De Reactor
Recensie ‘Het leven gezien van beneden’ van Dimitri Verhulst: “Je gat afvegen met de Nobelprijs”
Als de Russische schrijver Michael Sjolochov (1905-1984), de laureaat van de Zweedse Academie in 1965, niet volledig in de vergetelheid zal verdwijnen, is dat zeker niet op basis van zijn literaire werk, maar eerder omdat hij een personage is in de nieuwste roman van Dimitri Verhulst (1972). Hij bereikt zo vast meer lezers dan met de boeken waarop zijn naam prijkt.
De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site
Quizvraag. Wat hebben volgende auteurs gemeen: Theodor Mommsen, Verner von Heidenstam, Carl Spitteler, Giosuè Carducci, Rudolf Christoph Euken, Frans Eemil Silanpää? Twee mogelijke antwoorden: 1) ze zijn stuk voor stuk totaal onbekend of tenminste volledig vergeten, 2) het zijn allemaal winnaars van de Nobelprijs voor Literatuur. Nog zo eentje in diezelfde categorie is de Russische schrijver Michael Sjolochov (1905-1984), de laureaat van de Zweedse Academie in 1965. Nu ja, schrijver – daar wordt aan getwijfeld. Zijn bekroonde oeuvre zou het werk zijn van een batterij ghostwriters van het Sovjetregime, zijn meesterwerk De stille don zelfs regelrecht plagiaat en Sjolochov zelf slechts een personage dat de grote schrijver speelde. Als hij niet volledig in de vergetelheid zal verdwijnen, is dat zeker niet op basis van zijn literaire werk, maar eerder omdat hij een personage is in de nieuwste roman van Dimitri Verhulst (1972). Hij bereikt zo vast meer lezers dan met de boeken waarop zijn naam prijkt.
Het leven gezien van beneden opent met de uitreiking van de Nobelprijs aan Sjolochov, maar zapt verder vrolijk door de hele twintigste en eenentwintigste eeuw. Sjolochov blijkt niet het hoofdpersonage van deze roman. Dat is Liliya Dimova, wier levenswerk het is om Sjolochovs werk en reputatie uit te wissen, wat ze op een wel heel letterlijke en plastische wijze doet: ze koopt overal zijn boeken op en gebruikt ze als wc-papier. Waarom ze zo’n hekel heeft aan deze exponent van het socialistisch realisme wordt gaandeweg duidelijk. Liliya was getrouwd met Anton Cherkezov, schrijver van het experimentele toneelstuk Wat de schapen wel nog weten, dat slechts één keer werd opgevoerd. Na de première wordt de auteur geconfronteerd met wat de autoriteiten onwelgevallig vinden aan zijn stuk, en voor de keuze geplaatst: zich conformeren aan het regime of deportatie naar een strafkamp. Anton trekt zijn stuk terug, wordt journalist – uiteraard niet van het kritische soort, maar een brave meeloper – en raakt totaal verbitterd. Als hij sterft en zijn ongeletterde broer, bij wie hij zijn ongepubliceerde manuscripten in bewaring heeft gegeven, naar de hand van Liliya dingt, eindigt het verhaal na allerlei misverstanden op een slapstickachtige wijze: ‘Het hooghartige mens had eindelijk, en vroeger dan verwacht, haar levensdoel bereikt. Ze had een literair oeuvre uitgewist. Maar dat van Michael Sjolochov was het niet.’
Met deze stof maakt Verhulst een vermakelijk boek. De wederwaardigheden van de personages worden in zijn ondertussen typische stijl verteld, vol stijlbloempjes en met de nodige grapjes. Sjolochov heet een ‘rivierenliefhebber in hart en pen’, Stockholm is ‘het Venetië van de frigo’, een Tomahawkraket wordt een ‘slimme bom’ genoemd waarmee ‘een dom ongeluk’ gebeurt, en er zijn enkele grappige verwijzingen naar de Russische literatuur, zoals deze: ‘Dode zielen, dat werden de hedendaagse schrijvers onder het communisme’. Opvallend is ook de nadruk op excrementen: Liliya veegt letterlijk haar gat aan het werk van Sjolochov (en dus aan het communisme), Anton gaat duiven kweken die zo worden afgericht dat ze de standbeelden van beroemde kameraden onderschijten. Maar vergis u niet, dit is niet zomaar pipi-kaka-humor, maar een heuse, zij het nogal doorzichtige metafoor: deze mensen hebben schijt aan het regime.
Op die manier schrijft Verhulst bijzonder lichtvoetig over een zwaar onderwerp. Dat maakt het thema – onvrijheid – licht verteerbaar voor een breed publiek, maar het ironiseren ervan zorgt ook voor een zekere banalisering. Nergens wordt de Sovjetterreur echt invoelbaar gemaakt: kampervaringen lijken wel vakantie-uitjes; de worsteling met de censuur levert een drankprobleem op, maar dat doet meer denken aan vrolijke laveloosheid dan aan alcoholisme met een traumatische oorzaak. En ook het functioneren van de kunstenaar in het Sovjetbestel werkt Verhulst wel heel oppervlakkig uit – heel anders dan dat gebeurt in bijvoorbeeld het magistrale Ingenieurs van de ziel (2002) van Frank Westerman, dat een scherpe analyse biedt van de wijze waarop literaten werden ingezet of gepest door het bestel, of in Het tumult van de tijd (2016), de Sjostakovitsj-roman van Julian Barnes waarin toch meer zin voor nuance is.
Wat Verhulst doet, is met een aantal clichés over schrijvers onder het communisme twee stropoppen optrekken: de slechte, door het regime gesteunde schrijver Sjolochov tegenover de goede, gecensureerde auteur Cherkezov. Dat levert een schematisch verhaal op, waarin hier en daar wel plaats is voor een mild ironisch prikje, maar dat op geen enkel moment de kritische afrekening of politieke satire is die het had kunnen worden.
Carl De Strycker
Dimitri Verhulst: Het leven gezien van beneden, Atlas Contact, 160 p.
ISBN 9789025449148
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier