Rik Van Cauwelaert

De tragiek van Dehaenes generatie

Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

‘In mijn verborgen leven dat aan mijn publieke optreden voorafging, was ik rebels, een non-conformist, contrair (maar niet gevaarlijk).’ Zo begint gewezen premier Jean-Luc Dehaene zijn memoires.

‘Contrair (maar niet gevaarlijk).’ Het is een omschrijving die ook naadloos past op de politieke loopbaan van Dehaene, die hij uitvoerig in zijn memoires belicht.

In zijn boek Jean-Luc Dehaene, mét commentaar had Hugo De Ridder het over ‘de tragiek van Dehaenes generatie’. Die tragiek bestond hierin dat die generatie, nochtans aangestoken door ‘de steekvlam van mei ’68’, niet in staat bleek de consumptiemaatschappij te temmen, maar integendeel haar beschermer werd.

Die generatie, ooggetuige van een aanzwellende staatsschuld, is er ook niet in geslaagd de sociaal zwakkeren de nodige bescherming te garanderen. En als er al sociale plannen waren, dan strandden die, volgens wijlen Frans Verleyen, in een politiek-syndicale brij.

In zijn gesprek met Walter Pauli in Knack geeft Dehaene ook toe dat hij geen revolutionair was, maar dat hij wel contrair was. Al past het hem toegedichte loodgieterstalent niet bij die tegendraadsheid, veeleer bij de pragmatische aanpak waarvan Dehaene steeds blijk gaf. En dat pragmatisme kwam vaak neer op een grote bereidheid om te marchanderen. ‘Bij Dehaene is alles te koop, ook de grote principes’ zou een oudere, duidelijk ontgoochelde CVP-politica ooit over hem zeggen.

Dat voortdurend marchanderen heeft er uiteindelijk toe geleid dat het federale koninkrijk – communautair dan – tot stilstand werd hervormd en dat 541 dagen nodig waren om de huidige federale regering te vormen.

Een illustratie van dat gemarchandeer is de manier waarop artikel 35, om Volksunie-aanvoerder Hugo Schiltz te paaien, in 1992 werden ingeschreven in de grondwet. Dat artikel zegt dat de federale overheid slechts bevoegd is voor de aangelegenheden die de Grondwet en de wetten, krachtens de grondwet zelf uitgevaardigd, haar uitdrukkelijk toekennen. Gemeenschappen en gewesten worden dan bevoegd voor de overige aangelegenheden onder de voorwaarden en op de wijze bepaald door de wet.

Schiltz wilde met dat artikel 35 de confederale benadering van de grondwetshervorming van 1992 benadrukken. Dehaene, die de steun van Schiltz en diens VU nodig had voor de staatshervorming, stemde daarmee in. Ook al was het artikel in zijn ogen, zo staat het in zijn memoires, een theoretisch concept, bijgevolg niet bedoeld om tot uitvoering te brengen.

Steunend op het studiewerk van professor Jan Velaers, wijst Dehaene in zijn memoires op een drietal, volgens hem, zware hindernissen die genomen moeten worden om artikel 35 te kunnen uitvoeren. Maar, besluit Dehaene deze passage, ‘hiermee is niet gezegd dat artikel 35 onbruikbaar is. Als de huidige methode tot op de draad versleten is, is het misschien een alternatief.’

Dat de huidige methode tot op de draad versleten is, werd al duidelijk in 2007 toen Yves Leterme, op een voor hem pijnlijke wijze, moest vaststellen dat het Belgische model tegen zijn grenzen stootte.

Hugo Schiltz besefte dat het Belgische federalisme er vooral op gericht blijft de Vlaamse meerderheid te minoriseren. Want op elk moment behoudt de federale overheid haar greep op de deelstaatbevoegdheden.

Schiltz besefte terecht dat de confederale oplossing, op basis van artikel 35, de enige uitweg bood uit het communautaire imbroglio.

Dehaene zegt zelf in zijn memoires dat de Europese integratie een steeds grotere stempel drukte op het hervormingsbeleid: ‘De uitbouw van een Europees supranationaal kader stimuleerde de drang naar meer autonomie van de volksgemeenschappen binnen de natiestaten, ook in België.’

Maar die beslissende stap, de uitvoering van artikel 35 – een copernicaanse revolutie, zoals hij zelf zegt – die heeft Dehaene niet gezet. Hij koos voor het beproefde communautaire gemarchandeer dat er uiteindelijk toe heeft geleid dat, naar het woord van wijlen Frans Verleyen in Knack, het federale koninkrijk nog steeds door wederzijdse chantage bij elkaar wordt gehouden.

Als het erop aankwam, koos Dehaene altijd voor de gevestigde machten en de conventies die in het politieke establishment gelden en die hem naar de raden van bestuur van InBev en Umicore hebben geloodst.

Onder het non-conformistische vernis, de rolkraag, de verbale botheid, bleek uiteindelijk toch een Brugse bourgeoisjongen te schuilen. Een beetje contrair, maar uiteindelijk toch niet gevaarlijk.

Rik Van Cauwelaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content