Schrijver Stefan Hertmans: ‘Ik leef liever met een open hand dan met een gebalde vuist’

© Hatim Kaghat

Met De opgang publiceerde Stefan Hertmans afgelopen herfst opnieuw een bestseller die het midden houdt tussen documentaire en roman. Met Knack blikt hij terug op een bevreemdend literair en artistiek jaar.

Er was een tijd, nog niet eens zo lang geleden, dat Stefan Hertmans te boek stond als a writers’ writer. Er is geen Vlaamse schrijver die een juk zo radicaal van zich af wist te werpen als Hertmans. Ter illustratie: de Nederlandse krant Trouw noemde hem onlangs ‘een soort nationale schrijver’. Veel drastischer kan de metamorfose niet zijn.

Hertmans dankt die veranderde status in de eerste plaats aan Oorlog en terpentijn, zijn in 2013 gepubliceerde relaas van een kleine man, Hertmans grootvader, tijdens de Groote Oorlog. Het is misschien wel zijn meest Vlaamse boek. Tegelijk betekende het – o paradox – zijn internationale doorbraak.

Op een soortgelijke dubbelslag mikte Hertmans met De opgang, een documentaire roman die zich afspeelt tegen de achtergrond van de Tweede Wereldoorlog, met de Vlaamse collaborateur Willem Verhulst in een hoofdrol. Het succes bleef niet uit.

Dat boekhandels open mochten blijven, zie ik als een aanwijzing dat de politiek het wezenlijke belang van cultuur heeft ingezien.

De opgang zal al in minstens zes talen vertaald worden en doet het bijzonder goed in zowel de Vlaamse als de Nederlandse bestsellerlijsten. ‘Die Nederlandse interesse was er – toen nog tot mijn verbazing – ook al voor Oorlog en terpentijn‘, vertelt Hertmans. ‘Ik heb met dat boek een heel jaar lang door Nederland getoerd, en overal liepen de zalen vol. Ik hield er rekening mee dat me dat opnieuw te wachten stond bij De opgang. Ik heb dat boek ook met een internationaal publiek in het achterhoofd geschreven. Het verhaal mocht niet te diep verzinken in de Vlaamse klei en die duistere verhouding die wij Vlamingen nog altijd hebben met de collaboratie. Om het daarboven te tillen heb ik niet alleen sterk gefocust op het verhaal van één kleine mens, een individu, tegen de achtergrond van een groot collectief drama, maar ook op zijn gezin. Diezelfde frictie tussen de anonieme mens en het collectieve drama zit ook in Oorlog en terpentijn en zijn opvolger De bekeerlinge uit 2016. Het is een oerthema, dat universeel is en al de kern vormt van de klassieke tragedie Antigone.’

De Antigone in De opgang is Mientje, de vrouw van het hoofdpersonage Willem Verhulst, een SS’er. Dat maakt deze roman, gezien die duistere verhouding met de collaboratie, riskanter dan uw vorige twee romans.

Stefan Hertmans: Net als in De bekeerlinge en Oorlog en terpentijn sta ik in dit boek, als verteller, tussen mijn personages. Het verschil is dat ik me dit keer, om evidente redenen, niet echt met het hoofdpersonage kon vereenzelvigen. Tegelijk wilde ik hem ook niet veroordelen. Het is niet aan de schrijver om een moreel oordeel te vellen. De Willem Verhulst die ik heb opgevoerd is ook, hoop ik, geen eenduidig slecht personage. Het is zelfs niet uitgesloten dat sommige lezers op bepaalde momenten een soort vage sympathie voor hem zullen voelen. Verhulst kon, zo heb ik begrepen, ook een heel charmante man zijn. Het is zo iemand met wie je wel een pint zou willen drinken op café. Tot die kerel over politiek begint, en je denkt: o nee.

Dat is denk ik de essentie: Willem Verhulst is een gewone jongen, en dat maakt het net zo griezelig.

Op de vraag waarom Verhulst zich door het fascisme laat verleiden, komt geen ultiem antwoord.

Hertmans: Voor een deel kun je de antwoorden vinden in zijn jeugd. Hij verloor als kind een oog, wat mee kan verklaren waarom hij een laag zelfbeeld had en voortdurend op zoek was naar zelfbevestiging. Als jongeman is hij, vanwege zijn Vlaamse overtuigingen, ook vernederd door de Franstalige bourgeoisie. Dat zal allemaal wel een rol hebben gespeeld, maar inderdaad: een ultiem antwoord op het waarom van het kwaad komt er niet. Uiteindelijk blijft Willem Verhulst een soort leegte in het boek. Een psychologisch hiaat, dat ik bewust heb opengelaten. Een van de grote uitdagingen was om er niettemin een levend personage van het maken.

'Mijn boek is na drie maanden bijna 65.000 keer over de toonbank gegaan. Ik weet dus niet of het echt zo slecht gaat met de literatuur.'
‘Mijn boek is na drie maanden bijna 65.000 keer over de toonbank gegaan. Ik weet dus niet of het echt zo slecht gaat met de literatuur.’© Hatim Kaghat

Uw boek is niet de eerste Vlaamse roman over de collaboratie. Onder anderen Hugo Claus, Erwin Mortier en Jeroen Olyslaegers zijn u voorgegaan. Op de grote verzetsroman blijft het ondertussen wachten.

Hertmans: Die moet nog geschreven worden, dat klopt.

Blijft die roman tot dusver ongeschreven omdat ‘het kwaad’ interessantere literatuur oplevert?

Hertmans:De opgang is niet vanuit dat soort overwegingen ontstaan. Het boek is voorgekomen uit één eenvoudige vraag: wie waren de bewoners van mijn huis in Gent, waar ik tussen 1978 en 1999 heb gewoond? Het lag naast een discotheek, waardoor het voor mijn vrouw en mij, ouders van een peuter, onleefbaar was geworden. Wij zijn dan verhuisd naar de rand rond Brussel, een stad die mij en ook mijn kijk op ons land ingrijpend heeft veranderd. Het internationale karakter ervan voelde als een bevrijding. Maar ik was ook bang was om mijn roots helemaal te lossen. Daarom ben ik beginnen te schrijven aan een boek met herinneringen aan het huis in Gent. Dat boek werd een mislukking. Het belandde in een lade, waar het tot na de voltooiing van De bekeerlinge is blijven liggen.

Toen ik het manuscript opnieuw ter hand nam, herinnerde ik me plots weer dat er ‘iets’ was met dat huis en de vorige eigenaar, Willem Verhulst. Al snel realiseerde me dat ik die mislukte roman van mij de grondlaag zou kunnen vormen voor een boek dat, op verschillende manieren, aansloot bij mijn vorige twee boeken. Opnieuw kon ik vertrekken van een huis dat een belangrijke rol speelde in mijn persoonlijke leven. En opnieuw kon ik, vanuit dat autobiografische gegeven dat mij kwam aangewaaid, en geholpen door research en historische bronnen, een verhaal vertellen dat boven het particulier autobiografische uitstijgt. Tegen de achtergrond trilt voortdurend een collectief verleden. Ik heb, binnen de hele jungle van gevoeligheden die dat verleden vandaag nog altijd oproept, geprobeerd een zo sereen mogelijk boek te schrijven. Ik oordeel of veroordeel niet. Het is: show, don’t tell.

Over dat collectieve verleden is het laatste woord nog niet gezegd. Dit jaar is een herdruk verschenen van Onverwerkt verleden, het dertig jaar oude baanbrekende onderzoek van Luc Huyse en Steven Dhondt naar de collaboratie en de repressie in Vlaanderen. In een terugblik voor Knack liet Huyse zich ontvallen dat hij, bij nadere beschouwing, wat te mild was geweest voor die collaboratie.

Hertmans: Luc Huyse wist dertig jaar geleden nog niet precies wat er in de archieven zat. Nu de beerput langzaam maar zeker opengaat, komen de gruwelijke feiten naar boven. Dat bezorgt Vlaanderen een soort collectief voortschrijdend inzicht.

Geruchten waren er natuurlijk al daarvoor. Mijn vader, die is opgegroeid in Boom, vlak bij gruwelkamp Breendonk, heeft me vaak genoeg verteld hoe hij de Vlaamse SS’ers meer vreesde dan de Duitse. Inmiddels weten we dat zijn vrees terecht was. Wij weten nu dat de Duitsers de Vlaamse SS’ers in Breendonk overdreven wreed vonden. We weten dat enkelen van die ‘onschuldige idealisten’ hebben deelgenomen aan de Totenmärsche, waarbij Joodse vrouwen bij min tien graden in de Oostzee werden gedreven en doodgeschoten.

Door de Vlaming als een geborneerde racist te typecasten, speel je het spel van de harde rechterzijde mee.

Een segment binnen de Vlaamse Beweging blijft koppig volhouden dat de Vlamingen na de Tweede Wereldoorlog groot onrecht is aangedaan. Hebt u vanuit uit die hoek reacties gekregen?

Hertmans: Er waren er een paar, waaronder één die ik zeer tekenend vond. Eind september ben ik over mijn boek gaan spreken in De zevende dag. Tijdens de terugreis zag ik, op de ring rond Brussel, duizenden mensen zwaaien met wat ik maar de nieuwe versie van de oude Vlaamse vlag zal noemen. Thuis zag ik dat iemand op mijn auteurspagina op Facebook me aan het uitschelden was geweest. ‘U bent een intellectuele schoft’, stond er. ‘U misbruikt het geld van de Vlaamse belastingbetaler om uw verjoodste intelligentsia te plezieren.’ Vooral dat ‘verjoodste’ deed me schrikken. Als hij ‘Joodse’ had geschreven, had ik het kunnen beschouwen als een uiting van vulgair antisemitisme zoals dat in de onderbuik van die kringen nog altijd bestaat. ‘Verjoodst’ is nog wat anders. Dat is een letterlijke vertaling van Judaisierung, een SS-term.

Waarom blijft dat soort denkbeelden in Vlaanderen zo hardnekkig hangen?

Hertmans:(denkt na) Ik wil me hoeden voor algemene uitspraken over dé Vlaming. De harde rechterzijde zorgt voor een perceptie over de Vlaming waarvan die rechterzijde net wil dat ze blijft bestaan. Het is een val waar mensen aan ‘de andere zijde’ veel te gemakkelijk in trappen. Veel Walen geloven dat Antwerpen een soort extreemrechtse hel is. In werkelijkheid wordt die stad voornamelijk bewoond door open, progressieve en democratisch denkende burgers. Vlaanderen is ook Alain Platel of David Van Reybrouck, een schrijver die voor de Franstalige culturele wereld een vuurtoren is. Door de Vlaming als een geborneerde racist te typecasten, speel je dat spel mee. En ik vind het geen interessant spel. Ik zou de huid tussen die twee kampen liever wat osmotischer maken. Een poging doen om Willem Verhulst te begrijpen, mag je daar als een onderdeel van zien. Ik had met hem graag een sigaretje willen roken.

Willem Verhulsts minnares en latere vrouw was Griet Latomme, een extremiste die op haar negentigste werd getrakteerd op een laudatio van – u schrok er zelf van – Bart De Wever (N-VA). Dat u dat feit in uw boek vermeldt, zullen niet alle Vlaams-nationalisten u in dank afnemen.

Hertmans: Ik heb dat zo sereen mogelijk opgeschreven. En ik mag hopen dat de Vlaamse Beweging daar vandaag al iets meer ontspannen kennis van neemt.

Die evolutie is volgens mij trouwens al bezig. Het lijkt me niet betekenisloos dat dezelfde Bart De Wever vorig jaar het Delwaidedok herdoopte tot Bevrijdingsdok (vanwege de rol die de Antwerpse burgemeester Leo Delwaide speelde in de Jodenjacht tijdens de Duitse bezetting, nvdr). Het zegt iets over een evolutie die hij, en met hem hopelijk de hele Vlaamse Beweging de afgelopen decennia heeft doorgemaakt. Vergeet ook niet dat er binnen die beweging altijd mensen zijn geweest die wél ontspannen met dat verleden zijn omgegaan. Mijn vader, bijvoorbeeld. Hij was en is Vlaamsgezind, maar wel op zo’n manier dat het voor mij nooit een spanningsveld hoefde te zijn om me daartoe te verhouden.

Stefan Hertmans, De opgang, De Bezige Bij, 412 blz., 24,99 euro.
Stefan Hertmans, De opgang, De Bezige Bij, 412 blz., 24,99 euro.

Ik vind het bijvoorbeeld geen punt om in Brussel een andere taal dan het Nederlands te spreken. De realiteit van die stad is een meertalige realiteit. Je kunt er ook een principe van maken om in Brussel altijd en overal Nederlands te spreken, maar dan zul je wel vaak boos moeten worden. Ik leef liever in de werkelijkheid. Met de handen open, in plaats van ze telkens weer te ballen tot een vuist. Inmiddels ben ik er ook van overtuigd dat je die gebalde vuist beter niet met een gebalde vuist kunt beantwoorden. Dan trap je in de val van de polarisatie, en krijg je zinloze schijngevechten. Laten we liever naar de grote lijnen kijken. (denkt na) Er ligt een jaar achter ons waarin het gedragspatroon van miljarden mensen diepgaand beïnvloed werd. De hele wereld op z’n kop, door een virus met een biomassa van hoogstens een kilogram. Eén kilogram!

Had dat virus ook een bepalende invloed op u als schrijver, een menstype dat geacht wordt als kluizenaar te leven?

Hertmans: Als de schrijver aan een boek werkt, leidt hij het leven van een kluizenaar, ja. Maar dat verandert doorgaans zodra het boek gepubliceerd is. In mijn agenda stonden dit najaar een aantal lezingen gepland. Ik zou onder meer naar Praag en Japan gaan, waar de Tsjechische en Japanse Oorlog en terpentijn verschenen. Dat is allemaal weggevallen. Vooral die lezingen – tot laat in de avond boeken signeren en praten met lezers overal te lande – heb ik echt gemist. Ik heb mijn lezers niet gezien. Ik was, na vier jaar hard werken aan De opgang, ook wel toe aan een ontlading. Maar goed, een groot drama is dat natuurlijk niet.

Ik begrijp nu wel iets beter wat deze crisis moet betekenen voor acteurs of muzikanten. Mensen zoals mijn broer, bijvoorbeeld, een jazzmuzikant. Hij trad tot maart twee keer per week op, met alle speelvreugde en adrenaline die daarbij komt kijken. Dat is allemaal weggevallen. En dan zwijg ik nog over de inkomstenderving.

In theorie zouden lockdowns een gouden tijd kunnen zijn voor de literatuur. Een hele hoop mensen kreeg plots tijd om zich te verdiepen.

Hertmans: Laat ik om te beginnen zeggen dat dit land een grote pluim verdient. De beslissing om boekhandels als essentiële winkels open te laten was een hoopvol signaal, iets waar men in Frankrijk en Nederland een punt aan kan zuigen. Het is een aanwijzing dat onze politici het wezenlijke belang van cultuur hebben ingezien.

De Vlaming lijkt tijdens de pandemie toch niet zo massaal naar literatuur te hebben gegrepen. U was een van de zeldzame literaire schrijvers die nog tot de bestsellerlijst zijn doorgedrongen.

Hertmans: Dat wijst op een tendens die al wat langer bestaat. Er wordt op een paar boeken gefocust, waardoor heel veel goeie literatuur aan de aandacht ontsnapt. Op literair vlak hebben we in Vlaanderen een onwaarschijnlijk sterk najaar gehad. Jeroen Olyslaegers publiceerde Wildevrouw, Chris De Stoop kwam met Het boek Daniël, Johan de Boose publiceerde het bijzondere Dondersteen, Gaea Schoeters kwam met het erg goed geschreven Trofee, David Van Reybroucks Revolusi is een adembenemend boek. Jammer genoeg krijgen niet alle auteurs het lezerspubliek dat ze verdienen.

De verknechting van de Vlaamse cultuur? Ik zie niet wat het probleem is met die veelbesproken canon.

Literatuur moet vandaag concurreren met steeds meer vormen van vrijetijdsbesteding. Gelooft u dat de trage, veel concentratie vergende literatuur tegen die concurrentie opgewassen is?

Hertmans:Ik vind het heel moeilijk om daar iets over te zeggen. Omdat het zo complex is. Mijn boek is na drie maanden bijna 65.000 keer over de toonbank gegaan. Ik zou kunnen denken dat mensen vandaag lezen als de gekken. Ik weet dus niet of het echt zo slecht gaat. Dat soort pessimistische beschouwingen hoor je ook vaak over theater. De theaterzalen zouden leeglopen. In werkelijkheid zitten – of juister: zaten – die zalen altijd vol. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat vooral mensen die ’s avonds voor de tv hangen zulke zaken beweren.

Professor Nederlandse letterkunde Kevin Absillis peilde onlangs bij zijn eerstejaarsstudenten naar hun kennis van de klassiekers. De resultaten waren bedroevend. Moet het literatuuronderwijs geremedieerd worden?

Hertmans: Literatuuronderwijs valt toch niet samen met kennis van de klassiekers? Op je zeventiende begrijp je weinig van wat er in Kafka of Beckett op het spel staat. Het heeft, denk ik, niet zo veel zin om vanuit die klassiekers te vertrekken. Toen ik nog lesgaf, bewandelde ik de omgekeerde weg. Ik vertrok van dingen uit de populaire cultuur, om de interesse te wekken en via die omweg alsnog uit te komen bij de klassiekers. De mogelijkheden liggen vandaag meer dan ooit voor het rapen. Begin bijvoorbeeld met rap. Leg je leerlingen uit hoe dat ritme in elkaar zit, als basis voor een les over versvoeten. Lees daarna een klassiek sonnet met hen. Als leraar moet je vooral aanstekelijk zijn. En je moet uiteraard didactisch talent hebben om ook jongens en meisjes van zestien mee te krijgen. Hun breinen zijn niet toegerust op het soort ontvankelijkheid dat je nodig hebt voor literatuur. Maar je moet hen wel op jeugdige leeftijd nieuwsgierig maken, dat is essentieel.

Het vak esthetica dreigt door de nieuwe onderwijshervorming te verdwijnen.

Hertmans: Die kwestie gaat me wel ter harte. Ik zou vandaag net pleiten voor meer kunstbeleving, niet minder. Onderwijs is, behalve kennisoverdracht, ook ervaringsoverdracht. Als je het breder bekijkt, gaat het debat over de initiatie in schoonheid en het gesprek daarover met jonge mensen. Het maakt niet zo veel uit of dat gesprek vertrekt van een goede film, een boek of een Netflix-reeks. Je kunt zeer wel lesgeven over de verteltechnieken in La casa de papel: wat je in die reeks meekrijgt aan filosofie, politiek, narratologie… Ik heb voor De opgang ook gekeken naar de manier waarop men tegenwoordig cliffhangers construeert. Vroeger was dat: zal hij in de volgende aflevering vallen? Nu laten de makers je achter met tien open vragen. Ik zie dus ook helemaal geen breuk tussen die cultuur en de literaire cultuur. In feite is alles even waardevol, als je er maar intelligent over spreekt.

In Le Monde verscheen begin deze maand een soort stand van zaken van de kunsten in de diverse Europese regio’s. Over het Vlaamse culturele veld werd verteld dat het, behalve tegen de pandemie, ook moest vechten tegen pogingen tot verknechting aan het identitaire discours.

Hertmans: Ik ben daar nogal relaxed in. Het Vlaamse culturele leven is te sterk en te internationaal om zich te laten dirigeren door nationalisme. Ik was vorig jaar in New York, bij mijn uitgever. Even verderop repeteerden Ivo van Hove en Anne Teresa De Keersmaeker voor hun West Side Story. Dat is toch fenomenaal? We moeten gewoon doorgaan met waar we mee bezig zijn.

En verknechting? Ach ja. Aan mij is nog nooit iemand komen vertellen wat ik moet schrijven. Misschien kan ook een beetje ontspanning binnen dat culturele veld geen kwaad? Ik zie bijvoorbeeld niet wat het probleem is met die veelbesproken canon. Nederland heeft er een, Frankrijk ook. Zolang zo’n lijst bottom-up tot stand komt, zie ik er weinig kwaads in. Beleidsmakers die kunst en cultuur aan een ideologie willen onderwerpen, zullen altijd aan het kortste eind trekken. Want grote kunst laat zich niet dicteren.

Stefan Hertmans

— 1951: geboren in Gent

— Studie: Germaanse filologie

— 1974: gaat lesgeven aan het Secundair Kunstinstituut van Gent

— 1981: debuteert met de roman Ruimte, waarvoor hij de Debuutprijs krijgt

— 1995: ontvangt de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Poëzie voor de dichtbundel Muziek voor de overtocht

— 2013: publiceert Oorlog en terpentijn, een historische roman die hem onder meer de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor de Letteren, de AKO Literatuurprijs en een nominatie voor de Man Booker International Prize oplevert

— 2020: publiceert De opgang

Partner Content