‘De neutrale overheid is er voor zowel gelovigen als vrijzinnigen: beiden moeten ze die dus verdedigen’

Grondwet zoals te zien op het plafond van de Senaat © .
Patrick Loobuyck
Patrick Loobuyck Hoogleraar politieke filosofie aan de Universiteit Antwerpen en gastprofessor aan de UGent

‘Religieuze burgers moeten zich niet afzetten tegen staatsneutraliteit maar ze, zelfs uit eigenbelang, verdedigen. En vrijzinnigen zijn tegen God, maar moeten voor godsdienstvrijheid zijn.’ Dat zei politiek filosoof Patrick Loobuyck in de hoorzitting van de Kamer rond de herziening van de Grondwet. Dit is zijn integrale tekst.

Dit is de integrale tekst die Patrick Loobuyck bracht op de hoorzitting van de Commissie voor de Herziening van de Grondwet en de Herziening van de instellingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers, op 16 maart 2016.

Loobuyck is Hoogleraar Levensbeschouwing aan de Universiteit Antwerpen en gastprofessor politieke filosofie aan de UGent .

Lees ook de tekst die moraalfilosofe Tinneke Beeckman bracht.

Onze samenleving is gebaseerd op het inzicht dat we het best aan politiek doen op basis van vrijheid en gelijkheid. De overheid moet al haar burgers als vrije en gelijke individuen behandelen. In België wordt dit grondwettelijk gewaarborgd: het recht op gelijkheid en non-discriminatie is verzekerd door de artikelen 10 & 11 en tal van artikels waarborgen de vrijheden (12, 19, 20, 22, 25-27). De democratie waarover we spreken is dus steeds een liberale democratie, die zich niet laat leiden door de tirannie van de meerderheid, maar door individuele grondrechten die als krijtlijnen fungeren waarbinnen aan politiek gedaan kan worden.

Het uitgangspunt vrijheid en gelijkheid klinkt banaal, maar we moeten goed beseffen dat er

  1. nog tal van plaatsen zijn op deze wereldbol waar men anno 2016 nog steeds niet tot dat inzicht is gekomen en
  2. dat we er in Europa erg lang over gedaan hebben om tot dat inzicht te komen[1].

Als Spinoza in 1670 schrijft dat het doel van politiek de vrijheid is[2], moet hij dat anoniem doen omdat het revolutionair en staatsgevaarlijk was. Het Europees-christelijk paradigma waar hij tegen in gaat laat zich immers als volgt samenvatten: één rijk, één godsdienst. Ook het Cuius regio, eius religio uit de vredesverdragen van Augsburg (1555) en Westfalen (1648) is nog hierop geïnspireerd. En ook na de Franse Revolutie vond Robespierre het nodig om in eigen persoon als hogepriester van de Cultus van het Opperwezen op te treden om zodoende een ‘verlichte’ en deïstische staatsreligie te propageren.

De vrijheid als politiek uitgangspunt maakt pas echt opgang in de 19de eeuw[3], en België was op dat vlak met een zeer liberale, progressieve grondwet een voorloper. Ook gelijkheid is pas laat verwezenlijkt. Ik moet u niet herinneren aan de geschiedenis van de slavernij en het feit dat vrouwen hier pas stemrecht hebben sinds 1948…

Vrijheid en gelijkheid, en dus staatsneutraliteit

‘De neutrale overheid: zowel gelovigen als vrijzinnigen moeten die uit eigenbelang verdedigen’

Wie nu die uitgangspunten vrijheid en gelijkheid aanvaardt, moet ook instemmen met een opvatting van staatsneutraliteit. Staatsneutraliteit is de andere kant van dezelfde medaille van vrijheid en gelijkheid. Een overheid die zich niet neutraal opstelt en bepaalde levensbeschouwingen bewust bevoordeelt of discrimineert, behandelt haar burgers niet als vrije en gelijke individuen. Geen vrijheid en gelijkheid dus, zonder een vorm van staatsneutraliteit en onpartijdigheid (CD&V stelt voor om onpartijdigheid te gebruiken ipv neutraliteit[4]. Dit lijkt me een onzinnig woordspelletje. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bijvoorbeeld gebruikt beide termen als synoniem door en naast elkaar[5]).

Staatsneutraliteit impliceert een scheiding van kerk en staat waarbij de overheid zich niet mag uitspreken over de waarde, noch over de waarheid van bepaalde levensbeschouwelijke strekkingen en levensstijlen die mensen erop nahouden. Dat is geen uiting van relativisme, maar van respect voor burgers als vrije en gelijke individuen.

De neutraliteit van de overheid impliceert dat religieuze of levensbeschouwelijke argumenten niet doorslaggevend kunnen zijn om politieke maatregelen goed of af te keuren. Wetten en decreten moeten steeds ook met politieke, seculiere, levensbeschouwelijk neutrale argumenten te verantwoorden zijn (neutrality of justification)[6]. Een regel die enkel op basis van de Koran of de Bijbel teruggaat mist legitimiteit voor de anders- en niet gelovigen.

Die neutraliteit maakt dat de overheid het aan zichzelf verplicht is om het huwelijk/samenlevingscontracten open te stellen voor homo’s en lesbiennes. Er is immers geen niet-levensbeschouwelijke reden om te discrimineren. Die neutraliteit maakt ook dat de overheid de hoofddoek, zelfs de boerka niet zomaar kan verbieden. Er moeten steeds levensbeschouwelijk neutrale redenen zijn die voor iedereen gelijk gelden. Vandaar dat het steeds gaat over een verbod op het dragen van levensbeschouwelijke tekenen in het algemeen (met als argument bijvoorbeeld de neutraliteit van de ambtenaar) en in het geval van de zogenaamde boerkawet een verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kledij (met als argument le vivre ensemble).

En nog een laatste voorbeeld, een neutrale overheid kan een school- of leerplicht rechtvaardigen. Niet op basis van de idee dat slimme, geschoolde mensen beter zouden zijn dan ongeschoolde mensen, maar omdat vrijheid en gelijkheid goed onderwijs impliceert. De vrijheid van niet goed geïnformeerde mensen is immers een valse vrijheid en een vrijheid zonder mogelijkheid tot zelfreflectie en het kunnen overwegen van alternatieven is leeg.

Dat is vaak onderwerp van verwarring, maar we hebben dus een niet-neutraal argument om voor staatsneutraliteit te pleiten[7]. We hebben een moreel argument voor staatsneutraliteit: het respect voor de levensbeschouwelijke en morele bindingen die mensen hebben. Uit respect voor de vrijheid van godsdienst, geweten en vereniging, stelt de overheid zich terughoudend op en houdt ze gelijke afstand ten aanzien van alle levensbeschouwingen.

Misverstanden

Vanuit historische en filosofisch perspectief is de scheiding tussen kerk en staat en de overheidsneutraliteit er niet gekomen om godsdienst en levensbeschouwing uit de publieke ruimte te bannen. Precies omdat burgers niet neutraal zijn en getekend zijn door morele en levensbeschouwelijke bindingen is staatsneutraliteit belangrijk. Staatneutraliteit is dus niet tegen godsdienst of levensbeschouwing, maar is de voorlopig beste voorwaarde die we hebben om samenleven in diversiteit op een faire manier mogelijk te maken. Dat is een boodschap dat bij een bepaalde religieuze (christelijke en islamitische) hoek soms moeilijk doorkomt: de neutrale rechtsstaat is er om hun (godsdienst)vrijheid te beschermen. Religieuze burgers moeten zich dus niet afzetten tegen staatsneutraliteit maar ze, zelfs uit eigenbelang, verdedigen.

De boodschap wordt soms ook wel door bepaalde vrijzinnigen verdraaid alsof staatsneutraliteit de privatisering van de religie impliceert. De scheiding tussen kerk en staat is echter niet geïnspireerd door een freedom from religion, maar door de freedom of religion. Vrijzinnigen zijn tegen God, maar voor de godsdienstvrijheid. Je ziet ze soms aarzelen, maar het laatste moet politiek gezien primeren op het eerste[8].

Als Wouter Beke bij herhaling waarschuwt tegen een politiek strekking die “elke uiting van geloof uit het publieke leven wil bannen”[9] dan creëert hij een verkeerd beeld van zijn tegenstander. Bij mijn weten pleit niemand daarvoor. Ook Patrick Dewael (Open VLD) die de aanzet heeft gegeven voor deze hoorzittingen niet. De discussie over het dragen van levensbeschouwelijke symbolen gaat steeds over specifieke contexten, met name ambtenaren en leerkrachten en leerlingen in het officieel onderwijs.

'De neutrale overheid is er voor zowel gelovigen als vrijzinnigen: beiden moeten ze die dus verdedigen'
© Belga

Wat hier wel op de achtergrond speelt is de vraag of de overheidsneutraliteit zich moet beperken tot de overheidsgebouwen en het onpartijdig handelen van de ambtenaren (en leerkrachten), dan wel of die neutraliteit ook zichtbaar moet zijn in de (levensbeschouwelijk) neutrale kledij van ambtenaren.

In deze discussie botst de godsdienstvrijheid van ambtenaren met de vrijheid van burgers om bij hun omgang met de overheid niet met levensbeschouwelijke uitingen geconfronteerd te worden. Moet de overheid zichtbare neutraliteit garanderen, of moet de burger tolerant zijn ten aanzien van zichtbare diversiteit bij ambtenaren? Ik vind het moeilijk die zaak te beslechten, maar in het algemeen ben ik maar een koele minnaar van dergelijke verboden[10].

Wegens tijdgebrek hou ik het hier op enkele algemene richtlijnen:

1. de idee van een neutrale overheid dwingt niet noodzakelijk tot een verbod op het dragen van levensbeschouwelijke tekens bij ambtenaren (cf. Angelsaksische model);

2. wie toch levensbeschouwelijke tekens wenst te verbieden, beperkt zich best tot front-office ambtenaren;

3. een verbod zonder overleg en dialoog kan meer polariseren dan wenselijk is;

4. een verbod voor leerlingen kan in België moeilijk consistent verdedigd worden met als argument neutraliteit (temeer omdat de officiële scholen grondwettelijk verplicht zijn om levensbeschouwelijke vakken aan te bieden, precies vanuit de idee dat kinderen niet als neutrale burgers, maar met een bepaalde levensbeschouwing naar school gaan).

Laat mij kort nog enkele andere misverstanden noemen.

  1. De idee van staatsneutraliteit resulteert niet noodzakelijk in één bepaalde opvatting van kerk-staatverhouding. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens hanteert de zogenaamde margin of appreciation. Die laat het de lidstaten toe om op een eigen manier de godsdienstvrijheid en de kerk-staat verhouding gestalte te geven. De lidstaten zijn hierbij natuurlijk gebonden aan de grondrechten zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, maar kunnen in hun beleid rekening houden met het levensbeschouwelijke landschap, de politieke krachtsverhoudingen en de nationaal-historische achtergrond. Zo financieren Frankrijk en Nederland geen levensbeschouwingen en doet België dat wel, werkt Duitsland met een Kirchensteuer (een belasting) en hebben Italië en Spanje nog een ander systeem. België en Oostenrijk organiseren verschillende geëngageerde levensbeschouwelijke vakken, in Frankrijk is dat ondenkbaar. In het Verenigd Koninkrijk, de Scandinavische landen, en Zwitserland organiseert men respectievelijk multifaith religious education, gedeconfessionaliseerd godsdienstonderwijs en Ethique et Culture Religieuse. Het Europees hof laat ook variatie toe in het verbieden of toelaten van levensbeschouwelijke symbolen zoals hierboven besproken.
  2. De scheiding van kerk en staat is een tweesnijdend zwaard: ze moet de overheid beschermen tegen illegitieme inmenging van de religie, maar ze moet eveneens de religie en haar gelovigen beschermen tegen staatsbemoeienis (cf. art 21 GW). Dat laatste maakt bijvoorbeeld dat een liberale rechtsstaat niet zomaar het salafisme kan verbieden. Voor sommigen misschien lastig, maar het is niet anders. De weerbare democratie moet zo lang mogelijk zichzelf verdedigen op een manier waarbij het de eigen uitgangspunten en grondwaarden niet verloochent.
  3. In een liberale democratie moeten alle burgers de democratisch tot stand gekomen regels naleven[11] en alle burgers moeten aanvaarden dat de politieke regelgeving gebaseerd is op vrijheid en gelijkheid (en dus niet op particulier levensbeschouwelijke argumenten). Maar de burgers zelf hebben het recht om vrijheid en gelijkheid in hun individuele leven minder centraal te stellen. Mensen hebben het recht om in een slotklooster te gaan, in het leger te gaan, zich bij een niet liberale instelling als de rooms-katholieke kerk aan te sluiten, zich voor hun kledij en voeding te laten leiden door religieuze voorschriften etc. Gelovigen mogen homofilie, voorbehoedsmiddelen, abortus en euthanasie zondig vinden, maar moeten aanvaarden dat er mensen zijn die daar anders over denken. Het Vaticaan mag aan haar gelovigen vragen om als homo niet te huwen en als patiënt geen euthanasie te vragen en als arts geen euthanasie uit te voeren; maar de bisschoppen moeten tegelijk aanvaarden dat hun levensbeschouwelijke logica niet normerend kan zijn voor iedereen. Vrijheid en gelijkheid als uitgangspunt voor het samenleven vereist niet dat elke burger persoonlijk zelfbeschikking bovenaan de morele orde moet zetten, wel dat er respect is voor mensen die dat wel doen. Een gelovige kan homofilie/euthanasie zondig vinden, maar tegelijk aanvaarden dat de overheid andersdenkenden de mogelijkheid biedt om euthanasie te vragen/uit te voeren en als homo te huwen. Er is trouwens geen enkele verplichting om als homo te huwen, als arts euthanasie uit te voeren, als moslim alcohol te drinken, etc . Want ook dergelijke verplichtingen zouden ingaan tegen staatsneutraliteit, vrijheid en gelijkheid. De scheiding tussen kerk en staat verbiedt ook niet dat mensen vanuit hun religie of levensbeschouwing aan politiek zouden doen. Alleen moet men aanvaarden dat de eigen levensbeschouwelijke argumenten niet zomaar door de overheid gebruikt kunnen worden voor regels die het publieke leven normeren. De overheid kan zich enkel in seculiere, politieke termen uitdrukken.

Grondwet

‘Ik ben van mening dat er op dat punt niet te weinig, maar teveel in de grondwet staat’

Zijn de liberaal democratische waarden en uitgangspunten voldoende in de Belgische Grondwet verankerd? Voor zover ik dat kan zien, is het antwoord ja. Is het zinvol ze nog explicieter te maken, bijvoorbeeld in een preambule die ook in het onderwijs , bij inburgering en naturalisatie een rol zou kunnen spelen? Ik ben alvast niet afkering. De idee die door Jürgen Habermas is geijkt als verfassungspatriotismus, grondwettelijk patriotisme, is niet onzinnig[12]. In een diverse samenleving die door immigratie en globalisering, door secularisering, de-traditionalisering, mentale ontzuiling en individualisering, wordt beroerd, moeten we op zoek naar nieuwe maatschappelijke bindmiddelen. We moeten op zoek naar mechanismen die een groep individuen tot een politieke gemeenschap, een demos maakt. Dat is een van de grote uitdagingen waarvoor we vandaag staan[13]. Mensen verenigen en binden rond gemeenschappelijke grondwettelijke waarden, kan hier mogelijk een bescheiden bijdrage aan leveren.

Wat betreft nu de scheiding tussen kerk en staat en de kerk-staatverhouding in de Grondwet, dat verdient een democratisch maatschappelijk en politiek debat. We werken sinds 1831 met een systeem van kerkfinanciering dat schatplichtig is aan het Napoleontische concordaat uit 1801 met het Vaticaan. De voorbije legislaturen hebben al twee commissies van wijzen[14] hun licht mogen laten schijnen op dat systeem. Het blijkt verouderd en het hangt met haken en ogen aan elkaar[15]. Met de aanbevelingen van de commissies is tot hiertoe nauwelijks iets gebeurd. Wat mij betreft ging de opdracht van de commissies ook niet ver genoeg. Er werd enkel gevraagd om te onderzoeken hoe het systeem geoptimaliseerd zou kunnen worden, het systeem zelf mocht blijkbaar niet in vraag gesteld worden. Dat heb je als men teveel in de grondwet verankert… Dan verwordt de grondwet tot een instrument om maatschappelijk debat onmogelijk te maken en particuliere verworvenheden te betonneren en uit het democratische besluitvormingsproces te houden.

Ik ben inderdaad van mening dat er op dat punt niet te weinig, maar teveel in de grondwet staat[16].

Ik heb het met name over twee grondwetsartikels: artikel 181GW (oorspr. 117) dat bepaalt dat de lonen en pensioenen van de bedienaren van de eredienst en de morele consulenten door de overheid betaald zullen worden en het stuk dat in 1988 aan huidig artikel 24 is toegevoegd: “De scholen ingericht door openbare besturen bieden, tot het einde van de leerplicht, de keuze aan tussen onderricht in een der erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer. […] Alle leerlingen die leerplichtig zijn, hebben ten laste van de gemeenschap recht op een morele of religieuze opvoeding.

Aan de mensen die graag het woord laïciteit in de Belgische grondwet zouden krijgen, kan ik alvast zeggen dat dat woord zich onmogelijk goed kan voelen in een grondwet die kerkfinanciering en levensbeschouwelijke vakken vastlegt. Wie over de laïciteit wil spreken, en daarbij inderdaad aan het Franse model denkt, kan niet rond een discussie over deze twee bepalingen[17].

Ik zal mij tot artikel 24 beperken. Dat we hier in België de kerken en levensbeschouwingen uitnodigen om in het officieel onderwijs hun ding te mogen doen, ongecontroleerd wegens de scheiding tussen kerk en staat en de godsdienstvrijheid, staat haaks op de idee van laïciteit. Overigens, ook in de VS is dit totaal ondenkbaar.

Nog los van de laïciteitsdiscussie moet artikel 24 herbekeken worden. En wel om deze redenen[18]

  1. De levensbeschouwelijke vakken horen niet in een grondwet. De grondwet zegt niets over biologie, aardrijkskunde, geschiedenis, zelfs niet over taalonderwijs… maar verplicht de officiële scholen wel de levensbeschouwelijke vakken in te richten. Naast de institutionele blauwdruk van de staat, dient de grondwet in de eerste plaats om universele grondrechten te beschermen, niet om concrete politieke regelingen (en belangen) uit het democratisch besluitvormingsproces te houden. Samenlevingen kunnen veranderen en dan mag een grondwet het democratische debat over levensbeschouwing in het onderwijs niet in de weg staan.
  2. Het staat haaks op de Belgische bestuurlijke logica. De Gemeenschappen zijn autonoom bevoegd voor onderwijs, hebben elk een eigen onderwijsnet, een eigen minister en ministerie van onderwijs, eigen onderwijsdecreten. Maar over de levensbeschouwelijke vakken kan men geen democratisch politiek debat voeren, want dat staat verankerd in de Belgische Grondwet…

Tot slot, en deels samenhangend met mijn kritiek op artikel 24 GW: als we de democratie willen versterken door mensen rond grondwettelijke waarden te verbinden, dan kunnen we bijvoorbeeld aan een preambule denken, maar veel, véél belangrijker is de vraag hoe we jongeren via onderwijs die democratische waarden kunnen meegeven. Mensen worden immers niet als democraten geboren. Tot nader order bestaat er geen democratie-gen. Democratie moet voorgeleefd, uitgelegd én aangeleerd worden.

We debatteren over de normen en waarden die de asielzoekers en nieuwkomers aangeleerd moeten krijgen via de integratiecursus maatschappelijke oriëntatie. Maar de grootste groep nieuwkomers in onze samenleving zijn onze eigen kinderen. Naar hen toe doen we tot hiertoe nauwelijks iets.

Democratische burgerschap en samenleven in diversiteit, het wordt genoemd in zowat elke speech van een onderwijsverantwoordelijke, maar dat staat in schril contrast met wat er concreet in het onderwijs rond gebeurt. Democratie en burgerschap worden nauwelijks of niet genoemd in de vakgebonden eindtermen en een en ander wordt uitbesteed aan de levensbeschouwelijke vakken. Resultaat: de gemiddelde 18-jarige weet niet wat de scheiding tussen kerk en staat betekent, waarom staatsneutraliteit en vrijheid van meningsuiting zo belangrijk zijn.

We weten ondertussen ook dat meer dan de helft van de moslims in onze samenleving geen raad weet met de vraag hoe de sharia, de goddelijke wet, zich verhoudt ten aanzien van de democratische wet[19]. Maar wie heeft het hen ooit eens goed uitgelegd? We weten dat in steden en scholen het samenleven getekend wordt door een wederzijds wantrouwen tussen moslims en niet-moslims, een gebrek aan kennis van elkaar, problematische vooroordelen en een onwennigheid om over religieus-culturele zaken te praten. Niet alleen zijn er de gebruikelijke discussies over gescheiden zwemmen, halalvoeding en hoofddoeken, ook leerinhouden inzake evolutietheorie, kruistochten en gelijkheid van man en vrouw staan hier en daar onder druk[20]. Daar mogen we echter nooit op toegeven.

Aan Franstalige kant heeft men nu beslist om daar iets aan te veranderen. De uren levensbeschouwelijke vakken worden gehalveerd (van 2 naar 1u) en het vrijgekomen uur zal ingevuld worden met un cours de philosophie et citoyenneté dat nu in de steigers wordt gezet. Leerlingen die vrijstelling vragen van de levensbeschouwelijke vakken, krijgen een encadrement pédagogique alternatif aangeboden. In Vlaanderen worden leerlingen in vrijstelling nog steeds aan hun lot overgelaten en is het wachten of de eindtermendiscussie iets oplevert inzake levensbeschouwelijke geletterdheid, burgerschap, diversiteit en samenleven, morele en filosofische vorming… [21]

Concreet stel ik dan ook voor om de levensbeschouwelijke vakken uit de grondwet art 24 te halen, en de passage te vervangen door “Alle scholen erkend door de betreffende Gemeenschap bieden, tot het einde van de leerplicht, onderricht aan in de mensenrechten, in de uitgangspunten van de Belgische liberale rechtsstaat en van het samenleven in diversiteit op basis van grondrechten, vrijheid, gelijkheid, wederkerigheid en solidariteit”.

De huidige terughoudendheid van de overheid en het onderwijs op dit punt is misplaatst. De samenleving heeft het recht om iedereen op de uitgangspunten van het samenleven te kunnen aanspreken. De liberale politiek filosofe Martha Nussbaum heeft het in dit verband zelfs over “teaching patriotism” waarbij mensen niet alleen in staat worden gesteld democratische en kritisch te denken maar ook de kans krijgen om de nationale politieke cultuur en maatschappelijke ruimte waarbinnen vrijheid en gelijkheid gestalte krijgen liefdevol te bejegenen[22].

In een tijd van immigratie, globalisering, individualisering en het uiteenvallen van traditionele sociale verbanden is het verstandig om de democratische kernwaarden en de historisch gegroeide nationale politieke cultuur die onze samenleving schraagt te beschermen én te onderwijzen. In plaats van in te zetten op verboden die ons niet veel verder brengen, laat ons alstublieft samen van deze positieve maatregel werk maken. Nog belangrijkere dan het expliciteren van de democratische waarden in een preambule op de grondwet, is ze expliciteren in het onderwijs. We zijn dat aan onszelf, onze kinderen en de samenleving verplicht.

Noten:

[1] Zagorin, P. (2004), How the Idea of Religious Toleration Came to the West. Princeton (N.J.): Princeton University Press; Forst, R. (2003), Toleranz im Konflikt. Geschichte, Gehalt und Gegenwart eines

umstrittenen Begriffs. Frankfurt an Main: Suhrkamp Verlag.

[2] Spinoza, B. (1997 [1670]), Theologisch-politiek traktaat. Amsterdam: Wereldbibliotheek, H20.

[3] Mill, J.S. (1859), On liberty, Penguin Books. (Over de Vrijheid, Boom)

[4]http://www.knack.be/nieuws/belgie/wouter-beke-geen-neutrale-overheid-die-waardenbeleving-wil-privatiseren/article-normal-673381.html

[5] Leigh, I (2013), The European Court of Human Rights and Religious Neutrality. In D’Costa et al., Religion in a Liberal State, Cambridge: Cambridge University Press, pp. 38-66.

[6] Rawls, J. (1997), The idea of public reason revisited, The University of Chicago Law Review 64(3): 765-807; Habermas, J. (2006), Religion in the Public Sphere, European Journal of Philosophy, 14(1): 1-25 (Nederlandse vertaling in J. Habermas (2009), Geloven en weten. Amsterdam: Boom, 142-168)

[7] Maclure, J. & Taylor, Ch. (2011), Secularism and Freedom of Conscience. Cambridge

Mass.: Harvard University Press.

[8] Cf. Loobuyck, P. (2013), Militant atheïsme is een hobby, in Loobuyck, P., De seculiere samenleving. Over religie, atheïsme en democratie, Houtekiet.

[9]http://www.standaard.be/cnt/dmf20160303_02162131; http://www.standaard.be/cnt/dmf20160101_02045391;

[10] Cf. Loobuyck; P. (2013), De seculiere samenleving. Over religie, atheïsme en democratie. Antwerpen: Houtekiet, pp. 133ff; Loobuyck, P. (2014), Waarom een verbod niet altijd en overal de enige en beste optie is, De Geus, 46, 1: 15-18; 122; en deze opiniestukken: Een hoofddoekenverbod als uitzondering, niet als regel, De Standaard, 15 maart 2010 (samen met Eva Brems, ondertekend door 46 academici), Genoeg heisa over hoofddoeken, De Morgen, 15 maart 2010; Het respect moet terugkeren, De Standaard 26-27 september 2009 (ondertekend door 41 prominenten uit het middenveld, de politieke en academische wereld)

[11] In dat opzicht valt er iets voor de stelling te zeggen dat godsdienstvrijheid een overbodig of toch zeker een ondergeschikt recht is. De godsdienstvrijheid kan niet ingeroepen worden om andere grondrechten te overrulen of algemeen geldende wetten te ondermijnen. De meest fundamentele vraag is de volgende: zijn er (discriminerende, mensonterende, maatschappijverstorende) handelingen of opinies die toegelaten zouden moeten zijn en die enkel door de godsdienstvrijheid beschermd kunnen worden en niet onder de gewetensvrijheid, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van organisatie vallen? Het antwoord is negatief. Cf. Loobuyck, P. (2013), De seculiere samenleving. Over religie, atheïsme en democratie. Antwerpen: Houtekiet, p. 202-4; Leiter, B. (2013), Why Tolerate Religion? Princeton: Princeton University Press.

[12] Habermas, J. (1992), Citizenship and National Identity: Some Reflections on the Future of Europe, Praxis International 12(1): 1-19.

[13] Cf. Loobuyck, (2016), Towards an Intercultural Sense of Belonging Together: Reflections on the Theoretical and Political Level, in Meer, N., Modood, T. and Zapata-Barrero, R. (eds.), Multiculturalism and Interculturalism. Debating the dividing lines, Edinburgh University Press, Edinburgh: 225-245.

[14] Magits et al. (2010), Hervorming van de wetgeving met betrekking tot de erediensten en de niet-confessionele levensbeschouwelijke organisaties. Verslag van de Werkgroep ingesteld door het Koninklijk Besluit van 13 mei 2009, Brussel; Mortier, F. & Rigaux, M.-F. (2005-06), De federale financiering van de bedienaren der erediensten en de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige raad. Verslag van de Commissie der Wijzen, Brussel.

[15] Franken, L. & Loobuyck, P. (2013), Is Active State Support for Religions and Worldviews Compatible with the Liberal Idea of State Neutrality? A Critical Analysis of the Belgian Case, Journal of Church and State 55(3): 478-497.

[16] Zie ook Bonotti, M. (2012), Beyond Establishment and Separation: Political Liberalism,

Religion and Democracy, Res Publica 18: 333-349.

[17] Schreiber, J.-P., La Belgique, Etat laïque… ou presque. Du principe à la réalité. Bruxelles: Espace de Libertés, Editions du CAL.

[18] Loobuyck, P. (2015), L’enseignement de la religion et de la morale dans la Constitution vu de Flandre : réflexion critique et proposition constructive, in Leclercq, J. (dir.), Moral et religions à l’école ? Changeons de paradigme, Presses Universitaires de Louvain, Louvain-la-Neuve : 175-191.

[19] Koopmans, R. (2013), Fundamentalism and out-group hostility. Muslim immigrants and Christian natives in Western Europe, WZB Mitteilungen, December.

[20]Moslims en niet-moslims in Brussel: tussen spanningen en wederzijdse aanpassingen (Synthese van het onderzoek “Moslims en niet moslims in Brussel: hoe zien ze elkaar, hoe verhouden ze zich tot elkaar. Tussen spanningen, (ingebeelde) fobieën en wederzijdse aanpassingen. Koning Boudewijn Stichting, 2014.

Zie ook Vettenburg, N., Elchardus, M., Put, J. & Pleysier, S. (eds.) (2013), Jong in Antwerpen en Gent. Bevindingen uit de JOP-monitor Antwerpen-Gent. Leuven: Acco; Vettenburg, N., Elchardus, M. & Put, J. (eds.) (2011), Jong in Brussel. Bevindingen uit de JOP-monitor Brussel. Leuven: Acco.

[21] Mijn pleidooi voor een algemeen vormend vak in alle netten voor alle leerlingen over levensbeschouwing, ethiek en burgerschap, en filosofie zie Loobuyck, P. (2014), Meer LEF in het onderwijs. Levensbeschouwing, Ethiek en Filosofie voor iedereen. Brussel: VUBPress.

[22] Nussbaum, M. (2012), Teaching Patriotism: Love and Critical Freedom, The University of Chicago Law Review, 79: 215-251; Nussbaum, M. (2013), De nieuwe religieuze intolerantie. Een uitweg uit de politiek van de angst, Amsterdam: Ambo, 162-3.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content