Review | Nieuws

De expo van Robert Morris in de vorm van een essay in Mönchengladbach

Robert Morris maakte vanaf het begin van de jaren zestig kunst vanuit een zacht wetenschappelijk standpunt en stond hiermee aan de wieg van de minimale en conceptuele kunst !

Robert Morris maakte vanaf het begin van de jaren zestig kunst vanuit een zacht wetenschappelijk standpunt en stond hiermee aan de wieg van de minimale en conceptuele kunst !

De Amerikaan Robert Morris (1931) is een minder belicht kunstenaar die vanaf het begin van de jaren zestig aan de wieg stond van de Amerikaanse minimal art en in volle artistieke vrijheid pionierde met cross-overs met dans, performance, video en zelfs met land art.

In het rustige postmoderne Museum Abteiberg in Mönchengladbach zijn nu tussen de ongelooflijk rijke vaste collectie meer dan dertig (vroege) werken van Robert Morris verspreid die een mens doen vaststellen dat de kennis van de kunst uit de jaren zestig en zeventig heel oppervlakkig blijft en dat het broodnodig is om het kunsthistorisch besef (bij leven en welzijn van de overlevende kunstenaars) af en toe eens opnieuw tentoon te stellen…

En dat gebeurt nu met zorg en liefde in dit Duitse museum dat haar status en bekendheid te danken heeft aan de vorig jaar overleden museumdirecteur Johannes Cladders die daar een reeks historische tentoonstellingen neerzette met Marcel Broodthaers, Gerhard Richter, Carl Andre en vele anderen van wie het museum toentijds belangrijke werken kon vewerven.

Het museum Abteiberg kocht onlangs de monochroom grijze “Two Colmns” van Robert Morris uit 1961 en daarrond ontspint zich nu een boeiend beeldend essay waarin duidelijk wordt hoe inventief Robert Morris de beeldhouwkunst inzette als “materiaal” in en naar andere media.

Tot rond 1955 maakte Robert Morris schilderkunst in de formele buurt van “dripper” Jackson Pollock. Pas in het begin van de jaren zestig komt hij in San Francisco in contact met toentijds de avant-garde van de dans met (klinkende) namen zoals Simone Forti en Yvonne Rainer.

Dankzij ontmoetingen met de radicale “componisten” La Monte Young en John Cage wordt in zijn artistieke productie het lichaam meer en meer beschouwd als een object dat in tegenstelling tot ballet ontdaan wordt van emoties en expressie.

In Abteiberg zijn heel wat video’s te zien waarin Robert Morris choreografieën bedacht waarin de body van de acteurs als het ware ook een object worden samen met de minimale sculpturen die ze manipuleren, gebruiken of bewandelen. Ook in een zelfde aftasten van de relaties tussen lichaam en object situeert zich de mooie video “Neo-Classic” (1971), te zien in één van de vele verdoken hoekjes van het museum van architect Hans Hollein.

Een ander mooi voorbeeld is de videofilm “Waterman Switch” (1965) dat oorspronkelijk werd uitgevoerd door Robert Morris, Yvonne Rainer en Lucinda Childs in de Judson Church in New York, dé plek waar een begin van geschiedenis van de “nieuwe ” dans werd geschreven…We zien een (glimmend) naakt koppel gracieus op elkaars tenen steunend, langzaam bewegen op twee evenwijdig geplaatste balken. Het is een prachtig beeld; sensueel, aangrijpend mooi en tegelijk spelend met een bewust “tonen” van de “beleefde en geleefde” tijd van kunstenaar én toeschouwer.

Een andere historische performance-film dateert ook uit 1965; “site” is een esthetische performance waarin een bevallig liggende/poserende naakte Carolee Schneemann doet denken aan de pose van de vrouw in het schilderij “Olympia” (1863) van Edouard Manet. In deze film loopt Robert Morris op het podium gebukt onder een witte plaat en fungeert als het ware als drager voor een witte minimale sculptuur. Het gezicht van Robert Morris zit verborgen achter een masker en benadrukt het lichaam als neutraal (opererend) object.

Het is hier volop genieten van de tien video’s die hier worden getoond waaronder ook de historische lezing/performance uit 1963, “Gas Station” en “Mirror” uit 1969 en “Wisconsin” uit 1970. Het zijn soms lange video’s waar men best heel wat tijd voor uittrekt en die her en der worden gepresenteerd langs een complexe rondgang met een perfect geplande greep uit de “sculpturale” productie van de Amerikaanse kunstenaar.

De inkom van het museum wordt beheerst door “L-Beams”, de eerder genoemde “Two Columns” en vooral door een vloerbrede installatie “Untitled (Threadwaste)” (1968) waarin textielgaren spiegels en koperen buizen opnieuw doen denken aan de drippings van Pollock maar hier dan wel opgeladen met (weer)spiegelingen van materiaal en toeschouwers en met toevoeging van koper dat refereert aan geleiding en energie…

Spiegelende kubussen (1965) doen de vorm van de kubus letterlijk “opgaan” in de spatiale context van het museum en kunnenworden beschouwd als de voorlopers van het denken over het “immateriële kunstwerk”. Op een sokkel staat een klein houten bakje op een sokkel: “Box with the sound of its own making” dateert uit 1961 en vanuit het bakje komt het geluid van precies de (opname)tijd die nodig was om dit houten kubusje in elkaar te timmeren.

Het is een belangrijk werk dat opnieuw als een voorloper kan worden aangeduid van de conceptuele kunstproductie van iemand zoals Jospeh Kosuth.

In de directe buurt wordt het straffe “Self-Portait” uit 1963
gepresenteerd. Het zelfportret is een abstract minimaal ogend werk met de persoonlijke EEG (scan) van de kunstenaar…
Het blijft hier volop genieten en “bijleren” geblazen omdat de
toeschouwer ook oog in oog komt met kunstwerken die de tijdsgeest van Robert Morris markeren waaronder werk van Robert Rauschenberg, Joseph Beuys en Jasper Johns. Mooi is de verre knipoog tussen werk van Lucio Fontana in het museum en een vroeg muurwerk van Robert Morris dat bestaat uit een stuk hangend vilt dat middenin snedes vertoont en zich qua verschijningsvorm aanpast aan de wetten van de zwaartekracht.

Niet alleen de historische “kunstenaars-kleppers” worden hier in het nabije gezichtsveld gebracht van Morris’ oeuvre maar ook werken van hedendaagse Meesters zoals Heimo Zobernig en Wolfgang Tillmans. Op die manier ontplooit het museum een eerlijk discours waarin de tijd én de ideeën van kunstenaars aantonen dat de kunst te beschouwen is als één grote denkbeweging waarin de vorm zich aanpast aan de noodwendigheden van de tijd.

Robert Morris is in zijn carrière steevast een cultureel activist
gebleven. Hij maakte tal van politiek getinte kunst die vandaag nog
altijd overeind blijft. Dat wil zegen dat Robert Morris zijn
verontwaardiging wist uit te drukken in kunstwerken die de
problematiek van het moment overleefden. Eerst en vooral zijn de in het grijs overschilderde dagbladen uit 1962 (!) van tijdens de Cuba-crisis een (her)ontdekking van formaat.

Heel lichtjes schemeren de alarmerende krantentitels van de Cuba- crisis doorheen de semi-transparante grijze verf als een verre echo van protest maar ook zoals in het “grijs” van Gerhard Richter als een problematisch teken aangaande de verhouding tussen actualiteit, politiek en kunst. De installatie “Hearing” uit 1972 grijpt recht naar de keel; het is een sculptuur die doet denken aan beklemming en folterpraktijken. De teksten die uit de luidsprekers schallen zijn moeilijk verstaanbaar maar zijn sprokkels uit kritische teksten van filosofen en andere denkers. Deze installatie slaat in als een bom en slaat zoals andere installaties een mens ferm tegen de oren.

Méér dan 30 vroege topwerken die we hier en nu in deze context niet allemaal kunnen bespreken ontsluiten in dit museum het oeuvre van Robert Morris; werk dat ontstond in de context van al dat andere baanbrekende werk van kunstenaars zoals Jasper Johns, Donald Judd, Carl Andre, Richard Serra, Robert Smithson, Michael Heizer en Bruce Nauman.

In de jaren tachtig wordt het werk van Robert Morris barok en wordt
het soms al te letterlijk “boodschapperig”. Hierin ligt wellicht de
reden waarom de musea en verzamelaars in ons land weinig of geen aandacht hebben besteed aan deze toch wel zeer belangrijke kunstenaar die ook actief was als theoreticus en schrijver.

Het is ronduit zalig te zien en te ondervinden dat er toch nog musea bestaan die tentoonstellingen maken op een diepgaande en kennisoverdrachtelijke manier en waarbij de vaste museumcollectie de humus en de scheidsrechterlijke (tijds)achtergrond blijft ! Het is in Mönchengladbach meesterlijk bedacht en gedaan. Het is een unieke aanleiding om erheen te gaan.
Het museum gaf bij deze gelegenheid “Opmerkingen over beeldhouwkunst” van Robert Morris uit in een Duitstalige versie en de bezoeker krijgt als bruikbare leidraad een brochure (in het engels) met een fragmenten uit teksten van Robert Morris.

Luk Lambrecht

Robert Morris – Notes on Sculpture, Objects, Installations, Films nog tot 30 mei in Museum Abteiberg in Mönchengladbach.




Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content