Waarom pianist Kit Armstrong muziek verkoos boven wiskunde: ‘Het is een lange reisweg geweest’

Kit Armstrong. © Marco Borggreve

Pianist-componist Kit Armstrong concerteert eind deze maand met Le Concert Olympique in ons land.

Zelfs het woord wonderkind volstaat niet om Kit Armstrong te beschrijven. Hij leerde zichzelf muziekcompositie op z’n vijfde, debuteerde als pianist op z’n achtste en zag dat jaar ook zijn eerste symfonie uitgevoerd. Als veertienjarige studeerde hij af aan de prestigieuze Royal Academy of Music én aan het Imperial College in Londen, waar hij zuivere wiskunde studeerde. Een jaar later nam pianolegende Alfred Brendel hem onder zijn vleugels. Vandaag staat hij als jonge dertiger op alle wereldpodia.

U had perfect voor een academische carrière in de wiskunde kunnen kiezen, maar u ging voor muziek. Wat gaf de doorslag?

Kit Armstrong: Ik ben altijd actief geweest in twee werelden: die van de natuurwetenschappen, die de realiteit waarneemt, en de meer creatieve wereld van de wiskunde en de muziek. Die laatste gaat veel meer over het uitvinden van werelden en ideeën die op zichzelf interessant zijn, los van welke band ook met wat je waarneemt. Ik voel me thuis in het domein van de natuurwetenschappen, maar ik word sterk geïnspireerd door de meer creatieve kant. Dat is ook waarom ik koos voor zuivere wiskunde, een volledig abstract domein.

De keuze tussen wiskunde en muziek lag voor mij voor de hand. In wiskunde ervaar je vaak frustratie. Veel van de ideeën die je hebt, leiden nergens naartoe. Terwijl je in de muziek resultaten kunt bereiken die voldoening geven, zelfs als je vertrekt van ideeën die niet helemaal rijp zijn. Beethoven was daar een meester in. Hij kon beginnen met iets wat niet bepaald goed was, en er meesterlijke muziek uit halen. Met andere woorden: het leven van een muzikant is vooral gevuld met vreugde, het plezier iets te creëren wat je zelf als mooi ervaart. Daarom heb ik voor muziek gekozen.

Ik ben blij dat de samenleving open staat voor ideeën van jonge mensen.

Uw imago als wonderbaarlijk jong talent kan ook in uw nadeel spelen. U hebt niet alleen een grote technische bagage, maar ook diep inzicht in de muziek die u speelt en componeert. Veel mensen gaan daar wellicht aan voorbij.

Armstrong: Wat dat jonge betreft: elke cultuur is een beetje anders. In het verleden hebben we veel gerontocratieën gekend. Ik ben blij dat de samenleving vandaag openstaat voor allerlei ideeën, ook als ze van jonge mensen komen. Maar ik besef dat iedereen zijn eigen manier moet zoeken om een band te leggen met zijn publiek die verder gaat dan de techniek. Ook voor mij is dat een lange reisweg geweest.

U zegt wel vaker dat muziek iets tijdloos heeft, iets niet-menselijks zelfs.

Armstrong: Muziek is tijdloos in de zin dat er zo veel muziek bestaat die na zo veel eeuwen nog altijd waar is, en zinvol, om redenen die we vandaag nog niet kennen. We weten natuurlijk niet hoe dat zal zijn in de toekomst, maar het feit dat die muziek zo lang echt en belangrijk is gebleven, doet ons vermoeden dat het in de toekomst ook nog zo zal zijn. Waar ligt dat aan? Theoretici hebben altijd geprobeerd om verklaringen te vinden, maar er is altijd iets in die muziek dat al die benaderingen overstijgt. Omgekeerd zou je kunnen zeggen dat kunst die de tijd niet overstijgt ook niet zal overleven.

U komt naar ons land om met Jan Caeyers en Le Concert Olympique een eigen pianowerk en het Eerste Pianoconcerto van Beethoven op te voeren. Wat trekt u het meest aan in Beethoven?

Armstrong: Beethoven brak de barrières op tussen muziek en het alledaagse leven. Vóór hij er was, werd muziek gezien als iets verhevens, ver weg van het gewone, dagelijkse bestaan. Beethoven wilde dingen uitdrukken die niet in dat keurslijf pasten. Bijvoorbeeld een soort stomme woede, die nog nooit eerder oprecht was vertaald in muziek.

U had met dit Beethoven-programma vorig jaar op de Belgische podia moeten staan, maar daar kwam corona tussen. Bent u opgelucht dat de pandemie voorbij is?

Armstrong: Ik heb heel boeiende herinneringen aan die tijd. Ik woon in het Franse dorp Hirson, op een steenworp van de Belgische grens. Daar hebben we in 2012 een mooie, ontwijde kerk gekocht. In coronatijden heb ik daar een heleboel opnamen gemaakt, die ik dag na dag met het publiek kon delen. Ik maakte video’s over de kerk en deelde muziek die ik niet op podia kon brengen. Het gaf me de kans om op een heel andere manier muziek te delen met anderen. En daar gaat het voor mij om: muziek is niet wat ik máák voor anderen, maar iets wat ik déél met anderen.

Van uw tijd met Alfred Brendel is een film gemaakt, Set the Piano Stool on Fire. Een hommage aan uw grote talent, maar ook aan de unieke persoonlijkheid van Brendel. Wat hebt u van hem geleerd dat u uw hele leven zult meedragen?

Armstrong: Dat techniek er is om een emotioneel doel te dienen, of een poëtisch doel, zoals Brendel het zegt. Als de componist zijn werk schrijft, heeft hij een emotionele visie die hij wil delen. Als uitvoerder wil je met jouw technische mogelijkheden je eigen respons bieden op die visie. Wel, veel muzikanten doen dat niet. Muziek heeft nu eenmaal een bijzonder sterk ontwikkelde technische kant, die voor velen al volstaat als entertainment.

Kit Armstrong speelt met Le Concert Olympique op 27/01 in De Singel (Antwerpen), op 28/01 in CC Hasselt en op 29/01 in LC Lemmens (Leuven).

Kit Armstrong

Geboren in 1992 in Los Angeles, uit een Engelse vader en een Taiwanese moeder.

Leerde als vijfjarige zichzelf compositie en kreeg toen een piano.

Won als achtjarige zijn eerste compositieprijs voor zijn Chicken sonata.

Schreef concerto’s voor slagwerk en klarinet, vijf symfonieën en heel wat kamermuziek en solostukken.

Studeerde naast muziek ook wetenschappen en verwierf in 2012 een master in wiskunde aan de universiteit Pierre en Marie Curie in Parijs.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content