‘De “water-kilometer” kan een instrument zijn om Vlaanderen beter te wapenen tegen de droogte’

Naar analogie met de transportsector pleiten Korneel Rabaey en Arjen Van de Walle (CAPTURE, UGent, UAntwerpen en VITO) voor de ‘water-kilometer’ om de waterrobuustheid in Vlaanderen te stimuleren.

Ondanks de huidige gezondheidscrisis gaat terecht veel aandacht naar de toenemende waterproblematiek. Wetenschappers luiden de alarmbel al jaren. Nu is het hoog tijd voor concrete acties om ons watersysteem robuuster te maken, met zo weinig mogelijk negatieve gevolgen voor economie, maatschappij en duurzaamheid. Een aantal belangrijke streefdoelen zijn bekend. Het systeem moet meer water ophouden. Dit betekent meer buffering, meer infiltratie en minder directe lozing in waterlopen daar deze het water op korte termijn naar de Noordzee leiden. Dit behoeft weinig discussie, in tegenstelling tot het tweede punt: We moeten streven naar meer lokale robuustheid. Dit betekent dat we zo weinig mogelijk water onnodig verplaatsen tussen regio’s en er binnen een regio naar zo veel mogelijk onafhankelijkheid gestreefd wordt. Onafhankelijk betekent dus ook dat een individueel gebouw, site of huishouden zo weinig mogelijk water onttrekt aan de omgeving en er zo weinig mogelijk in loost. Aan technologische interventies om dat mogelijk te maken wordt beduidend minder aandacht besteed.

De ‘water-kilometer’ kan een instrument zijn om Vlaanderen beter te wapenen tegen de droogte.

Zowel onttrekken als lozen is hierbij belangrijk. De impact van de import én van het wegleiden van water moet in rekening gebracht worden. Vandaag wordt bijvoorbeeld regenwater toenemend gebruikt om toiletten te spoelen; dit vermijdt dat water van elders opgezuiverd en aangevoerd moet worden. Het is goed dat regenwater en niet leidingwater gebruikt wordt, maar het spoelwater gaat typisch het riool in en zo wordt het regenwater over langere afstand weggevoerd, gezuiverd en typisch in een kanaal geloosd.

Beter zou zijn dat regenwater, na gebruik, lokaal gezuiverd en in de bodem geïnfiltreerd wordt. Dit betekent inderdaad dat het niet voldoende is om alternatieve lokale waterbronnen aan te snijden, maar dat ook water zuiveren tot een standaard die infiltratie en buffering in de omgeving mogelijk maakt noodzakelijk is. De voordelen hiervan zijn groot, zoals minder nood aan transport van leidingwater, minder nood aan riolering, betere buffering van water door geleidelijke infiltratie. De technologie om dit soort zaken te doen bestaat reeds en kan op gebouw of wijkniveau toegepast worden.

Waarom gebeurt dit nog niet? Een duidelijk stimulerend kader dat snel goede praktijken beloont op een integrale manier ontbreekt. Hiervoor introduceerden wij eerder, analoog aan het E-peil, een W-peil. Een praktische invulling van het W-peil kan gevonden worden in de water-kilometer. Naar analogie met de transportsector waar de hoeveelheid transport uitgedrukt wordt in ton-kilometers (1 ton verplaatst over 1 kilometer) is de water-kilometer (WKM) het volume water (m3) dat over een bepaalde afstand getransporteerd wordt (km) over een tijdsperiode van 1 jaar. Dit stimuleert eerst en vooral de lokale infiltratie van (gezuiverde afval-)waterstromen daar de afgelegde afstand dan 0 is voor die stroom. Zelfs een grondwaterextractie zou “bespreekbaar” kunnen worden, aangenomen dat even veel water teruggeplaatst wordt door infiltratie. Ten tweede wordt hergebruik van water of regenwatergebruik additioneel gestimuleerd omdat, in tegenstelling tot leidingwater, het aangevoerde water niet getransporteerd moet worden. Dergelijk systeem werkt niet alleen voor buitengebieden maar ook in de urbane omgeving waar bijvoorbeeld maximaal hergebruik van effluenten uit de waterzuivering voor drinkwatervoorziening kan leiden tot een water neutralere stad. Het kabinet Schauvliege raamde in 2015 de kost voor het installeren van riolering in vooral buitengebieden op 3.6 miljard euro tussen 2012 en 2027, met een kost die kan oplopen tot 16 500 euro per gezin. Elke besparing op deze betonkost betaald zich meervoudig terug door lokale robuustheid mee te verbeteren. En inderdaad, dergelijk system zal waarschijnlijk leiden tot een hogere kost voor zij die afgelegen wonen of werken. Maar de maatschappelijke kost van afgelegen woningen en wijken wat betreft watervoorziening, wegen en andere nutsvoorzieningen hoger is en dat zich dat dus ook in een waterfactuur mag vertalen. Dat maakt het echter ook aantrekkelijk om dat geld lokaal te investeren om het aantal WKM’s te verminderen.

Er zijn een aantal uitdagingen. Een eerlijk systeem is nodig om de afstand tussen een gebouw en waterbronnen en -zuivering te bepalen, rekening houdend met de bestaande situatie en met nieuwe ontwikkelingen. Dan moet een kostprijs gezet worden voor een WKM. De meest logische benadering is om de gemiddelde afstand die drinkwater en afvalwater afleggen te bepalen en de huidige gemiddelde waterkostprijs hierop toe te passen. Gebouwen en ontwikkelingen die merkelijk lagere WKM kunnen aantonen moeten progressief beloond worden. Een hogere WKM betekent een hogere belasting, gebaseerd op het terugbrengen van ons water stressniveau van het huidige 40 naar minder dan 25 (globaal door de FAO aanzien als “slechts” initiële water stress) tegen 2030 bijvoorbeeld. Dit stimuleert bedrijven en mensen zich te vestigen op locaties waar water voorhanden is, of waar betere technologieën voor de behandeling van water geïnstalleerd zijn. Een drinkwaterbedrijf of private actor kan proactief een rol opnemen door afvalwater op te zuiveren tot drinkwater om zo voor de bestaande stad in zijn totaliteit de WKM omlaag te brengen. De technologische ontwikkelingen maken het makkelijker om milieudoelstellingen voor gebouwen te halen zoals BREEAM certificaten (enigszins te vergelijken met een E-peil voor gebouwen) die vandaag vooral door energie besparing bereikt worden maar ook al water besparing opnemen. Om dit allemaal financieel mogelijk te maken, moet minstens een fractie van de huidige, substantiële budgetten voorzien voor riolering (momenteel 500 miljoen EURO per jaar), toegewezen worden aan projecten die lokale water robuustheid nastreven.

De WKM kan zo een krachtige drijfveer voor beleidsvoering en implementatie worden, en kan geïntegreerd worden met andere beleidsinitiatieven, bijvoorbeeld op vlak van duurzaam wonen en mobiliteit. Deze inititieven gaan hand in hand, daar plaatsen met veel water beschikbaarheid zoals bij waterzuiveringen vaak in de omgeving van bestaande ontwikkelingen en niet in het buitengebied liggen. De WKM moet het toekomstpad uitzetten, implementatie van vandaag op morgen kan zowel sociaal als economisch een zware last zijn en transitie management wordt dus cruciaal.

Prof. Korneel Rabaey en ir. Arjen Van de Walle zijn verbonden aan het Centre for Advanced Process Technology for Urban Resource Recovery (CAPTURE) van de UGent, de UAntwerpen en VITO.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content