De geschiedenis van de vork

Ik beschouw het onderwijs liever als een vorm van luxe.

Wat is historisch bewustzijn? Onlangs vond ik bij een brocanteur een aantal schoolprenten, sommige gewijd aan grammatica, sommige aan geschiedenis. Een ervan handelde over Het Spaanse Tijdvak en bevatte een afbeelding van de aartshertogen Albrecht en Isabella. Toen ik die namen vermeldde, zei mijn vijfenzeventigjarige gesprekspartner meteen: ‘Het Twaalfjarig Bestand.’ Ik leidde hieruit af dat hij goed middelbaar of zelfs lager onderwijs moest hebben genoten. Hij had een duidelijke tijdslijn in zijn hoofd en kende belangrijke data en gebeurtenissen.

Belangeloos, want in zijn beroepsleven heeft hij nooit met geschiedenis te maken gehad. Dat maakt het nog mooier. Zou een zeventienjarige gesprekspartner weten wat het Twaalfjarig Bestand is en wie die aartshertogen waren? Ik heb er geen idee van, maar ik hoor leraren Latijn vertellen dat ze schoolkinderen nu eerst Nederlandse grammatica moeten aanleren alvorens ze aan Latijn kunnen beginnen, en ik hoor vrienden zeggen dat hun tieners het verschil tussen Karel de Grote en Karel V niet kennen.

Bij de start van het nieuwe schooljaar beweerde iemand in de krant dat het onderwijs er vooral voor moest zorgen dat we onze belastingbrieven konden invullen. Voor zoiets vervelends bestaan er nochtans boekhouders. Ik beschouw het onderwijs liever als een vorm van luxe, waardoor een kind niet meteen hoeft mee te draaien in economische processen, maar zich kan wijden aan kennis. En kennis is plezierig. Geschiedenis, dat zijn toch spannende verhalen, ingrijpende omwentelingen, exotische personages, gevleugelde woorden, vreemde klederdrachten? What’s not to love? Geschiedenis, dat zijn zelfs vreemde werelden, net als in sciencefiction- of fantasyromans en -films.

Die ervaring heb ik in elk geval, nu ik de laatste zomerdagen besteed aan een pocket over het Byzantijnse Rijk. Die duizendjarige erfgenaam van het Romeinse Rijk, met als hoofdstad Constantinopel (Istanbul), is werkelijk onbekend terrein. In de lessen geschiedenis op mijn middelbare school kwam alleen ‘1453-De Val van Constantinopel’ aan bod, later pikte ik wat wetenswaardigheden over Byzantijnse kunst op van een bijna blinde kunsthistoricus met een ontroerende toewijding aan zijn vakgebied. Iconen, paarse zijde met motieven van gouddraad, ivoorsnijkunst, met zilveren of gouden inkt schrijven op paars perkament, ziedaar de artistieke bezigheden van de Byzantijnen.

Mijn pocket leert me nu concreet hoe keizer Constantijn een sublieme plek uitkoos om zijn nieuwe hoofdstad te stichten; dat de befaamde keizerin Theodora haar loopbaan begon als circusartieste met een sexy repertoire; hoe een Byzantijnse edelvrouw, Maria Argyropoulaina, in 1004/5 de vork introduceerde aan West-Europese tafels en hoe de Byzantijnse cultuur de eerste vrouwelijke historica voortbracht: Anna Comnena, wier Alexiade nog steeds vertaald en gelezen wordt. Het boek maakt ook duidelijk dat zonder Byzantium mogelijk heel Europa door de Islam veroverd zou zijn. De overdonderende militaire successen van de moslims leidden in Byzantium tot een fenomeen dat mij als kunsthistoricus bijzonder treft: de Byzantijnen vreesden God mishaagd te hebben doordat ze beelden vereerden en verboden de weergave van goddelijke figuren en religieuze taferelen. Het kwam tot harde conflicten tussen iconoclasten en iconofielen. Uiteindelijk herstelde Byzantium zich militair en wonnen de iconofielen het pleit: met het argument dat Christus mens geworden was, en afbeeldingen van taferelen uit zijn menselijke leven dienden om de gelovigen daaraan te herinneren. Zonder Byzantium geen kunsthistorici?

Ah, kennis. De school leert je zwemmen in een zwembadje, daarna kun je zelf als een vrij mens rivieren en baaien gaan verkennen.

Judith Herrin, Byzantium, Penguin Books, 2008.

Leen Huet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content