De Tour de France met Thomas De Gendt: ‘De tragiek van een kansloze aanval: dat trekt me aan’

Thomas De Gendt: 'In één koers op de vijf zit ik in de vlucht. Mooi gemiddelde.' © Jelle Vermeersch
Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Zaterdag begint in Düsseldorf een Tour de France voor aanvallers. Dat klinkt Thomas De Gendt, vorig jaar winnaar op de Mont Ventoux, als muziek in de oren. ‘In beeld komen: voor mij volstaat dat niet meer.’

Of de Ronde van Frankrijk vroeger beter was, is een andere vraag. Maar hij was in elk geval overzichtelijker. Je had een stuk of negen vlakke etappes die geheid eindigden met een sprint. Je had drie tijdritten voor de specialisten. En je had nog eens zes etappes door het hooggebergte, het strijdperk voor de gele trui. De kliekjes – de enkele ritten met een onbestemd parcours – waren het terrein van de vluchters. De Tour van 2017 breekt met dat stramien. Eigenlijk is hij één grote overgangsrit, van dit weekend in Düsseldorf tot drie weken later in Parijs. Gegarandeerde sprintersetappes vallen op één hand te tellen, en er is maar één volwaardige bergrit. Op de VRT zullen commentatoren José De Cauwer en Michel Wuyts het woord ‘middengebergte’ vaak in de mond nemen.

Thomas De Gendt ziet het graag gebeuren, zo’n rittenkoers vol ontsnappingskansen. Vorig seizoen reed de renner met de kleurrijke bijnaam ‘de Schorpioen van Semmerzake’ liefst 2653 kilometer in de aanval. ‘Dat is bijna een volledige Ronde van Frankrijk voorop, uitgesmeerd over een heel jaar’, zegt hij niet zonder trots. ‘In één koers op de vijf zit ik in de vlucht. Mooi gemiddelde.’

Ik ben niet egoïstisch genoeg om een goede kopman te zijn

Thomas De Trein stoomt altijd door. ‘De fijnste koersen zijn die waarin één vluchter vecht tegen het peloton. Halen ze hem in, of flikt hij het? De tragiek die achter zo’n kansloze aanval zit, vind ik geweldig. Ze trekt me aan. Als jonge wielerfan supporterde ik nooit voor de veelwinnaars. Lefgozers als Jens Voigt, Jacky Durand en Ludo Dierckxsens waren mijn helden. Als zij wonnen, kon je juichen. Voor iemand die de laatste vijf meter op kop komt en de sprint wint, doe je dat toch niet?’

Thomas De Gendt: Eigenlijk is dat de omgekeerde versie van hetzelfde spel: mijn werkgever vraagt een spurt, maar natuurlijk heb ik sympathie voor de jongens wier dag ik aan het verknoeien ben. Vooral wanneer het er niet meer dan één of twee zijn die het lang uithouden, en je ze pas in de laatste kilometers terughaalt. Dat doet pijn, maar dat is nu eenmaal de koers. Ik maak zo’n vluchter altijd een compliment: ‘Om jou terug te pakken, heb ik alles uit de kast moeten halen.’ Wie respect geeft, krijgt respect terug.

Mijn ervaring als aanvaller komt van pas wanneer ik vooraan rijd in het peloton: ik wéét hoe een vluchtersgroep reageert. Waar ze versnellen, waar ze vertragen, waar het slepen begint. Ik ben blij dat ik in de eerste week van de Tour voor Greipel moet werken, en niet alleen omdat hij een dankbare kopman is. Die week wordt er voortdurend gevallen. Als je dan in de kop zit, is de kans kleiner dat je erbij ligt. Pas de volgende weken, wanneer het peloton vermoeid is, krijg je ontsnappingen die ver dragen.

Hoe lastig is het om in de juiste vlucht te raken?

De Gendt: Om te beginnen moet je een geschikte rit uitkiezen. Wacht op een etappe die bergop start, liefst in de laatste week. En vertrek met een groep waarin niemand een bedreiging is voor de klassementsrenners. Als de aanloop vlak is, wordt het sowieso afzien. Honderd man proberen dan te ontsnappen. Je moet geluk hebben dat je net voorop zit wanneer in het peloton de weerstand breekt. Ik vóél dat moment aankomen. Er daalt dan een soort boosheid over de groep neer: ‘Zeg, zijn die vluchters nog niet weg. Wij zijn allemaal moe!’ (lacht) Wanneer de gaten ongewoon traag worden dichtgereden, spaar ik mezelf tot ik vol gas kan vertrekken. Halve demarrages maken geen kans.

Renners die willen doorrijden maar aan de meet trager zijn dan ik: dat zijn ideale metgezellen. Met Fransen ga ik graag op pad. Zij koersen met het mes tussen de tanden en vergalopperen zich weleens in hun enthousiasme. Je hebt mannen nodig die 150 kilometer een goed tempo willen en kunnen aanhouden, niet van die types die halverwege beginnen te pokeren. Zo iemand moet eraf: profiteren werkt aanstekelijk. Begint er eentje flauw te doen, dan denkt algauw een tweede: ‘Ik wil hier vandaag ook niet de onnozelaar zijn.’ Er is maar één optie: demarreren en de slepers overboord gooien.

Mee raken in een vlucht is al een beetje winnen, zeker in de Tour.

De Gendt: Voor de kleinere ploegen wel: zij hebben zo’n vlucht nodig om op te vallen. Voor mij volstaat in beeld komen niet meer. Dan kan ik evengoed in het peloton blijven – wanneer ik me op kop zet voor André Greipel, zien de camera’s mij ook.

De Tour de France met Thomas De Gendt: 'De tragiek van een kansloze aanval: dat trekt me aan'
© Jelle Vermeersch

Een vluchter heeft betrouwbare maats nodig. Wordt er weleens op voorhand afgesproken om samen weg te springen?

De Gendt: Ik kijk altijd goed wie er vooraan staat wanneer de start wordt gegeven: daar vind je de mannen met ambitie. Natuurlijk pols ik hen dan: ‘Hoe zit het?’ Om echte afspraken te maken is de koers vaak te chaotisch. Maar ik heb al in een vlucht gezeten met renners met wie ik vooraf gepraat had.

Wat met praten tijdens de koers? Worden er nog wedstrijden verkocht?

De Gendt: Dat gebeurt niet meer. En marchanderen met Tourritten is al helemaal ondenkbaar: die zijn te belangrijk.

Vorig jaar won u de koninginnenrit op de Mont Ventoux. ’s Ochtends had u naar uw vrouw ge-sms’t: u was bang om buiten tijd aan te komen.

De Gendt: De dag ervoor was een waaieretappe geweest: dat is mijn ding niet. Het was bij de beesten af. Ik ging bidons halen en kreeg ze zelfs niet tot bij de kopmannen: meer kun je als helper niet afgaan. Voor de Ventoux werd wéér straffe zijwind voorspeld. Als je dan in de vallei vroeg wordt gelost, zul je ’t moeilijk krijgen om tijdig te arriveren. Om dat gewoel te vermijden, heb ik mee de vlucht ingezet. Dat bleek niet dom: Quick-Step trok het peloton op waaiers. Achteraf hoorde ik dat er een paar om hun moeder hebben geroepen. (lacht)

Al bij al voelde ik me niet fantastisch op de Ventoux, en het zat ook mee. De andere vluchters waren nog dieper gegaan. Daniel Navarro, die normaal veel beter klimt dan ik, had een slechte dag. Het kwam neer op een duel met mijn kameraad Serge Pauwels. Ik had met hem in dezelfde ploeg gezeten, we hadden vaak een kamer gedeeld: ik had het Serge gegund, maar ik gunde het mezelf nog iets meer. Op zo’n moment is het ieder voor zich.

In 2012 won u ook al op de Stelvio in de Ronde van Italië: een aankomst met weerklank, net als de top van de Ventoux. Is dat toeval?

De Gendt: Ja en nee. Sommigen zeggen: ‘Wauw, de Ventoux!’ Ik niet. Ik ben niet speciaal gemotiveerd voor beroemde aankomstplaatsen. Het zijn de anderen die op zulke dagen meer stress hebben. Jammer genoeg is er in de Tour van dit jaar niet echt een etappe die erboven uitsteekt.

U bent wel een doorbijter. U breekt niet gauw.

De Gendt: Dat is mijn sterkte: ik blijf erin geloven. Ik heb al meermaals gewonnen nadat ik eerst in een vlucht gelost was. Sowieso vind ik dat je het beste vol gas koerst. In onze ploeg is André Greipel de man van de tactische plannetjes: ‘Vandaag rijden we niet. Laat het harde werk maar over aan de andere teams.’ Ik moet hem dan overtuigen om wél te rijden. André is een goede sprinter en wint vaak – waarom dan kansen laten liggen? De leperd uithangen levert zelden iets op.

Ik ben geen sprinter en een superklimmer ben ik evenmin. Winnen lukt alleen in ontsnappingen. Dat is, hoe dan ook, tegen de stroom in roeien. Wanneer blijven de vluchters weg? Als het peloton het laat hangen. Dat gebeurt niet vaak. Wielrennen is zo berekend geworden.

Voel ik in Spanje een auto op 10 centimeter van mijn elleboog passeren, dan weet ik: ‘Ha, Belgen’

Is dat niet aan het keren? Philippe Gilbert won de Ronde van Vlaanderen na een solo van 55 kilometer.

De Gendt: Er wordt weer meer gekoerst en minder gewacht, ja. Maar in de Tour moet je daar niet op hopen. De ploegen van de klassementsmannen houden in de belangrijkste ritten alles sowieso samen. Als Chris Froome op 80 kilometer van de meet demarreert, wordt dat zijn dood. Als je op geel mikt, zoals hij, zijn dwaze aanvalspogingen niet meer van deze tijd.

Na uw derde plaats in de Giro van 2012 hoorde je onder fans: ‘De Gendt wordt de volgende Belgische Tourwinnaar.’

De Gendt: Ik heb het twee jaar geprobeerd en het is geweldig mislukt. Om met panlatten als Froome mee te kunnen, moest ik een ongelooflijk dieet volgen. Dat was niet meer gezond. Ik brak er mijn lichaam mee af, en dan kwam ik nóg tekort. Dus heb ik die droom opgeborgen. Liever een beetje meer eten, gezond blijven, en op mijn manier coureur zijn.

Ik ben sowieso niet egoïstisch genoeg om een goede kopman te zijn. Het moet in je karakter zitten om tegen andere, uitstekende renners te zeggen: ‘Vandaag zet jij alles op alles, zodat ik misschien kan winnen.’ Plus: als je in de Tour een hele ploeg voor mij opoffert, word ik misschien twaalfde of dertiende. Dat is de moeite niet waard.

U staat bekend als een premiejager. Vallen er in een koers geldprijzen te rapen, dan zit Thomas De Gendt vooraan.

De Gendt:. Veel renners vinden het belachelijk, maar ik zorg in een ontsnapping altijd dat ik de tussensprints meepik. Dat is toch gemakkelijk verdiend? Vorig jaar ben ik zo zevende geëindigd in het puntenklassement. Vlak voor de laatste rit stond ik zelfs vóór André Greipel. Ook zo’n eindklassement levert iets op. En ik ben niet graag drie weken van huis zonder er iets aan over te houden

Die premies zijn geen vetpot, hoor. De helft gaat op aan belastingen en de bonus voor het teampersoneel. Wat overblijft, wordt gedeeld door negen. Wie de premies ook verdiend heeft: elke renner krijgt evenveel.

Dus als ik goed tel: 50 procent voor de renners, gedeeld door 9. Van een premie van 1000 euro houdt u… 55 euro over?

De Gendt: Ja, maar dat is wel 55 euro die je anders níét hebt. En het personeel is er heel blij mee. Ze vechten om mee te mogen wanneer ik rijd. (lacht)

Door dat premiejagen heb ik vorig jaar een aantal dagen de bolletjestrui gedragen. Dat is een extra bonus, want het bergklassement is commercieel interessant.

De prijs voor de strijdlust mag ook weleens.

De Gendt: Ik ben al twee keer op rij genomineerd, maar die prijs blijft een populariteitspoll. Het verbaasde me niet dat Peter Sagan hem vorig jaar gewonnen heeft. Niet dat hij geen terechte winnaar is, natuurlijk.

Wie wint dit jaar de Tour? Chris Froome, die de voorbije edities domineerde, lijkt minder sterk aan de start te zullen verschijnen.

Thomas De Gendt, Dauphiné 2017.
Thomas De Gendt, Dauphiné 2017.© BelgaImage

De Gendt: Wees gerust: de komende weken zal hij top zijn. Hij loopt uit in de tijdritten en controleert in de bergen, met een air van: ‘Wie doet mij iets?’ Er is maar één echte bergrit in deze Ronde van Frankrijk. Ik vraag me af: zal dat de koers openen of net alles op slot zetten?

Van Nairo Quintana moet je niet veel verwachten. Hij heeft dit jaar de Giro gereden: dat wreekt zich in de lastige derde Tour-week. En van Alberto Contador is de houdbaarheidsdatum verstreken. Froomes dichtste belager wordt Richie Porte: dit jaar was hij telkens wreed sterk als de aankomst bergop lag. En is hij in vorm, dan heeft hij een sterke tijdrit in de benen.

Er is al een aantal seizoenen geen enkele grote dopingzaak meer in de koers.

De Gendt: Sinds de zaak-Fuentes in 2006 is losgebarsten, steken er geen renners meer bovenuit. De top is afgevlakt. Froome domineert dankzij zijn ploeg. Dat bewijst vooral dat het allemaal veel professioneler is geworden. In het peloton waarin ik mijn debuut heb gemaakt – toch nog maar elf jaar geleden – reed iedereen kriskras door elkaar. Nu zitten we de hele dag nauwgezet positie te kiezen. Aerodynamica is superbelangrijk geworden. Een fladderend truitje is een doodzonde. Als je daar vijf jaar geleden mee was afgekomen, hadden ze je in je gezicht uitgelachen. Tegenwoordig telt elk detail. De grotere teams hebben een eigen kok, en zeulen zelfs eigen matrassen mee.

Natuurlijk bestaan er nog coureurs die iets proberen: waar geld is, vind je bedriegers. Honderd procent clean zal het wielrennen nooit zijn, maar een grote dopingzaak? Dat kan niet meer. De teams beseffen dat het slechte reclame is. Ze begeleiden de valsspelers zelf naar de uitgang.

Er gebeuren de laatste tijd veel ongevallen met wielrenners, soms zelfs met dodelijke afloop. Wat moet er gebeuren?

De Gendt: De maatschappij is dolgedraaid. Mensen wordt met de dag egoïstischer, er is geen geduld meer in het verkeer – iedereen rijdt alsof hij dringend ergens moet zijn. Een fietser passeren is voor sommige chauffeurs een spelletje: ‘Hoe dicht kunnen we met onze achteruitkijkspiegel komen zonder dat hij valt?’ Als het misloopt, zijn zij hooguit hun spiegel kwijt, terwijl de wielrenner in gruzelementen ligt. Ze zien alleen een wielerterrorist, geen mens. Dat is typisch voor onze contreien.

In Spanje is het anders: daar moeten automobilisten op de andere rijstrook gaan rijden wanneer ze fietsers inhalen. En komt er ondertussen een tegenligger aan, dan wachten ze – in plaats van ertussen te schieten. Voel ik in Spanje een auto op tien centimeter van mijn elleboog passeren, dan weet ik: ‘Ha, Belgen.’ Op elke training maak ik levensgevaarlijke situaties mee. Soms loopt dat dramatisch af, zoals voor mijn maat Kristof Goddaert (de wielerprof die in 2014 door een bus werd overreden, nvdr.).

Tijdens wedstrijden veroorzaken de motards de meeste problemen. Vaak zijn dat politiemannen. Ze kunnen goed met de motor rijden maar weten niet hoe een peloton reageert. Er staan van die grote bakken op hun bagagedrager: perfect om met je stuur achter te haken. Het aantal motoren verminderen is niet zo simpel, er is tenslotte een reden waarom ze meerijden. In de Ronde van België hebben ze een systeem met omleidingen ingevoerd. Daardoor moeten die zware motoren het peloton niet passeren. Waarom kan dat niet overal?

Het publiek mag ook meer discipline tonen, zeker in de Tour. Eén toeschouwer zet een stap op de weg, zijn buurman gaat nog tien centimeter verder staan – en voor je ’t weet staat half de weg vol. Negenennegentig keer loopt dat goed af. De honderdste ligt heel het peloton op de grond.

En dan zijn er nog de volgauto’s: de ploegleiders rijden vaak als gekken.

De Gendt: Dat zijn meestal ex-coureurs. Hun rijstijl lijkt chaotisch, maar er zit een systeem in. Met ongeschreven regels. Nee, tussen de volgauto’s voel ik me veiliger dan in het peloton.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content