Jan Nolf

De rechterlijke eenzaamheid van Francine De Tandt

Jan Nolf Erevrederechter en justitiewatcher

Wie denkt dat de veroordeling van de vroegere rechtbankvoorzitster Francine De Tandt in de sterren geschreven stond, vergist zich.

Wie denkt dat de veroordeling van de vroegere rechtbankvoorzitster in de sterren geschreven stond, vergist zich. In een schandpaal-cultuur wordt wel eens vergeten dat een schorsing ‘in het belang van de dienst’ nog geen schuld voorspelt. Evenmin het feit dat Francine De Tandt bij haar pensionering na meer dan 30 jaar dienst als magistraat uitzonderlijk niet toegelaten werd ‘de eretitel van het ambt te dragen’. Zo’n beslissing van de minister van Justitie kan rechtgetrokken worden door de Raad van State. In haar geval maakt dat echter geen kans meer als de strafrechtelijke veroordeling definitief wordt, onder meer voor schending van het beroepsgeheim.

Vooraf toch benadrukken dat De Tandt niet ‘in beroep’ veroordeeld werd – zoals ten onrechte getiteld. Vermits zij voor feiten tijdens haar carrière als magistraat vervolgd wordt, is op haar het ‘voorrecht van rechtsmacht’ toepasselijk. Dat houdt in dat de hele procedure meteen voor het hof van beroep gevoerd werd. Dat ‘voorrecht’ is dus bijzonder twijfelachtig, want rechters hebben daardoor geen kans op ‘hoger beroep’: ze kunnen enkel nog voor vormfouten naar Cassatie trekken.

Daarenboven sleurt die uitzonderingsprocedure meteen ook de betrokken niet-magistraten mee voor het hof. Dat effect verklaarde destijds dat de zaak Lernout & Hauspie ook meteen voor het Gentse hof kwam: een plaatsvervangend rechter werd daarmee vervolgd (en overigens vrijgesproken).

Ook het proces De Tandt, waarin haar broer en schoonzus meteen mee voor het hof gedagvaard werden – én vrijgesproken – is een uitstekende aanleiding om die 19e eeuwse procedure eigentijds te herdenken. Wie durft te beweren dat raadsheren in beroep onafhankelijker oordelen dan magistraten in eerste aanleg? Wie garandeert de sereniteit van de beoordeling door raadsheren in het eigen gerechtsgebouw? Of is de methode er eerder een die de fluwelen vuist in de hiërarchie van een Mexicaans leger verbergt?

Zelfs in de beste hypothese blijft aan dat ‘voorrecht van rechtsmacht’ nog een heel kwalijk ander ‘voorrecht’ verbonden: de procedure tegen een magistraat (ook van het parket) kan enkel worden ingesteld op vraag van de procureur-generaal, en die alleen. De weg naar de onderzoeksrechter ligt voor een slachtoffer niet open en rechtstreekse burgerlijke partijstelling is niet mogelijk. Geen rood of groen licht van de onafhankelijke raadkamer of de Kamer van Inbeschuldigingstelling.
Zo kan het parket op het hoogste niveau vervolgen of sparen, meedogenloos zijn of mild. Voeg daarbij het positief injunctierecht van de minister van Justitie – door Annemie Turtelboom nog net driftig van onder het stof gehaald – en we hebben een recept voor politieke sturing van processen tegen magistraten. Onze rechtstaat die al zo onder druk staat, is nog voor veel verbetering vatbaar: precies opdat toga’s géén pantser zouden zijn en iedereen gelijk voor de wet.

Ten gronde is de veroordeling van De Tandt op de aanklacht van schending van de geheimhoudingsplicht op twee punten merkwaardig.

Haar verdediging bepleitte immers de nietigheid van het onderzoek dat gebaseerd zou zijn op verklaringen van een (vroeger) advocaat. Meteen zou die daarmee zijn eigen beroepsgeheim geschonden hebben. De kersverse wet-Landuyt was in de zaak De Tandt nog niet toepasselijk en dus ook zonder die schijnbare tolerantie van procedurefouten werd die technische klip door het hof omzeild. Misschien goed nieuws voor hen die vinden dat de nieuwe wet overbodig – of zelfs gevaarlijk – is.

Het interessantste punt van het vonnis is de beoordeling van het beroepsgeheim zelf. Ook de Brusselse raadsheer Christine Schurmans werd daarvoor – ook in het Fortis-dossier – deels schuldig bevonden (weliswaar met opschorting van straf). In een interview in De Tijd reageerde Schurmans dat dit een ‘futiliteit’ was: ‘als dat al strafbaar is, moet je alle rechters vervolgen’.

Misschien is daar wel iets van aan. Justitie mag qua communicatie dan nog zo gesloten blijven als een oester, veel juristen zijn kletswijven, en ook een pak magistraten ontkomen daar niet aan. Deels zit het in de genen: bij een koffiezetapparaat in justitie hoort bijna een debatclub. Bij recepties en diners in, bijvoorbeeld, medische kringen zitten partners van buiten het beroep er vaak voor spek en bonen bij: zo vervallen ook juristen onweerstaanbaar in business talk. Uit interesse, zelfs passie, maar ook wel eens uit geldingsdrang. Magistraten zijn ook mensen. Het gemiddelde ego is niet klein en groeit soms met de carrière. Gezag is discreet, macht niet. Gezag verdien je, macht demonstreer je.

Niet dit ‘sociale’ type schending van beroepsgeheim werd aan De Tandt verweten, maar de eenzame versie ervan: het inwinnen van advies bij een collega. Als rechter in kort geding moest De Tandt de klus nochtans alléén zien te klaren, net zoals zovele vrederechters en andere alleenzetelende rechters.

In De Juristenkrant van 12 oktober 2011 pleitte advocaat Bjorn Ketels voor een strikte opvatting van het beroepsgeheim voor rechters: ‘een gedeeld beroepsgeheim is geen uitgesmeerd beroepsgeheim’. Kortom, ook met magistraten uit andere kamers of rechtbanken wordt hoogstens ‘abstract’ overlegd. Ook dan blijft de vraag of de gegevens soms niet zo herkenbaar zijn dat de anonimiteit van de case verloren gaat. In de diverse e-mail-discussiegroepen van magistraten zou daar best eens over nagedacht mogen worden, des te meer hun beslotenheid erg relatief is.

De essentie van de vraag gaat echter verder. Hoe strikter het beroepsgeheim (in Frankrijk zelfs in de eedformule van de rechter vermeld), hoe groter het risico op de ‘rechterlijke eenzaamheid’: geen klankbord en geen ondersteuning. Drs Bart Nelissen legde in zijn essay in het Rechtskundig Weekblad (2011/12, 1278) meteen de link naar het onbestaande personeelsbeleid in justitie, nochtans bij uitstek een sector waar ‘human resources wellicht het hoogste goed zijn’.

De Hoge Raad voor de Justitie die Francine De Tandt in 2007 benoemde, blijkt nu bij die gelegenheid door een vals document van De Tandt om de tuin geleid. Ook voor die vervalsing werd de ex-rechtbankvoorzitster nu veroordeeld. Het incident van 2007 illustreert echter al de twijfels in illo tempore omtrent haar onafhankelijkheid. Werd ze toen door de HRJ voldoende aan de tand gevoeld ?

Het zou de eerste keer zijn dat de HRJ nu ook eens een onderzoek over zichzelf gelast. Dàt zou pas een event zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content