Expo Johann Heinrich Füssli in Parijs: laat je onderdompelen in de sensuele wereld van de meester van de gothic horror
Bijna twee eeuwen na zijn dood blijven de kinky koortsdromen van de ‘wilde Zwitser’ Johann Heinrich Füssli voor rillingen zorgen, deze keer in het Parijse Musée Jacquemart-André.
Een jonge vrouw ligt languit op bed, in een verwrongen houding en gehuld in een doorschijnend gewaad dat haar maagdelijk bleke huid omhult. Het is alsof ze op een altaar ligt, klaar om aan een wreedaardig ritueel te worden onderworpen. Of erger nog. Op haar buik zit een gehoornd monstertje. Vanachter een rood gordijn licht de kop van een hitsige hengst op.
Het is een tafereel dat zo erotisch geladen is dat je niet eens Sigmund Freud hoeft te heten om er een allegorie voor seks in te zien. Of is het de angst ervoor? De titel van het ronduit nare, (sensatie)geile werk? The Nightmare. De maker ervan? De Zwitserse schilder Johann Heinrich Füssli. Die borstelde het in 1781 tegen het doek, en veroorzaakte er niets minder dan een schokgolf mee. Toen al, en nu nog steeds.
Verkrachting, bestialiteit, voyeurisme, moord: The Nightmare, dat hét zinnebeeld van de ‘gothic horror’ werd, omarmt het allemaal. En zelfs al flirt het naar moderne normen met camp, het blijft een werk dat geesten prikkelt. Levende en andere. Als peetvader van de droomduiding had Freud er een gravure van hangen in zijn kabinet. Surrealisten als Salvador Dalí, die op hun beurt het onderbewuste verkenden, verzonnen er riffs op. Later dook het spookbeeld in vele varianten op in horrorfilms, gaande van James Whales Frankenstein tot Ken Russells Gothic.
Met voorsprong blijft The Nightmare dan ook Füssli’s beruchtste werk. Maar er is meer te zien op het retrospectief dat het Parijse Musée Jacquemart-André aan de Britse Zwitser wijdt. Véél meer. Ruim honderd werken dompelen je onder in de bizarre, door heksen, goden, shakesperiaanse helden en wulpse feeën bevolkte droomwereld van de in Zürich geboren schilder, schrijver en visionair. Het is een expo die je laat kennismaken met een excentrieke avonturier, én met een kunstenaar die het als autodidact en outsider tot in de nok van de Royal Academy wist te schoppen – en tot in de donkerste krochten van de psyche.
Welgestelde celebrity
Sinds 1825 ligt Johann Heinrich Füssli, of Henry Fuseli zoals op zijn tombe te lezen valt, begraven in de Londense St.Paul’s Cathedral, in het gezelschap van Joshua Reynolds en Antoon van Dyck. Toen hij stierf, was hij een welgestelde celebrity met vele volgers en bewonderaars. Jaren had hij lesgegeven aan de Royal Academy, wat verbazingwekkend is als je weet dat hij nooit een schildersopleiding genoot.
Alleen maakte Füssli, die na omzwervingen door Duitsland, Italië en Frankrijk in Engeland was aangespoeld, er een erezaak van om verder, hoger en sneller te gaan dan zijn stiel- en tijdgenoten. Toen het classicisme en vogue was, zocht hij zijn heil bij het maniërisme van Michelangelo, zijn idool. Toen velen de romantiek bezongen tussen dartelende deernen en huppelende hinden, maakte hij van schilderkunst opnieuw schaamteloos spektakel, transgressief theater vol dynamiek, dramatiek en erotiek.
Inspiratie vond Füssli, de meest erudiete schilder van zijn tijd, vooral in de literatuur. Hij was gek op William Shakespeare, wiens stukken hij uit het hoofd kende, en schilderde tal van dramatisch verlichte taferelen uit Hamlet, Macbeth en co. De expo wijdt er zelfs een hele zaal aan. Kijk hoe prins Hamlet wit wegtrekt wanneer de geest van zijn vader verschijnt. Laat je verleiden door een droomfee in een van de sensuele scènes uit Romeo en Julia.
Noorse fitnessgod
Maar de licht ontvlambare fantasie van Füssli – die Latijn en Grieks sprak, filosofische essays schreef en maatjes was met Jean-Jacques Rousseau – werd niet enkel geprikkeld door Engelse literatuur. Ook Homerus’ Odyssee, Dante’s Goddelijke Komedie en Noord-Europese mythes hitsten hem danig op. Die Noorse folklore had hij leren kennen dankzij Johann Jakob Bodmer, de eerste, Duitstalige uitgever van het Lied der Nibelungen en Füssli’s mentor toen hij nog theologie aan de universiteit van Zürich studeerde.
De expo toont prachtige voorbeelden van zijn ongewone inspiratiebronnen. Kijk naar Thor Battering the Midgard Serpent (1790), het werk dat Füssli ter vervanging van een diploma voorlegde aan de Royal Academy en hem meteen het lidmaatschap opleverde. Met zijn belachelijk blote Noorse fitnessgod, zeeslang en bliksemschichten is het een schilderij dat kan dienen als platenhoes voor een heavymetalband. Als die niet om wat homo-erotische bombast verlegen zit tenminste.
Elders sidder en beef je bij The Night-Hag Visiting Lapland Witches (1796), een van de veertig schilderijen die hij presenteerde in de Milton Gallery. Die was gewijd aan dichter John Milton, maar bleek na de oprichting in 1799 al snel een debacle, tot horreur van Füssli, die het als zijn levenswerk beschouwde. Het is een nachtmerrie ontrukt aan een passage uit Miltons doemvisioen Paradise Lost, met een heks die baadt in een halo en omringd wordt door hellehonden, terwijl een baby wordt geofferd tijdens een satanisch ritueel. Onvermijdelijk doet het denken aan soortgelijke gruwelfantasieën die Francisco Goya rond dezelfde tijd uit zijn kranke koker perste, hoewel de twee geen weet hadden van elkaars verontrustende werk. Tenzij ze ervan hadden gedroomd.
Zelfbewuste verleidster
Folklore, mythes, literatuur: Füssli maakte er geschilderd ‘theater van de terreur’ van. Maar The Wild Swiss, zoals hij werd gedoopt, prikkelde ook op andere manieren. Erotiek speelde steeds een hoofdrol in zijn werk, en hij liet zijn male gaze zonder gêne glijden over zijn vele, vrouwelijke modellen. Of waren het fantasmen? Hij maakte ruim 800 tekeningen en schetsen van de vrouw als moeder, huishoudster en lustobject, maar ook als zelfbewuste domina en verleidster. Daarvan zijn er in Parijs zo’n twintig te zien, terwijl de Londense Courtauld Gallery momenteel zelfs een hele expo wijdt aan zijn tekenwerk onder de titel Fuseli and the Modern Woman.
Het is romantische porno, met een gothic randje aan. Ze onthullen de kinky fantasieën van een kunstenaar met een fetisj voor uitzinnige outfits en kapsels, én voor pronte borsten en bolle konten. En dan te bedenken dat Füssli zijn carrière was begonnen als… zielenhoeder. In 1761 werd hij tot predikant gewijd nadat hij in Zürich theologie had gestudeerd. Tot hij in zijn eerste preken meteen de Bijbel begon te bekritiseren, in 1764 uit de kerk trad en wat later Zwitserland uit werd gebonjourd.
Die bruuske carrièrewending kan verklaren waarom Fuseli, zoals hij zich als banneling noemde, in zijn koortsige kunst alles omarmde wat God verboden had. Erotiek, esoterie, occultisme, paganisme… Het is alsof hij zich voorgenomen had om het romantische vuur nog heviger te laten branden en wilde illustreren dat kunst en moraal nu eenmaal verschillende werelden zijn. Of zoals Goethe opmerkte: ‘Wat een vuur en een furie brandt toch in die man!’
Frankenstein
Füssli raakte ook dichter, schilder en fantast William Blake – van wie op de expo twee tekeningen te zien zijn – diep in het hart. Sterker nog: de Britse opperromanticus raakte zo in de ban van Füssli’s vlammende visioenen dat hij hem als zijn ‘valse tweelingbroer’ beschouwde en op zijn beurt zijn eigen fantasmagorische universum begon te creëren. Maar dan op kleiner formaat, en nog geschifter. ‘De waarheid is’, orakelde Blake, ‘dat Füssli minstens een eeuw voor ligt op de huidige generatie’, al kreeg zijn controversiële vriend ook steun van het establishment. Zo was het Sir Joshua Reynolds, voorzitter van de Royal Academy, die de Zwitserse autodidact had aangemoedigd om schilder en lid te worden.
Wie ook fan was, was Mary Wollstonecraft, al is aanbidster een betere omschrijving. Hoewel Füssli getrouwd was en ze wist dat hij zijn vrouw nooit zou verlaten, zou de feministische filosofe en moeder van Frankenstein-auteur Mary Shelley, haar leven lang door The Wild Swiss geobsedeerd blijven. Op het wanhopige en waanzinnige af.
Zou het toeval zijn dat Dr. Victor Frankenstein, de zotte wetenschapper die ontdekt hoe hij dode monsters tot leven moet wekken, uit Zwitserland afkomstig is, zoals in de klassieke gothic roman van Wollstonecrafts dochter te lezen valt? De vraag stellen is ze beantwoorden. En dan zeker te midden van de schaamteloos met folie flirtende schilderijen van Füssli, die duivelskunstenaar die als een romantische Prometheus het oude met het nieuwe, en het aardse met het bovennatuurlijke mengde. It’s alive. It’s aliiiiiiiive!
Füssli, entre rêve et fantastique, Musée Jacquemart-André, Parijs, tot 23/01/2023
Johann Heinrich Füssli
1741: geboren in het Zwitserse Zürich als zoon van kunstenaar Johann Caspar Füssli.
1758: studeert theologie aan het Collegium Carolinum in Zürich.
1761: wordt gewijd tot zwingliaans predikant.
1764: treedt uit de kerk, trekt naar Italië en daarna naar Londen, waar hij zich Henry Fuseli laat noemen.
1767: schrijft kritieken en essays, waaronder Remarks on the Writings and Conduct of J.J. Rousseau.
1770: trekt naar Italië met het voornemen zich te bekwamen in de schilderkunst. Michelangelo wordt zijn grote voorbeeld.
1781: schildert The Nightmare, dat sensatie en controverse veroorzaakt in de Royal Academy.
1788: wordt toegelaten tot de Royal Academy. Begint er vanaf 1790 ook les te geven, hoewel hij nooit een schildersopleiding genoot.
1825: sterft in Guilsford, buiten Londen.