De Reactor
Recensie: ‘Hoe genees je een fanaticus’ van Amos Oz
Inspelend op de actualiteit, met name de aanslagen in Parijs en Brussel, is Hoe genees je een fanaticus van Amos Oz (1939) nu heruitgegeven. Gie van den Berghe las het boek opnieuw.
De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site
In het eerste essay analyseert Oz fanatisme in het algemeen en reikt hij enkele middelen aan om het waar mogelijk in te dammen. De tweede tekst gaat over het Midden-Oosten, meer bepaald het Palestijns-Israëlische conflict, het fanatieke beleid van Israëlische, Palestijnse en Arabische leiders, met tot besluit het tweestatenvoorstel dat Oz sinds 1967 verdedigt.
Wat fanatisme betreft is de in Jeruzalem geboren en getogen Oz een ervaringsdeskundige. Als achtjarig jongetje gooide hij stenen naar Britse soldaten (Palestina was Brits mandaatgebied). Hij was een ‘compleet gehersenspoeld fanatiekelingetje, vol eigendunk, chauvinistisch, doof en blind voor elk verhaal dat afweek van het krachtige joodse zionistische verhaal uit die tijd.’ Oz noemt zichzelf een ‘kind van de joodse intifada’. Een joodse intifada? De verjoodsing van dit sleutelbegrip voor ‘verzet’, ‘opstand tegen onderdrukking’ (wat zoveel betekent als ‘afschudden’, ‘kwijtraken’, zoals je vuil van je schoenen afschudt) is niet zomaar een dichterlijke vrijheid, ze raakt de kern van Oz’ visie en betoog.
Amos Oz’ historische analyse rammelt en is, niettegenstaande zijn enorme inzet als vredesactivist, partijdig.
In deze essays richt Oz zich tot de ‘welwillende Europeaan, een links georiënteerde, intellectuele, democratisch gezinde Europeaan’ die denkt ‘dat het Israëlisch-Palestijnse conflict een wildwestfilm is met Israël als de slechterik’. Die onnadenkende, kleingeestige en zelfingenomen kritiek is hij meer dan beu. Het is geen strijd tussen goed en kwaad, maar ‘een klassieke tragedie, een botsing tussen gelijk en gelijk’, want Palestina en Israël zijn het enige thuisland van zowel Palestijnen als ‘Israëlische joden’.
Beide volken waren nergens welkom, ze werden overal vernederd, verdreven, uitgeroeid. Volgens Oz loopt de geschiedenis van het joodse volk ‘min of meer parallel met de ervaringen van het Palestijnse volk. De joden werden Europa uitgezet; zo’n zeventig jaar geleden werden mijn ouders min of meer Europa uitgeschopt. Net zoals de Palestijnen min of meer eerst uit Palestina werden geschopt en daarna uit de Arabische landen. […] De Palestijnen hebben noodgedwongen geprobeerd in andere Arabische landen te leven, ze werden door hun zogenaamde “Arabische familie” afgewezen en soms zelfs vernederd en vervolgd’ (mijn cursiveringen). Het Palestijns-Israëlische conflict is dus ‘in wezen een conflict tussen twee slachtoffers’, slachtoffers van Europa. Het Europa ‘dat de Arabische wereld heeft gekoloniseerd, uitgebuit, vernederd en zijn cultuur vertrapt […] is hetzelfde Europa dat de joden heeft gediscrimineerd, vervolgd, gekweld en uiteindelijk massaal vermoord in een ongekende, misdadige genocide’.
Als je maar ver genoeg in de tijd teruggaat, dan is ieder volk, elke natie min of meer het slachtoffer van Europa.
Min of meer, dat is niet alleen vaag, het laat ook veel onbesproken. Als je maar ver genoeg in de tijd teruggaat, dan is ieder volk, elke natie min of meer het slachtoffer van Europa. Vast staat evenwel dat Israël in 1947-48 circa 750.000 Palestijnen verdreef, hun huizen en dorpen verwoestte, hun grond en land inpalmde. Die etnische zuivering dwong de Palestijnen hun toevlucht te zoeken in Arabische landen. Dat ze daar niet meteen welkom waren en dat Arabische staten de Israëlische indringer wilden verdrijven, zou ook vanuit Oz’ waarden aanvaardbaar, ja logisch moeten zijn.
Israël, het land dat zich als geen ander op slachtofferschap beroept, slachtoffert de Palestijnen. Ook nu nog – in het reusachtige concentratiekamp dat Gaza is, en in de Westbank, waar de bewoners ingeperkt zijn, afgesneden van familie en werk, beroofd van grond en vrijheid. Oz erkent dat de Palestijnen dagelijks worden ‘onderdrukt, opgejaagd, vernederd en bestolen door de wrede Israëlische militaire regering’, maar voegt daar onmiddellijk aan toe dat ‘de Israëlische bevolking dagelijks wordt geterroriseerd door meedogenloze terroristische aanvallen op willekeurige burgers, op mannen, vrouwen, kinderen’. Juist, maar dan maak je wel abstractie van de joodse kolonisatie van Palestina, van de ongelijke krachtverhouding tussen beide partijen, van de onvoorwaardelijke steun van de Verenigde Staten voor Israël, aangezwengeld en geholpen door de zionistische Israëllobby.
Op de knieën
Oz verzekert zijn Europees publiek dat hoe pijnlijk, bloedig, wreed en stompzinnig het Israëlisch-Palestijns conflict ook moge zijn, Israëliërs en Palestijnen ‘geen honderden jaren bezig zullen blijven elkaar in de aloude Europese traditie af te slachten’ en dat hun ‘bloedige geschiedenis korter zal zijn dan jullie bloedige geschiedenis’. Hij gelooft stellig in een nabije tweestatenverdeling: spons over het verleden, een pijnlijk compromis sluiten, goede buren worden. Vrede sluiten opdat ‘het Palestijnse volk nooit op zijn knieën hoeft en het Israëlische joodse volk evenmin’. Dat de Palestijnen allang op de knieën zitten, wordt even over het hoofd gezien.
Oz wijst Israëlische en Palestijnse politici met de vinger en beschuldigt nadrukkelijk alle Arabische leiders. De Palestijnen zullen uiteindelijk ook flink wat minder grondgebied krijgen dan de ‘Israëlische joden’, veel minder dan ze direct na de oprichting van de staat Israël hadden kunnen krijgen als de ‘Palestijnse leiders in 1947-48 maar minder fanatiek en eenzijdig waren geweest, meer bereid tot een compromis, als ze de resolutie van de VN uit november 1947 hadden aanvaard’. Onvermeld blijft dat die VN-resolutie 55% van het grondgebied aan Israël toewees, ook al bezette de joodse gemeenschap in Palestina voor de stichting van de joodse staat maar 6% van dat gebied, en slechts 45 % aan de Palestijnen, toch 70% van de bevolking.
Hoewel hij een overtuigd pacifist is, is Oz geen naïeve idealist. Als zijn land, vrijheid of leven bedreigd wordt, trekt hij opnieuw ten strijde (hij was reservist in zowel de Zesdaagse oorlog als de Jom Kippur oorlog). Een verdedigingsoorlog mag, zoals die tegen de Hezbollah in Libanon en de Gaza-oorlog tegen Hamas. Maar is verdedigen niet juist wat Palestijnse verzetsstrijders doen? Of worden hun land, vrijheid en leven soms niet bedreigd?
Oz benadrukt zeer terecht dat de tweestatenoplossing er alleen kan komen als de ’tragedie van de Palestijnse vluchtelingen’ wordt opgelost. Israël moet helpen de vluchtelingen in het toekomstige Palestina onder te brengen – op de Westelijke Jordaanoever, in de Gazastrook of elders. In zijn Postscript to the Geneva Accords uit 2003 voegt hij hieraan toe: in geen geval binnen de grenzen van de staat Israël. Waar de ondertussen meer dan vier miljoen Palestijnse vluchtelingen dan wel heen moeten, zegt Oz er niet bij, wel dat in het geval van een tweestatenverdeling Israël heel klein zal zijn en altijd omringd door vijandelijke, oorlogszuchtige staten.
Apartheid en etnische zuivering nemen hand over hand toe.
Die tweestatenoplossing lijkt nog maar eens verder af dan ooit. Israël pakt de linkerzijde, mensenrechtenorganisaties en wat er aan vredesbeweging overblijft almaar strenger aan. In een gecoördineerde campagne van de regering, leden van de Knesset, politie, extreemrechtse groeperingen en media worden ze voortdurend geïntimideerd, bedreigd, soms gearresteerd. Ngo’s die buitenlandse steun krijgen, vooral zij die samenwerken met Palestijnen, hebben het bijzonder zwaar te verduren. Er woedt een ware heksenjacht tegen Breaking the Silence, een organisatie die getuigenissen van Israëlische soldaten verzamelt over schendingen van mensenrechten in Gaza en de Westbank. Ondertussen gaan in de Westbank de gewelddadige onteigeningen van Palestijnen ongestoord door. Ultraorthodoxe joden, nu al 10% van de Israëlische bevolking, hebben het daar blijkbaar voor het zeggen. In de eerste zes weken van 2016 alleen al hebben Israëlische soldaten 293 Palestijnse huizen verwoest. Alle Palestijnen die in Area C wonen, de zone met de meeste Israëlische nederzettingen (zo’n 60% van de Westbank), moeten weg. Apartheid en etnische zuivering nemen hand over hand toe.
Fanatisme zit in ieder van ons, schrijft Oz in zijn tweede essay. Niemand is immuun voor de drang ergens bij te horen, het dwingend verlangen anderen daarbij te betrekken, conformisme en uniformiteit, persoonlijkheidscultus, idealisering van politieke of religieuze leiders, verafgoding van charismatische individuen, agressief chauvinisme, tot en met gewelddadige vormen van religieus fundamentalisme. Oz noemt zichzelf een genezen fanaticus, maar stelt vanaf het begin van zijn uiteenzetting dat niemand van die ziekte kan genezen. Men kan er zich wel een beetje tegen beschermen, bijvoorbeeld door verbeeldingskracht, inlevingsvermogen, literatuur, humor (‘om jezelf kunnen lachen’) en het besef dat ieder mens een schiereiland is, dat je behalve cultuur, traditie en vrienden ook vrijheid (daarvan) nodig hebt.
Kun je hier iets mee? Niet tegen fanatici, niet tegen terreur. Maar de belangrijke menselijke kwaliteiten die Oz aanhaalt zouden in geen enkele opvoeding mogen ontbreken. Vermoedelijk daarom stelt burgemeester van Rotterdam Ahmed Aboutaleb in het voorwoord dat het boekje verplichte literatuur moet worden op elke middelbare school. Dat lijkt mij geen goed idee: het werkstuk biedt veel stof tot nadenken en discussie, bevat mooie ideeën en metaforen, maar Oz’ historische analyse rammelt en is, niettegenstaande zijn enorme inzet als vredesactivist, partijdig. De vraag is of dat anders kan als je van zo dichtbij betrokken bent.
Gie van den Berghe
Amos Oz: Hoe genees je een fanaticus, De Bezige Bij, 2016, 64 p. ISBN 9789023498797
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier