Jan Nolf

De straffere strafuitvoering: le ‘Le Jeune nouveau’ est arrivé

Jan Nolf Erevrederechter en justitiewatcher

Alle klassieke en nieuwe media stonden bol van boosheid om het tweede vonnis van de strafuitvoeringsrechtbank (SURB) van Bergen dat Michèle Martin voorwaardelijk vrijliet op basis van pas in 2006 gestemde regels. Een verstrenging van de vervloekte wet Le Jeune van 1888 moest en zou er komen.

Er hoeven niet altijd waterkannonnen en Friese ruiters aan te pas komen opdat de boodschap van een betoging resultaat zou scoren. Ook alle klassieke en nieuwe media stonden bol van boosheid om het tweede vonnis van de strafuitvoeringsrechtbank (SURB) van Bergen dat Michèle Martin voorwaardelijk vrijliet op basis van pas in 2006 gestemde regels. Een verstrenging van de vervloekte wet Le Jeune van 1888 moest en zou er komen.

Zelfs zonder een minister van Justitie in het Antwerpse security-discours van slechts schijnbaar gemeentelijke verkiezingen, en ook zonder de vaders van Eefje Lambrecks en Julie Lejeune op resp. Open VLD en CD&H lijsten. Volgens SP.A-kamerlid Landuyt moet de zaak Martin “bepalend worden voor de strafuitvoering”. De helft uitzitten, dat stond trouwens al voorheen in het regeringsakkoord Di Rupo.

Wie wel bakzeil haalde was de Franstalige liberale coalitiepartner MR voor haar ‘peine plancher’. Noem het een ‘bodemstraf’, de effectieve gevangenistijd die door de strafrechter vooraf beslist zou worden en waar de SURB niets aan zou kunnen wijzigen. Ook een stokpaardje van ex-president Sarkozy, die Bart De Wever onder zijn bewonderaars telt.

Zo’n vooraf voorziene minimum-opbergtijd van een veroordeelde zou wél aan de essentie van de Wet Le Jeune geraakt hebben, want sinds 1888 gingen we – tenzij voor psychopaten als Dutroux – uit van de ‘heropvoedbaarheid’ van wie een misdrijf beging. Nu blijkbaar niet meer.

Het MR-voorstel riskeerde echter uitgerekend bij dit springtij van wantrouwen tegen rechters een vervelend probleem. We zouden namelijk via de zgn. niet-comprimeerbare straffen nog véél meer vertrouwen in die rechters moeten stellen dan nu.

Vergelijk immers de realiteit nu met wat de MR voor straks bepleit. De SURB van Bergen die slechts na jaren gevangenis, begeleiding en rapporten naderhand over een aangepaste wijze van strafuitvoering besliste, werd als wereldvreemd afgeschoten. Maar de strafrechter die voor het eerst na de feiten over schuld oordeelt en dan voor de toekomst de eigenlijke straf bepaalt, zou veel meer moeten aankunnen dan Frank Deboosere voor de meteo van strand en Pukkelpop: “zo voorzien we het, zo zal het zijn en zo zal het blijven”. Maar soms valt het beter mee dan voorspeld. En dan? De volgende betoging?

Wat de regering ondertussen bakt van de nieuwe strafuitvoeringsrechtbank (SURB) lijkt wel het omgekeerde verhaal van Agatha Christie: eerst was er één, daarna waren ze met drie, en nu zijn ze met vijf.

Voor de inspraak van slachtoffers bij de voorwaardelijke invrijheidstelling schijnt de regering ver onder de verwachtingen van het betogingsplatform gebleven te zijn. Dat is maar schijn. Inderdaad krijgen slachtoffers geen vetorecht in handen, maar dat wordt anders opgelost, en precies zoals o.m. Paul Marchal en Jean-Denis Lejeune wensten: geef de macht terug aan de politiek.

Bijgevolg zal vanaf een gevangenisstraf van 30 jaar een procedure tot voorwaardelijke invrijheidstelling pas van start kunnen gaan na een positief advies van zowel gevangenisdirecteur als parket. De eerste is een personeelslid van Justitie, en de tweede hoort niet bij de rechtsprekende macht, maar bij de uitvoerende macht. Nog pas op 26 januari 2012 doceerde professor Van de Lanotte die ‘moderne visie van het Openbaar Ministerie” bijzonder pittig in de Senaat: “het parket moet noch onafhankelijk, noch onpartijdig zijn”. Het onnozel cassatiemanoeuvre van het parket-generaal van Bergen om tijd te winnen tegen de vrijlating van Michèle Martin was daar een denderende demonstratie van.

Als Parket en gevangenisdirecteur een vetorecht krijgen, komt dat er op neer dat de SURB voor die categorie van gedetineerden niet drie, maar vijf rechters krijgt.

Wat aan Parket en gevangenisdirecteur geboden werd, kon uiteraard ook niet meer geweigerd worden aan ieder individueel lid van de SURB zelf: bijgevolg moeten nu alle drie rechters daarvan ook unaniem akkoord gaan met een gebeurlijke vrijlating.

En precies daar zit de volgende angel onder het gras. Van de drie magistraten die een SURB samenstelt, is er maar één als rechter voor het leven benoemd, en onafhankelijk voorgedragen door de Hoge Raad voor de Justitie. Hij of zij is de enige magistraat. De twee lekenrechters worden als bijzitters gerekruteerd voor hun praktijkkennis over strafuitvoering en maatschappelijke re-integratie: waardevolle assistenten. Ze worden geselecteerd en geëvalueerd door comités die gedomineerd worden door ambtenaren van FOD Justitie, en bijgevolg de minister.

Dat heeft wel het voordeel van een multidisciplinaire samenstelling, maar daarvoor bestonden ook externe alternatieven, zoals adviesverlening aan de rechtbank door experten, zoals dit nu met psychiaters het geval is. Ondertussen zijn die bijzitters geen ‘magistraat’ in de betekenis van art. 151 van de Grondwet, zodat tal van essentiële rechtsregels op hen niet toepasselijk zijn.

Tel met het nu ingevoerde vetorecht alle feitelijke leden van de nieuwe strafuitvoeringsrechtbank op, en je hebt 4 niet-magistraten met een vetorecht eneen rechtstreekse link naar de minister van Justitie, en één enkele rechter die denormale grondwettelijke waarborgen biedt.

Toemaatje: dat probleem van de ‘onpartijdige rechter’ wordt bijzonder boeiend als nu die SURB ook de bevoegdheid zal krijgen om ‘bijkomende beveiligingsperiodes’ op te leggen. In het verleden werden al heroïsche discussies gevoerd over de vraag of zoiets niet eerder een echte straf is, eerder dan een neutralebeschermingsmaatregel.

Zolang de SURB geen straffen kon opleggen, maar enkel uitgesproken straffen kon ‘omvormen’, was die “gemengde” samenstelling van de SURB (één magistraat met 2 lekenrechters, met meerderheid beslissend) geen onoverkomelijk juridisch probleem. Nu zou dat echter wel eens radicaal anders kunnen uitpakken.

Immers, hoe meer vetorecht voor niet-magistraten, hoe minder juridisch waterdichtewaarborgen voor iedereen. Nu smelt die wettelijke garantie van 1 op 3 tot 1 op 5: de opwarming van Justitie?

Er zijn in Straatsburg al minder haalbare vragen gesteld.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content