat “je niet tegelijkertijd over niet genoeg informatie kan beschikken om een oordeel te vellen maar toch weten dat de proef onterecht is.” Wanneer je over onvoldoende gegevens beschikt om een degelijk oordeel te vellen, vel je sowieso geen oordeel en laat je de proef, al dan niet voorlopig, niet toe, uitgaand van het voorzichtigheidsprincipe.

Zoals ik in mijn voorwoord bij het rapport vermeld, is GAIA, wat het gebruik van honden en katten betreft voor experimenten en bij uitbreiding het gebruik van alle dierlijke wezens met een gevoelsvermogen, gekant tegen invasieve proeven op gezonde dieren, proeven die gezonde dieren ziek maken, vergiftigen, mutileren, met de dood als uiteindelijk gevolg. Behalve het gevoels- of bewustzijnsvermogen zijn ook de aspecten natuurlijke kwetsbaarheid en weerloosheid hierbij van essentieel belang.

Huiselijke omgeving

In zoverre dat GAIA het gebruik van honden en katten, die reeds aan de aandoening lijden en waarbij het onderzoek gebeurt met de bedoeling een remedie voor die aandoening te vinden, kan aanvaarden, op voorwaarde 1. dat de mensen die zorg dragen voor de dieren in kwestie hun goed geïnformeerde toestemming geven waar dieren uiteraard van nature uit niet toe in staat zijn, en 2. dat die dieren in een omgeving terechtkomen die de huiselijke omgeving zo dicht mogelijk benadert. En 3. Dat het dier in principe aan het eind van het onderzoek terug kan naar de huiselijke omgeving of in een opvanggezin opgenomen wordt.

Het is vandaag al zo dat bij sommige gedumpte asieldieren, die werden ingeslapen, de schildklieren worden weggenomen voor onderzoeksdoeleinden. Ook daar verzet GAIA zich niet tegen, ondanks het feit dat het dumpen van ongewenste gezelschapsdieren in asielen moet tegengegaan en vermeden worden.

Tenslotte: ik beweer niet dat het vinden van medicatie tegen allerlei ziekten en aandoeningen overbodig is, ik betwijfel sterk of dierproeven daarvoor de meest verantwoorde, laat staan de meest doeltreffende methode is.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content