Liesbet Sommen (CD&V)

‘De oppositie-mantra dat we allemaal tot 67 zullen moeten werken, is intellectueel niet correct’

Liesbet Sommen (CD&V) Voormalig Directeur Sociale Zaken bij diverse CD&v-vicepremiers

In haar eerste bijdrage weerlegt Liesbet Sommen, de CD&V-experte achter de pensioenhervorming van de regering Michel, het blijkbaar hardnekkige idee dat iedereen zomaar tot 67 zal moeten werken. De CD&V, die ze hier ‘de middenpartij’ zal noemen, heeft gewaakt en zal waken over de sociale inslag van de pensioenhervorming.

Onbetaalbaar, een hoog armoederisico, onzeker of we er nog een zullen krijgen: deze en vele andere onheilstijdingen krijgen we keer op keer te lezen en te horen in de berichten over de pensioenen. De conclusie is ondertussen gemeengoed: ‘de Belg moet langer gaan werken.’ En wie het in Keulen hoort donderen: een twaalfkoppige commissie van professoren schreef er zelfs een lijvig rapport over van 198 pagina’s, wat de urgentie van een oplossing nog meer in de verf zet. De Inconvenient Truth van ons pensioenmodel is welbekend.

En toch. Pas toen de pensioenleeftijd recent naar 67 ging, kwam onze reality check: de noodzakelijke hervormingen zijn ook van toepassing op ons, op iedereen. Plots werd een breed maar anoniem maatschappelijk probleem een hoogstpersoonlijke kwestie.

Net zoals de personenbelasting, is het pensioen iets dat iedereen rechtstreeks aanbelangt. Niet zoiets als de invaliditeits- of werkloosheidsuitkering. Die komt toe aan specifieke groepen, waar niet iedereen zich noodzakelijk mee identificeert.

De pensioenhervorming houdt een fundamentele politieke keuze in. De pensioenuitgaven stijgen op vijf jaar tijd gigantisch: van 38 miljard dit jaar tot 48 miljard in 2019. Betalen we die meerkost en de vergrijzingskosten met nieuwe belastingen? Of gaan we de meerderheid van de Belgen een vroeg pensioen ontzeggen? De Zweedse coalitie heeft keuzes gemaakt: ja, de superrijken zullen een half miljard meer belast worden. Maar dat dekt de hele pensioenfactuur nog niet.

Middenpartij

Wat ik de middenpartij noem zal, ver weg van de camera’s, de maatschappelijke belangen verenigen. Zij zal haar rol spelen als volkspartij, want tot nader order is zij de enige die hiervoor de kennis, de feeling en het netwerk heeft. Zij zal opkomen voor jobs, de economie en de grote bedrijven, net omdat dit ook de kleine zelfstandige, de hardwerkende landbouwer en de bescheiden werkmens ten goede komt. Zij zal erop toezien dat de besparingen evenwichtig over alle bevolkingsgroepen worden gespreid.

De middenpartij heeft dat verdedigd tijdens de formatie. Ik kan daarover getuigen. Benevens een schaduwparlementslid ben ik immers ook een technica. Eén van die mensen die, met de zware dossiertas zeulend, achter de coformateur aandraafde, richting de onderhandelingszaal in de Wetstraat 10.

Niet iedereen tot 67

In de onderhandelingswerkgroep die ik tijdens de formatie voorzat werd gezocht naar nieuwe financieringsbronnen om de vergrijzing te kunnen opvangen. De wettelijke pensioenleeftijd ging naar 67.

Die leeftijd van 67 heeft vooral symboolwaarde. De meerderheid van de mensen gaat vervroegd met pensioen. Dat zal nog mogelijk blijven wanneer men voldoet aan de combinatie van een 63-jarige leeftijd en een loopbaan van 42 jaar.

Bijvoorbeeld: iemand die een bachelordiploma behaalde en op 21 jaar begon te werken, valt binnen deze categorie. Of een universitair die op 23 begon te werken, dat resulteert in volgende pensioenleeftijd: leeftijd 23 + 42 = 65. Op 65 kan deze universitair op pensioen.

De leerplicht tot 18 jaar werd in 1983 ingevoerd door de christendemocraat Daniël Coens – de eerste Vlaamse minister van Onderwijs. Daardoor daalt het aantal mensen dat vóór deze leeftijd begon te werken gestaag. Zij hebben vaak een zeer lange loopbaan en kunnen nog op 60 met vervroegd pensioen als ze 44 loopbaanjaren gewerkt hebben. Maar, ook hier dus: het is niet zo dat iedereen per definitie tot 67 moet werken.

Wie wel?

67 geldt alleen voor mensen met een korte loopbaan. Daarom is het nodig om de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar te verhogen. Er is immers een beperkte categorie van de bevolking, die een te korte loopbaan heeft gepresteerd om vervroegd met pensioen te kunnen gaan. Denk maar aan mensen die pas op 40 gingen werken, na jaren zorg voor de kinderen.

Ook zij moeten op een gegeven moment kunnen afzwaaien. Tot 2025 zullen ze dat kunnen doen op 65 jaar. Tot nog toe werd van dit deel van de werkenden niét gevraagd om langer aan de slag te blijven. Door de leeftijd op te trekken naar 66 en 67 jaar, delen ook zij in de inspanning van ons allemaal.

Loopbaanduur is de essentie

Het aantal gewerkte jaren, de loopbaanduur, blijft het fundament voor het recht op een pensioen. Ook na 2030, wanneer de stijging van de levensverwachting of de vergrijzing een verdere aanpassing noodzakelijk maakt.

De oppositie-mantra alsof we met z’n allen zullen werken tot 67 jaar, is dus intellectueel niet correct. Als ik in het parlement zat, dan zou ik deze boodschap vanop het spreekgestoelte in het halfrond laten klinken. Net zoals mijn collega’s, in naam van mijn middenpartij.

Partner Content