De ’twee jaar besparen’ van N-VA is het equivalent van ‘5 minuten politieke moed’

Voor N-VA is ’twee jaar besparen’ het equivalent van ‘5 minuten politieke moed’: veel geblaat dat volstrekt geen wol oplevert, schrijft Kathleen Van Brempt (SP.A).

Dit opiniestuk van Kathleen Van Brempt is een reactie op een interview in Trends met Bart De Wever: ‘Kunnen we iets anders doen dan besparen? Natuurlijk niet’

‘Kunnen we iets anders doen dan besparen? Natuurlijk niet.’ Met deze variant op There Is No Alternative drukt de man die beloofde zijn termijn als burgemeester van Antwerpen uit te zitten – maar daar nu niet meer zo zeker van is – het Europese besparingsbeleid aan de Vlaamse boezem. Het sociaaleconomisch plan van N-VA is gebouwd op drie principes: besparen, besparen en besparen. Niet zomaar een beetje, maar met de machete. Twee jaar hakken in de wildernis die overheid heet, twee jaar op de tanden bijten en we zijn er door, luidt de argumentatie.

Het lijkt wel of Bart De Wever de laatste jaren geen enkele krant heeft opengeslagen. De berichten over de nefaste gevolgen van het draconische besparingsbeleid waren in de hele wereldpers te lezen. En iedereen zegt hetzelfde: Austerity doesn’t work. Het besparingsbeleid werkt niet, integendeel zelfs, het heeft de recessie verdiept. Volgens een rapport van het Internationaal Muntfonds doet het radicale besparingsbeleid de ongelijkheid toenemen, de lonen dalen en de langetermijnwerkloosheid groeien.

Zelfs in de burelen van de Europese Commissie weet men dat rabiaat besparen niet werkt. Althans dat stond te lezen in een technisch rapport van een econoom van de Europese Commissie, Jan in ’t Veld, dat even online stond en daarna van de website van de Commissie werd gehaald. ‘De gecoördineerde besparingen in de eurolanden hebben het economisch herstel en de crisis in de eurozone verdiept’, verduidelijkte het rapport. Dat berekende voor Spanje dat voor elke euro die bespaard werd, er 1,1 euro verloren ging voor de Spaanse economie. Dan werd er niet eens rekening gehouden met de kosten van de sociale effecten van besparingen, die uiteraard gigantisch zijn.

Gezondheidseconoom David Stuckler lanceerde de boude stelling dat het besparingsbeleid doden op haar geweten heeft in zijn boek The Body Economic: Why Austerity kills. In Griekenland sterven er nu al 2000 mensen per jaar onnodig als gevolg van besparingsmaatregelen in de gezondheidszorg. In Austerity, The history of a dangerous idea toont politiek econoom John Blyth aan dat geen enkele draconische besparingsmaatregel de afgelopen honderd jaar heeft gewerkt. In de jaren 1920 en ’30 trachtten de toenmalige grootmachten VS, VK, Duitsland en Japan via besparingen opnieuw groei te creëren. Dat mondde uit in krimp, protectionisme, geweld en fascisme, schrijft Blyth, en het lag mee aan de basis van WOII.

Recent toonde ook de Franse econoom en gedoodverfde Nobelprijswinnaar Thomas Picketty aan dat besparingsbeleid niet werkt, althans niet op korte termijn. Het duurt twintig, dertig, veertig tot zelfs honderd jaar alvorens besparingen resultaten opleveren. Volgens de N-VA lukt dat op twee jaar. Kortom, voor de N-VA is ’twee jaar’ zowat het equivalent van ‘5 minuten politieke moed’, ofwel veel geblaat dat volstrekt geen wol oplevert.

Als iedereen weet dat besparen om te groeien onzin is, waarom blijven zowel de Europese Commissie als de N-VA dan doen alsof hun neus bloedt? Vooral omdat de roep om te besparen een vermomd ideologisch project is dat vrij makkelijk aan de man te brengen is. Je past de metafoor van de goede huisvader toe, die ook beseft dat hij beter niet meer uitgeeft dan wat hij verdient: je kunt je schulden niet wegwerken door méér schulden te maken. Alleen werkt een gezinsbudget niet zoals een begroting van een staat. Besparingen op het niveau van de overheid treffen altijd de grootste groep, die het minst verdient. Je stort er hele grote groepen mensen mee de vernieling in. Bovendien is het onmogelijk om groei te bereiken met besparingen als alle landen tegelijk aan het besparen gaan. Die landen zijn immers elkaars handelspartners, en om handel te kunnen drijven moet er wel ergens geld uitgegeven worden uiteraard. Dat lukt niet als er overal bespaard wordt.

Wat je met besparingen wel bereikt, is de ideologische neoliberale droom van een kleine, nagenoeg ontmantelde overheid. En daar is het de profeten van de besparingsdrift om te doen. Als je er in slaagt de bevolking in de val te laten lopen, kan je gestaag de sociale zekerheid afbouwen, snijden in de gezondheidszorg, private zorgverzekeringen aanprijzen, flexibele arbeidsvoorwaarden introduceren en privaat initiatief dereguleren onder het mom van stimulering van de economie, lonen laten dalen, beknibbelen op onderwijs… Kortom, je kan van de situatie misbruik maken om het liberale model te verstevigen dat ons aanvankelijk in de miserie heeft gebracht.

Nochtans zijn er alternatieven. Niemand beweert immers dat de staatsschuld niet onder controle gebracht moet worden; het verschil is dat progressieven de besparingen breder in de tijd willen spreiden, zodat er toch middelen vrij gemaakt kunnen worden om te investeren. Zowel Goldman Sachs als het IMF bezweren dat er een soort snelheidsgrens zit op besparingen. Te snel besparen, zorgt – net als te snel rijden – voor ongelukken. In de plaats van de liberale slogan ‘minder schulden om sneller te kunnen groeien’ te hanteren, is een realistischere slogan: ‘meer groeien om minder schuld te hebben’.

Europa moet lidstaten daarom ook toelaten meer publieke investeringen te doen. Dat mag nu niet van de Europese Commissie. Lidstaten kunnen best besparen op lopende uitgaven, maar doen dat beter niet op investeringen. Die laatste verdienen zichzelf immers terug, stimuleren groei, creëren jobs. Bovendien zorgen publieke investeringen er voor dat de kosten voor werk dat sowieso moet uitgevoerd worden, niet oplopen in de toekomst. We weten nu bijvoorbeeld dat elke euro die niet geïnvesteerd wordt in de omslag naar hernieuwbare energie, ons in 2050 vier keer zoveel zal kosten. Er bestaan dus een heleboel investeringen die eerst geld kosten, maar later véél meer geld zullen opleveren en ondertussen wel voor economische relance zorgen. Mochten we alle Vlaamse scholen energie-efficiënt maken, dan zijn de kosten op 8 jaar terugverdiend. Na die acht jaar maken we zelfs winst omdat de energiekosten zijn gedaald. Ondertussen hebben we honderden bouwvakkers aan het werk gezet en het scholenpatrimonium vernieuwd.

Ten slotte is het nodig dat we de financiële sector weer laten doen wat ze moet doen, namelijk de echte economie financieren, in plaats van financiële luchtbellen te blazen in virtuele geldmarkten. Hoewel daar op Europees niveau al heel wat gebeurd is, blijft het problematisch dat banken risicovolle investeringen in de echte economie weigeren te financieren. Ook dat remt economisch herstel af. Het wordt dus een uitdaging voor de volgende Europese Commissie om de banken weer de rol te laten spelen die ze moeten spelen.

Kunnen we iets anders doen dan besparen? Natuurlijk wel. Daar gaat de keuze over op 25 mei: een model dat ons kapot bespaart, of een model dat ruimte creëert voor duurzame groei en blijft investeren in sociale bescherming, onderwijs en innovatie.

Partner Content