De sudderketel van Andijan

Andijan in de fergana-vallei, is een conservatieve stad, met vooral Oezbeken en nauwelijks Russen. Wie hier met blote benen of schouders door de straten paradeert, mag zich verwachten aan afkeurende blikken.

Er zijn maar twee treinen per week van Tashkent naar de Oezbeekse Ferganavallei, en die rijden bovendien een stuk over Tadzjieks grondgebied. Uitgesloten voor ons. We hebben ons Tadjieks visum later nog nodig.

Om een of andere reden is het “openbaar” vervoer naar Fergana in handen van taxi-chauffeurs. Aan het station wachten te veel taxi’s op te weinig klanten. Stalen zenuwen heb je nodig om met hen te onderhandelen. Niet echt mijn ding. Ik hap naar lucht.

Chauffeur Shokir is een uitzondering te midden van de opdringerige heethoofden. We spreken niet dezelfde taal maar we verstaan elkaar.

Voorbij Angren rijden we langs besneeuwde bergen, uitlopers van het Tien-Shan- en het Pamirgebergte, de Ferganavallei in. Al snel ruimen de hoge toppen plaats voor frisse, groene velden. De vallei is zo breed dat ze eerder een vlakte is, een vruchtbare en dicht bevolkte oase, bevloeid door de Syr-Darya.

Aan de provinciegrens van Namanghan worden we door de politie geregistreerd. Er lopen zwaar bewapende militairen rond. Andijan ligt 360 kilometer van de hoofdstad en is de laatste stad voor de grens met Kirgizie.

Shokir biedt ons een kamer aan in zijn huis, in een residentiele woonwijk van Sovjet-makelij. De gedateerde blokken zien er enigzins troosteloos uit, maar er heerst een gezellig en sociaal zomersfeertje in de wijk, met veel groen, spelende kinderen en keuvelende mama’s op banken.

Een vluchtige blik op de landkaart maakt duidelijk dat Fergana geen alledaagse regio is. De landsgrenzen van Oezbekistan, Tadzjikistan en Kirgizie zijn er in elkaar verstrengeld tot een schijnbaar onontwarbaar kluwen. De geografische puzzel is het werk van Stalin, die, door de vallei te verdelen, elk onafhankelijkheidsstreven van de valleibewoners wilde fnuiken.

In Andijan is men geen buitenlanders gewend. We worden aangesproken en aangestaard. Niets vijandelijks, eerder nieuwsgierig.

Wandelend over de bazar moeten we voortdurend uitleggen dat we geen Amerikanen zijn, en geen Russisch of Oezbeeks praten. Met de glimlach, maar wel heel vermoeiend.

Plots een strenge flik. “Paspoort!” Hij controleert onze documenten, weet dan niet goed wat gedaan, en geeft alles terug. De hele bazar kijkt toe. Een bijzonder onprettig gevoel. Zo moet de Belgische Marokkaan, die omwille van zijn fysiek wordt gecontroleerd, zich ongeveer voelen.

We eten lagman, een dikke noedelsoep, en zowat het enige betrouwbare voedsel op een bazar. Shasliks zijn ook lekker, maar riskant. Vlees hangt in deze hitte, 30 graden, gewoon buiten in de volle zon.

Maar alles is beter dan de grote sudderketels met brokken tong, schapenkop, koeienpoot of gevulde darmen. Een verkoper biedt me een stukje gele long aan, met luchtpijpje.

Andijan is een conservatieve stad, met vooral Oezbeken en nauwelijks Russen. Wie hier met blote benen of schouders door de straten paradeert, mag zich verwachten aan afkeurende blikken. De meeste vrouwen dragen een hoofddoek. Sommigen zijn zelfs volledig bedekt, het gezicht verborgen achter een lap stof. Net geen boerka. Veel mannen dragen het traditioneel Oezbeekse hoedje of “dopi”.

Net na de middag verzamelt mannelijk Andijan zich voor de Davonaboy-moskee voor het vrijdaggebed. De gebedsruimte, waar we als ketters niet binnen mogen, is te klein voor de opgedaagde massa. In de omliggende straten, tussen de kramen van de bazar, worden gebedsmatjes uitgerold. Over de mensenzee klinkt een luid en schel “Allahu akbar”. Een vrouw aan de kant geeft haar kind de borst. Een biddende man heeft er moeite mee om in de richting van Mekka te blijven kijken.

Na het gebed wordt de menigte bestormd door bedelaars. Verkopers van korans en religieuze prullaria doen goede zaken.

“Amerika?”, klinkt het de hele tijd. We kunnen het niet meer horen.

Het was in deze regio dat het islamitisch extremisme zich in de jaren ’90 ontwikkelde, een primeur voor post-Sovjet Centraal-Azie. Militante groeperingen richtten zich tegen het regime van president Islam Karimov, en ijveren sindsdien voor het oprichten van een islamitische staat.

In mei 2005 werd Andijan het decor van bloedige confrontaties tussen islamitische strijders en regeringstroepen. De gewone bevolking, gefrustreerd door de jarenlange economische tegenwerking vanuit Tashkent, sloot zich bij de opstand aan. Niet voor Allah, maar voor hervormingen. Wanneer de laatste journalisten uit de vallei waren gedeporteerd, schoot het Oezbeekse leger willekeurig in op de ongewapende demonstranten. Er vielen meer dan 600 doden en duizenden vluchtten de grens met Kirgizie over.

In Georgie, Kirgizie en Oekraine leidden vreedzame protesten tot een regimewissel. Dat met Karimov niet wordt gesold, was na de gebeurtenissen in Andijan voor iedereen duidelijk.

Vandaag wordt over de Andijan-rellen liever gezwegen. In de koelte van het park zitten we op een terras met studente Barchinoy.

“Wat er in jullie pers verscheen, klopt niet”, zegt ze.
“Wat is er dan wel gebeurd?”, vraag ik.
“Niemand weet dat.”

Tja.

Het gesprek verzandt al snel in een hopeloze discussie over traditie en religie. Barchinoy heeft last van een fenomeen dat we al eerder in ex-Sovjet landen opmerkten: Niet kunnen luisteren.

“De rebellen gebruikten de gewone bevolking als menselijk schild. Geen twijfel mogelijk dat het bevel tot schieten van de president zelf kwam.”

We zitten in een taxi met Rustam, een jonge kerel die in Amerika studeerde, en wel durft spreken.

“Het dossier Andijan is afgesloten. Er over praten of berichten is verboden. Persvrijheid is hier onbestaande, en ngo’s zijn aan handen en voeten gebonden. Wie kritiek uit op Karimov, loopt gevaar. Iemand steekt onopvallend drugs in je zak. De politie arresteert je en je verdwijnt voor 15 jaar achter de tralies. Dat zijn de methoden van de geheime politie in dit land.”

“Toen de Verenigde Staten om opheldering vroegen na de Andijan-slachtpartij, mochten ze meteen hun biezen pakken. Niet alleen de militaire basis verdween, maar ook alle sociale projecten die Amerikaanse ngo’s verzorgden, vielen stil. Niemand hoort zich te moeien met Oezbeekse binnenlandse aangelegenheden, was de boodschap.”

“Het systeem veranderen? Ik zie niet goed hoe. Om iets te veranderen, moet je eerst deel van het systeem worden. Maar van zodra je de president tegenwerkt, lig je er onverbiddelijk uit. De mannen aan de top riskeren hun post niet, en dansen op de muziek van Karimov.”

“Karimov is bijzonder ongeliefd, maar dat zal de man in de straat tegenover onbekenden niet durven toegeven. Ondernemen is onmogelijk zonder smeergeld te betalen. Importtaxen liggen heel hoog, en dat komt hard aan in de Fergana-vallei, waar velen van grenshandel leven.”

“De Sovjet-Unie zorgde voor zijn bevolking”, komt de chauffeur tussen. “De politiekers van vandaag vullen hun zakken en vergeten de mensen. Vroeger kregen we allemaal een salaris waarmee we zonder zorgen de maand doorkwamen. Vandaag leven we van dag tot dag. We kunnen niet sparen, en zijn onzeker over de toekomst van onze kinderen.”

“Zeven miljoen Oezbeken werken in Rusland alleen al. Dat zegt genoeg, niet?”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content