De Reactor
Recensie ‘Samen. Een pleidooi voor samenwerking en solidariteit.’ van Richard Sennett: “Betere mensen worden”
Richard Sennett (1943) is een socioloog die filosofie en maatschappijanalyse paart aan vertelkunst – een zeldzame, heerlijke combinatie. Dat toont hij nog maar eens in Samen, het tweede deel van wat hij zelf een trilogie noemt. Al moet je dat niet te serieus nemen. In feite schrijft Sennett aan een oeuvre waarin al zijn boeken thematisch voortdurend in elkaar overlopen, zodat een (denk)wereld ontstaat die onmiskenbaar de zijne is.
De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site
Sennett is een humanist pur sang. De coda die hij wijdt aan Michel de Montaigne is raak en ontroerend omdat dit portret evenveel zegt over wie Sennett is of wil zijn, als over de zestiende-eeuwse filosoof zelf. Mens-zijn, daar gaat het om. In het tegelijk verfijnde en grofkorrelige universum van Sennett is de mensheid een complex en hachelijk maar ook hoopvol werk-in-uitvoering dat het best gedijt bij civiliteit, informaliteit, empathie en dialogische samenwerking, maar daar in een neoliberale context van opgefokte concurrentie helaas niet altijd aan toekomt. InSamen staan bladzijden die evengoed in De ambachtsman (2008) hadden kunnen staan, of in Respect (2003), of in De cultuur van het nieuwe kapitalisme (2006) of De flexibele mens (2000), om enkele van zijn boeken te noemen die in het Nederlands zijn vertaald. Maar net zo goed vind je ideeën terug uit zijn niet vertaalde oudere werk, zoals The Uses of Disorder ( 1970), The Fall of Public Man (1977) en The Conscience of the Eye (1990). Met wat overdrijving zou je kunnen stellen dat je al knippend en plakkend uit Sennetts eerdere werk een boek kan samenstellen dat als twee druppels lijkt op Samen.
Is het dan een overbodig boek? Nee, zeker niet, het toont volop de rijkdom van Sennetts denkwereld: complex, subtiel, soms wat rommelig, een beetje zoals hijzelf zich de ideale stad voorstelt: niet al te planmatig vastgelegd en vol verrassingen. Af en toe is dat vermoeiend, en soms loop je ook wel eens verloren, maar dan sla je een hoekje om en sta je oog in oog met iets, een idee, een anekdote of een associatie waarnaar je op zoek was zonder het te beseffen. En nu heb je het gevonden – een aha-erlebnis. Sennett heeft een enorme eruditie, maar vooral: je wordt er een beter mens door. Of toch minstens voel je de aandrang om jezelf als mens en als sociaal wezen te oefenen. Want mens-zijn moet je oefenen, leer je van Sennett. Niet door cursussen te volgen, maar in de informele praktijk van alledag, in de omgang met jezelf, met anderen en met dingen. De grens tussen die drie is overigens niet scherp, want wie ben je zonder anderen en zonder dingen die je omringen? Samen bevat dus, voor wie Sennett al wat kent, misschien weinig nieuws, maar de teneur van zijn boodschap is relevant en onuitputtelijk. Bovendien: doordat hij waardevolle ideeën in een nieuwe context plaatst, blijven deze ideeën fris en levendig – zoals een kunstliefhebber een bekend schilderij, mits het opgehangen is in een goed opgebouwde tentoonstelling, met nieuwe ogen kan bekijken.
Samen is inderdaad opgevat als een tentoonstelling. Misschien zelfs wat te nadrukkelijk: Sennett wil ons voortdurend iets laten zien. Hij neemt ons met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis. Met het gemak van een danser springt hij van continent naar continent en van cultuur naar cultuur; telkens zoomt hij in op plekken waar mensen samenwerken, of daar niet aan toekwamen. Er is zoveel dat hij wil laten zien. Elke paragraaf is een kleine etalagekast, waarin nu eens een quote van een geïnterviewde ter sprake komt, dan weer een schilderij (De Ambassadeurs (1533) van Hans Holbein de Jonge is een rode draad in het boek) of een foto, een roman, een film of een anekdote, per uitzondering ook eens wat statistiek, maar altijd op zo’n manier dat het concrete leven erdoorheen zindert, direct, onopgesmukt, in al zijn complexiteit. Sennett beseft dat sommige dingen zich niet zakelijk laten beschrijven of uitleggen. Ze moeten worden getoond of, als dat wat moeilijk is in een boek, verteld. Sennett is een toegewijde aanhanger van de narratieve sociologie. Natuurlijk gebruikt hij begrippen, maar spaarzaam, volgens het minimalistische credo van Arvo Pärt: ‘vernieuwen door te versimpelen’, of zoals Albert Einstein zei: ‘Maak alles zo eenvoudig mogelijk – maar niet eenvoudiger’.
Simpel is het boek nochtans allerminst. Het is divers en rijkgeschakeerd. En boordevol. Een loutere opsomming van de cases en thema’s die Sennett bespreekt zou deze recensie gemakkelijk kunnen vullen. Laten we er eentje uitpikken. Na een uitvoerige inleiding begint het boek in 1900 op de Wereldtentoonstelling van Parijs. Sennett laat de bekende grote paviljoenen en de Eiffeltoren links liggen en neemt de lezer mee naar een interessante nevententoonstelling, georganiseerd door vrijwilligers. Terwijl op het Champ-de-Mars de zegeningen van het kapitalisme triomfantelijk stonden te blinken onder de vorm van waterclosets en industriële boormachines, konden toeristen in een zijstraatje een alternatieve tentoonstelling bezoeken: een musée social waarin armoedekaarten, documenten en schrijnende foto’s te zien waren die de gevolgen van datzelfde kapitalisme toonden. In het kleinste achterafzaaltje hingen ook enkele foto’s van de Amerikaanse fotografe Fanny Johnston. Haar foto’s zijn opvallend sereen. Ze tonen voormalige slaven die samen aan het werk zijn in werkplaatsen, die samen musiceren, samen studeren, samen een trapzaal in elkaar steken. Altijd samen. Maar zonder dat de individualiteit van de deelnemers verloren gaat. Niet de groep primeert, ook niet het individu. Het zijn samenwerkende mensen die hier worden afgebeeld, in hun bijna intieme omgang met het materiaal en met elkaar. Geen spoor van sociaal-realistische ophemeling van de arbeider, zoals in de communistische propaganda. De gezichten vertonen weinig expressie. Ieder is verzonken in zijn bezigheid. Toch merk je hoe ze bij de uitvoering van het werk elkaar nodig hebben en op elkaar rekenen. Wie deze fotoreeks goed bekijkt en in zich opneemt, schrijft Sennett, voelt ‘dat de mensen in de werkplaats zijn wie ze zijn, niet meer en niet minder. De structuur van het beeld ligt in het narratief van het bouwen van een trap, hun gemeenschappelijk doel in het verloop van de tijd; het project verschaft ze wederzijds respect.’
Wat Sennett aan deze afgebeelde ex-slaven opmerkt, raakt de kern van het boek. Hij noemt het zelfs zijn Heilige Graal: hoe kunnen mensen beter worden door samen te werken, zonder dat ze daarbij zichzelf, noch de anderen, noch de dingen die hen omringen onrecht aandoen? Ik zal niet beweren dat hij die graal heeft gevonden. Maar soms heb je toch de indruk dat hij dicht in de buurt komt.
Walter Weyns
Richard Sennett: Samen. Een pleidooi voor samenwerking en solidariteit. Meulenhoff, Amsterdam, 2016, ISBN 978-90-290-9059-9 / 400 p.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier