Nobelprijswinnaar Abdulrazak Gurnah: ‘In het VK hebben racisten nu ook de wet aan hun kant’

Catherine Vuylsteke
Catherine Vuylsteke Journalist, auteur, filmmaker en sinoloog

Abdulrazak Gurnah vluchtte als jongeman voor het geweld op Zanzibar en ondervond in het Verenigd Koninkrijk wat het betekent om ontworteld te zijn. Hoewel legale migratie almaar moeilijker wordt, is hij toch optimistisch gestemd. ‘Je ziet een verhaal over de wereld waarin steeds minder gaten zitten.’

Toen de Tanzaniaans-Britse auteur Abdulrazak Gurnah (75) in oktober 2021 te horen kreeg dat hij de Nobelprijs had gewonnen, dacht hij dat het een grap was. En geef de man ongelijk: hoewel hij met twee van zijn tien romans in de wachtkamer van de Booker Prize belandde, bleef de aandacht voor zijn werk beperkt. Een huishoudnaam werd Gurnah nooit.

Naar aanleiding van een serie debatten met Afrikaanse schrijvers kwam Gurnah in 2005 naar Brussel en gelukkig kon ik mijn toenmalige baas van het belang van een interview overtuigen. De schrijver vertelde over zijn jeugd op het eiland Zanzibar (dat deel uitmaakt van Tanzania) en zijn vertrek naar het Verenigd koninkrijk (VK) in 1968. Vier jaar eerder was een socialistische revolutie uitgedraaid op een golf van arrestaties en politiek geweld. Handelaren als Gurnahs vader zagen hun bezittingen genationaliseerd en hun kinderen moesten vanaf hun zestiende op de lagere school als onderwijzer aan de slag. Voor onbepaalde tijd. Al wie het daar niet mee eens was, verdween naar een strafkamp. De toen 19-jarige Gurnah gruwde bij het vooruitzicht en besloot samen met zijn broer te vluchten.

Het nieuwe leven in het VK viel evenwel tegen: het racisme was al even standaard als de bonen voor ontbijt. Je werd in twee richtingen gereduceerd, zei Gurnah, ‘door wat de Britten van je maakten en doordat je niet terug kon gaan naar alles wat je had gekend. Wellicht verklaart dat mijn interesse in identiteit en gespletenheid – het verschil tussen de wereld waarin je fysiek leeft en het mentale, onbereikbare universum van je afkomst.’

Ik geloof dat schrijven een vorm van ontwarren is, van knopen in je hoofd evengoed als in de realiteit.

Gurnah wilde studeren maar kwam pas na drie jaar werken in aanmerking voor een beurs. Zijn eerste baantje was in een fabriek, later werkte hij als schoonmaker in een operatiezaal. In die periode begon hij te schrijven. Het manuscript van zijn debuut, Memory of Departure, was in 1973 klaar, maar het zou nog 14 jaar duren vooraleer hij een uitgever vond.

Het kan verkeren. ‘De Nobelprijs’, vertelt Gurnah nu, ‘was een totale verrassing, die een enorme impact had op mijn leven. Plots krijg je mondiale aandacht. Dan valt het niet mee om nog tijd te vinden om in de tuin te werken, nieuwe boeken te schrijven, na te denken. Een fijn gevolg is wel dat nu in de hele wereld vertalingen verschijnen’.

Nobelprijswinnaar Abdulrazak Gurnah: ‘Je vaderland moeten verlaten is een pregnante ervaring’

Ook in het Nederlands. Eerst was er Paradijs (1996, Nederlandse vertaling 2022), dan Hiernamaals (2020, Ned. Vertaling 2023) en nu verschijnt Aan zee (2001). Ziet u zelf een evolutie in de tien romans die u hebt geschreven?

Abdulrazak Gurnah: In het begin leunde mijn werk dichter aan bij mijn eigen ervaringen, hoewel het niet noodzakelijk autobiografisch was. Later werd dat verband losser en naarmate mijn oeuvre zich uitbreidde, kreeg ik meer zelfvertrouwen en stond ik mezelf toe om langer bij zaken stil te staan. Zo heb ik aan Paradijs veel langer gesleuteld dan aan mijn eerdere werk. Er is tegelijk een voortgezet spoor. De publicatie van een roman mondt uit in voldoening én in een besef van onvolkomenheid: dáár ben ik niet op ingegaan. Dat vormt dan de basis voor een volgend boek. Laat ik het zo stellen: er is een welbepaalde intellectuele ruimte waarin ik permanent beweeg.

Hoe komt dat?

Gurnah: Ik heb mezelf al vaak voorgenomen om het niet meer over Zanzibar te hebben. En toch. Ik geloof dat schrijven een vorm van ontwarren is, van knopen in je hoofd evengoed als in de realiteit. Zo blijf ik me verwonderen over hoe ingewikkeld familierelaties zijn, hoe onvolmaakt we zijn als het aankomt op affectie en liefde.

Of het nu gaat om Abbas in The Last Gift (2011), om Salim in Gravel Heart (2017) of de naamloze verteller in Admiring Silence (1996), veel van uw personages hebben geheimen of komen onverwachts familiezaken te weten die hun leven veranderen. Vanwaar die fascinatie?

Gurnah: Ik zie dat niet als geheimen, maar als een doorgaans goed bedoeld achterhouden van informatie, dat vaak desastreus uitpakt. Een tijd geleden vertelde een journaliste me dat ze pas na het overlijden van haar moeder de tatoeage van een kampnummer ontdekte. De vrouw had tegen haar kinderen nooit met een woord gerept over haar deportatie. Was de herinnering eraan te erg? Kampte ze met overleversschuld? Om de een of andere reden heeft ze die herinneringen verdrukt. Het boeit me enorm om daarover te speculeren, menselijke verlangens en drijfveren zijn een vruchtbare grond voor literatuur.

‘De defensieve houding ­tegenover het kolonialisme – ‘het was niet ­helemaal slecht’ – primeert nog steeds.’ © Corbis via Getty Images

In elk van uw romans staan ontworteling en vervreemding centraal. Ziet u dat als fundamentele elementen van de menselijke conditie of wortelt die nadruk in uw eigen migratieverleden?

Gurnah: We moeten nu eenmaal leren leven met de schade die we oplopen en pogen ermee in het reine te komen. Dat lukt gedeeltelijk in de liefde voor onze kinderen, het werk dat ons vervult, de vriendschappen. Tegelijk gaat die ontworteling niet weg. Ze speelt elk van ons parten, maar voor mensen die zoals ik van elders komen, is het dubbel. De vraag wat je hier doet en hoe je je kunt verhouden tot dit land dat in veel opzichten zo vreemd aanvoelt, is veel urgenter.

Waar voelt u zich thuis?

Gurnah: In het Verenigd Koninkrijk én in Zanzibar. Ik ben het voorbije jaar zo’n vier keer teruggeweest en later in de lente vertrek ik opnieuw. Thuis is niet één plek, het is een wereld in je hoofd.

U werd in het Verenigd Koninkrijk vaak het slachtoffer van racisme, waar u in uw werk ook vaak naar verwijst. Hoe slaagde u erin om zich toch thuis te voelen?

Gurnah: Ik had geen keus. Ik ben hierheen gekomen omdat mijn neef er al was, en ik naar de universiteit wou. Wist ik veel wat me te wachten stond. Als je 19 bent, heb je maar weinig besef van de dingen. Soms vragen mensen me wat er zou gebeurd zijn als ik niet was vertrokken. Was ik schrijver geworden? Je kunt die andere wegen evenwel niet exploreren, het enige wat erop zit is het beste maken van wat je hebt. Wat me in Europa vanaf het begin ontzettend beviel, waren de miljoenen boeken – en dat je daar een carrière op kon bouwen. Doctoreren, het tot professor schoppen, dat maakte het leven draaglijk, mooi zelfs.

In welk opzicht heeft uw academische carrière als professor postkoloniale literatuur uw romans beïnvloed?

Gurnah: Helemaal niet. Kijk, mijn werk op de universiteit stelde me wel in staat om de geschiedenis te begrijpen, te beseffen hoe Europa zichzelf zag in de 19e eeuw en hoe het de wereld veranderde. Dat deed me anders kijken naar de Indische Oceaan waar ik vandaan kom. Tegelijk, fictie schrijven is een heel andere bezigheid dan doceren of research doen en die reserveerde ik voor thuis.

Administratieve obstakels maken legale migratie bijna onmogelijk. De genadeloosheid is gigantisch.

In Aan Zee beschrijft u erg treffend het racisme en de hebzucht van de Britse douanebeambte (ene Edelman, zelf een Roemeense immigrant ) tegenover de 65-jarige asielzoeker Saleh Omar. De man maakt hem zelfs zijn dierbaarste bezit afhandig. Is de situatie twintig jaar later beter geworden?

Gurnah: Nee, juist veel erger, wat onder meer te maken heeft met het veel grotere aantal mensen die proberen te migreren. In 2001 waren het nog in hoofdzaak politieke vluchtelingen of mensen die oorlog ontvluchtten.

Twee decennia later zijn de Edelmans veel talrijker geworden, en ze hebben in het VK ondertussen ook de wet aan hun kant. De administratieve obstakels die legale migratie nagenoeg onmogelijk maken, zijn fors toegenomen, de genadeloosheid is gigantisch. Waarom denk je dat mensen zo roekeloos worden, dat zovele tienduizenden in de voorbije jaren het leven lieten in de Middellandse Zee, of aan andere Europese grenzen?

Weet u wat de inspiratie was voor die beginscène in Aan Zee? Begin 2000 werd een Afghaanse binnenlandse vlucht (van Kaboel naar Mazar-e-Sharif) gekaapt en naar het Londense Stansted omgeleid. Na dagen van onderhandelen zagen we oudere mannen met lange baarden van het vliegtuig stappen – ze waren duidelijk niet gekleed voor een verblijf in Londen. Korte tijd later bleek dat het gros van de passagiers hier asiel aanvroeg. Wat motiveert die oudere mannen om alles achter te laten? Hoe moet het verder in dit land waarvan ze de taal noch de cultuur kennen? Snappen ze de reikwijdte van hun daden wel, zijn ze gewapend voor wat komt?

We staan behoorlijk machteloos tegen de golf van populisme, nationalisme en racisme die Europa overspoelt.

Gurnah: Helemaal niet. Er zijn permanent tal van mensen die zich op alle mogelijke manieren verzetten. Kijk naar Angela Merkel (voormalig Duits bondskanselier, nvdr) en haar ‘Wir schaffen das’ in 2015, of naar de betogingen tegen extreemrechts in Duitsland de voorbije maanden. Ik vind het juist verrassend dat er zo veel verzet is.

‘Er zijn tal van mensen die zich verzetten. Kijk naar Angela Merkel en haar ‘Wir schaffen das’ in 2015.’ © Getty Images

Er is de voorbije jaren veel meer aandacht gekomen voor migratieprocessen en de gevoelens van ontheemding die daarbij horen, alsook voor de vele onbekende aspecten van de weinig fraaie koloniale geschiedenis. Met andere woorden: de thema’s die centraal staan in uw werk, worden nu veel breder verkend,. Stemt dat u tevreden?

Gurnah: Er was altijd een kleine minderheid die probeerde om de onrechtvaardigheden en de gruwel onder de aandacht te brengen. De mainstream-interesse is een nieuw fenomeen maar de defensieve houding – ‘het kolonialisme was niet helemaal slecht’ – primeert nog steeds. Dat die belangstelling überhaupt ontstond, heeft te maken met het einde van het empire en de reflectie die daar noodzakelijkerwijs mee gepaard gaat.

Een erg belangrijk aspect is ook onderwijs – noem me in dat opzicht gerust een idealist. In mijn 45-jarige carrière heb ik zo’n 2000 studenten gehad. Minstens tien procent van hen ging vervolgens zelf lesgeven, die kennis wordt dus doorgegeven en verder verspreid. Het feminisme maakte een vergelijkbare evolutie door, die ik ook alleen maar kan toejuichen.

Een ander punt is dat er nu meer mensen uit de ex-kolonies in het Westen wonen dan ooit tevoren. Zij schrijven over hun geboortegrond en familiegeschiedenis en niet zelden doen ze dat erg goed. Die romans, films, zeg maar dat entertainment, opent geesten. Doe daar nog de voetballers bij en de muzikanten, en je ziet een verhaal over de wereld waarin steeds minder gaten zitten.

U klinkt zowaar optimistisch.

Gurnah: Absoluut. Een van de bewonderenswaardige kwaliteiten van de mens – er zijn er uiteraard ook veel verwerpelijke – is zijn vindingrijkheid. Hij slaagt er keer op keer in om strategieën te bedenken waarmee hij het hoofd kan bieden aan de complexe en onwaarschijnlijke beproevingen waaraan hij wordt blootgesteld.

U vond pas na 14 jaar een uitgever voor uw debuut en uiteindelijk ontving u de Nobelprijs. De twee eerste romans van de Oegandese Jennifer Makumbi werden veertig jaar later ook slechts gepubliceerd na een decennium van strijd en herschrijven. Maar in 2018 won ze de Windham Campbell Prize, waaraan een bedrag van maar liefst 165.000 dollar is verbonden is. Hebben beginnende Afrikaanse schrijvers het extra moeilijk?

Gurnah: Niet per se. Ik denk dat veel auteurs niet meteen worden ‘ontdekt’. Het is de voorbije jaren wél een stuk makkelijker geworden door de vele cursussen creatief schrijven. Destijds vond je niet eens een literaire agent die je kon vertegenwoordigen, je had geen benul van uitgeverijen of literaire netwerken. Het komt er gewoon op aan niet op te geven.

Misschien speelt er enig racisme, maar dat is geen afdoende verklaring voor de moeizame weg van mijn romans – of die van Makumbi – naar publicatie. Uitgeverijen zijn ook maar commerciële ondernemingen. Ik wil niet beweren dat ze alleen denken aan centen, maar die overweging speelt in grote mate. Uitgevers kijken naar trends, willen niet te veel risico nemen. Of ze besluiten er een auteur uit te kiezen, zelfs als die het wellicht qua verkoop niet goed zal doen. Maar ik ontken het niet: de weg van de schrijver is vaak pijnlijk.

Abdulrazak Gurnah, Aan zee, Meulenhoff, 24,99 euro.

Gurnah komt op 08/04 naar De Munt in Brussel. Organisatie: Passa Porta

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content