‘Verwerft een schrijver, omdat hij publiceert, het recht op voldoende inkomsten?’

‘Als schrijver zijn een beroep is, betekent dit automatisch dat je voldoende geld moet kunnen verdienen?’ vraagt Karel Joos, die stilstaat bij het verdienmodel van de literaire sector.

Begin juni 1957, precies tweeëndertig jaar oud, stapt majoor vlieger Jim Horowitz het Pentagon binnen. In een kantoortje tikt hij zijn ontslagbrief uit en gaat vervolgens langs bij de afdeling Personeel. Enkele uren later belt hij een voormalige collega. ‘You idiot,’ zegt de man. Het jaar daarop wordt zijn debuutroman verfilmd. Horowitz ontvangt zestigduizend dollar voor de rechten. In 1962 zal hij zijn naam officieel laten veranderen in James Salter. Zijn tweede boek is net verschenen. Hij verkoopt zwembaden.

Boekhandelaars zagen zich afgelopen week per Koninklijk Besluit essentieel verklaard. Tussen 1 en 11 november werden driehonderd auteurs online geïnterviewd tijdens de Boekenmarathon waarmee branchevereniging Boek.be de verkoop wil stimuleren, in afwezigheid van haar jaarlijkse reguliere Boekenbeurs. Iedereen in boekenland lijkt tevreden – of niet?

Verwerft een schrijver, omdat hij publiceert, het recht op voldoende inkomsten?

De Vlaamse schrijver Bavo Dhooge geeft volgend jaar twaalf boeken in eigen beheer uit, eentje per maand. Tegelijk met de aankondiging deed hij zijn beklag over de verdeling van kosten en opbrengsten tussen schrijver, uitgever en boekhandel. Hij is niet alleen. Armlastige schrijvers zijn talrijk en natuurlijk zouden ze maar wat graag een groter deel van de koek binnenhalen. Zij zijn de kip, vinden ze terecht, die het ei legt en uitbroedt waarna de kweker het in een doosje stopt en aan de man brengt, alleen of via anderen. De waardeketen van de sector krijgt vorm door het simpele feit dat boeken verkocht worden voor geld. De rest is jammer genoeg economie. Haar wetmatigheden leiden op individueel niveau niet noodzakelijk tot rechtvaardigheid. Maar ook al zou de vergoeding van de schrijver omhoog gaan, dan nog moet die om de paar jaar telkens opnieuw tienduizenden exemplaren verkopen om enigszins rond te komen. Hoeveel schrijvers hebben zoveel van dat soort boeken in zich? Welke lezer wil die ook allemaal gelezen hebben? En wie zegt dat een schrijver veel boeken moet schrijven? Schrijft iemand per definitie meer en beter als het een dagtaak is? Zijn schrijvers met een baan dan per definitie slechts hobbyisten?

De echte knoop in dit debat ligt niet bij procenten of volumes maar wel bij het recht op inkomsten. Maandelijks een minimum leefloon, zoals Dhooge hoopt. Verwerft een schrijver, omdat hij publiceert, het recht op voldoende inkomsten? Achter die vraag schuilt vaak een wens om zich volledig aan zijn boeken te kunnen wijden. Want langdurig mecenaat noch het trouwen van een partner met een fortuin of betrouwbaar inkomen liggen voor de hand. Als schrijver zijn een beroep is, betekent dit automatisch dat je voldoende geld moet kunnen verdienen? Wat zou Elsschot zeggen? Of de ambtenaren-schrijvers van weleer? De leraren-schrijvers? Zouden ze vandaag blij zijn dat het in hun tijd anders toe ging? Is dat ook zo? Het zijn vragen die te weinig gesteld worden.

In hun eigen werk houden de meeste schrijvers niet van antwoorden en nog minder van blotelijk de waarheid vertellen. Ze geven de voorkeur aan personages en zoekend het raadsel te vergroten. Ik vind dat een schrijver het juiste gevecht moet leveren. De wording van haar boek is waar het om gaat. Dat tot een goed einde brengen is het doel. De rest volgt. Of volgt niet. Daarbij staat het trouwens elkeen vrij om zoals Bavo Dhooge de waardeketen al dan niet volledig in eigen handen te nemen. Het doet schrijvers nochtans geen kwaad om te bedenken dat ze in beginsel weerloos zijn. Tegen de goegemeente, tegen de bazen en de pausen en tegen de beleidsmakers. Tegen de lezer zelfs. Meer nog, voor de meesten onder ons geldt dat de tijd het vroeg of laat van de schrijver wint. Het tegendeel valt slechts weinigen te beurt. Toch mag dat schrijvers allerminst beletten om, slingerend tussen hoop en vertwijfeling, koppig voort te doen. Desnoods alleen voor zichzelf.

Hoe het James Salter vergaan is? Hij schreef enkele scripts in dienst van Hollywood, regisseerde ook een film, ontmoette een paar mensen die hem vooruithielpen, scheidde, hertrouwde, verloor zijn dochter door elektrocutie thuis. Publiceerde zes romans en twee verhalenbundels over een periode van bijna zeventig jaar. In 1971 vertrouwde hij in een brief zijn literaire vriend Robert Phelps het volgende toe: ‘I am living two lives, I must abandon one, but I’m afraid if I put myself entirely in one it won’t support me, it will give way.

Salter was een schrijver die nooit voldoende boeken verkocht om ervan te leven en hij vond dat maar niks. Van jongs af streefde hij er naar om gekend te zijn. Pas op zeer hoge leeftijd is hem dat echt gelukt. Hij was de tachtig voorbij.

Karel Joos is auteur. Hij schrijft literaire fictie (uitgeverij VBK/Houtekiet) en non-fictie (uitgeverij Lannoo).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content