De Reactor
Recensie ‘De verzoening’ van R.A. Basart: “Surrealistische foto’s”
Negentien jaar na zijn debuutroman, De laatste lach, is er nu een tweede roman van R.A. Basart, De verzoening. Ik zeg maar meteen dat dit een van de beste boeken is die ik de laatste jaren gelezen heb.
De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site
Negentien jaar na zijn debuutroman, De laatste lach, is er nu een tweede roman van R.A. Basart, De verzoening. Ik zeg maar meteen dat dit een van de beste boeken is die ik de laatste jaren gelezen heb: een briljante constructie, een stilistisch bravourestuk, hilarisch en treurig, ongemeen rijk en diep van thematiek, met een breed palet van tekstsoorten (inclusief noten en brieven) en een verbluffend mooi einde, surrealistisch en hyperrealistisch, groots en grillig. Wie zich een mix kan voorstellen van F. Bordewijk, Jacques Hamelink en Gerard Reve met een snuifje vroege Willem Brakman, die heeft enig idee van De verzoening, ook al gaat het boek precies over het onvoorstelbare van onze dagelijkse werkelijkheid, die niet in logische ideeën of bekende woorden en verhalen vast te leggen is.
Poliep met leren petje
De verzoening begint met de lumbago van dr. Pardijs, die ‘in een hoek van ongeveer negentig graden’ door het leven scharrelt en daar een ‘verkokerde blik’ aan overhoudt. Hij is gescheiden, hertrouwd (met Juul) en heeft zijn zoon Tjon (of Tjonnie) uit zijn eerste huwelijk niet meer gezien sinds de jongen twaalf was. In de jonge postbode meent hij iets van de jongen te hervinden. Maar de postbode blijkt een meisje, een verwarring die zijn eigen travestiegewoontes weerspiegelt, en die hem prompt verliefd doet worden op haar. Hoewel hij een dokter is, is hij geen wetenschapper pur sang. Hij gelooft in de wondermiddelen van dokter Vogel en laat regelmatig wonderbaarlijke kruiden via de post afleveren. Op een dag zit bij die post van dokter Vogel een pistool. Op advies van zijn buurman, pornokoning Benjamin Sutzkever, gaat hij dat terugbrengen naar de boerderij van Vogel in ’t Harde. Zijn taxi heeft echter een ongeval in de stromende regen en wat er met het pistool gebeurt is niet helemaal duidelijk, tot vele hoofdstukken later blijkt dat het terechtgekomen is bij de man die op verzoek van Pardijs door de taxi uit de regen werd gered. Die man is de zoon van Pardijs, al weet geen van beiden dat.
Met dit vreemde begin is niet alleen de toon van de roman gezet, maar worden ook enkele centrale thema’s aangeraakt: wetenschap en (bij)geloof, het zonderlinge dier dat de mens is, de problematische verhouding tussen vader (algemener: opvoedende instantie) en kind, de al even ingewikkelde relatie tussen man en vrouw, het steeds om de hoek loerende geweld (het pistool) en vooral het ongewone, zelfs hallucinante van het dagelijkse leven. De werkelijkheid herken je aan hare onwaarschijnlijkheid, zoals Gerard Reve zei.
De plot van De verzoening volgt dan ook niet het herkenbare verhaalpatroon dat de meeste hedendaagse romannetjes typeert. De realiteit van Basart is niet die van de sjablonenliteratuur, maar die van een andere traditie, namelijk de groteske en de surreële. Wat wij de ‘gewone’ realiteit noemen, is volgens De verzoening een waan. Routineus gaan we die ongelooflijke realiteit te lijf met clichés, gezond verstand en religie, maar die routines falen in De verzoening. Daardoor vallen de maskers – al een centraal thema in De laatste lach – af en zien we het ongewone van wat wij het gewone leven noemen. Op elke bladzijde krijgt de lezer een vreemd personage voorgeschoteld, een onvoorspelbare verhaalontwikkeling, een tournure die pas tientallen bladzijden later een beetje duidelijk wordt maar die haar wonderlijke aard nooit helemaal verliest. De werkelijkheid is een mirakel.
In de beste traditie van de groteske beschrijft Basart zijn personages als dieren of planten.
Het beeld van de mens als springende en fladderende vogel siert niet per toeval het omslag van de roman. Het keert vaak terug in het verhaal en geeft vorm aan een van de centrale thema’s, de identiteit van de mens. In de wereld van Basart is de mens niet de keizer van de schepping, maar een hulpeloos dier, een vogeltje dat hopt en fladdert maar niet echt vooruitkomt. Dat beeld wordt toegelicht in expliciete filosofieën over het ontbreken van een ik (‘Ken uzelve […], belachelijk! Alsof er een zelve ís’) en over de onvrijheid van de mens, die geen baas is over zijn eigen leven: ‘Vrije wil? Kletskoek. Alle gevolgen hebben een oorzaak. De mens heeft geen enkele zeggenschap over zijn daden.’
In zijn onmacht heeft de mens iets van ‘een ongewervelde’, een ‘naaktslak met vlinderdas en een poliep met een leren petje’. Hij belandt zelfs nog een trapje lager op de traditionele ladder van de schepping en lijkt door zijn immobiliteit op een plant of een boom. Zo heeft een treinconducteur ‘een kop als een wilg’ en hecht de alcoholiste Sumi zich aan Tjon ‘als een wingerd’.
Deze groteske kijk op de realiteit drijft op een virtuoos gebruik van metaforen. Op haast elke bladzijde vind je prachtige en onvoorspelbare beelden. Zo ziet Petra de door haar begeerde Marian Hahn vrijen met Hans Diengotgaf, en dat veroorzaakt een suizen in haar hoofd, ‘een almaar luidere golvende toon, als het kraken van heel dun ijs. Als het deinend zingen van twee nachten ijs.’ Tjon bedenkt: ”s Nachts, als de mensen rusten, en de meeste dieren, dan komt de schaamte op vilten pantoffels. En daarna op laarzen de spijt.’
Wetenschap voor schooljongens
Wat doet de mens om toch enige controle te krijgen over de hallucinante realiteit en over zijn dierlijke aard? Twee in de roman centraal staande verdedigingsmechanismen zijn wetenschap en geloof. Die twee komen samen in de door en door christelijke school van Koridon, het Heilig Hart College. Dat instituut wil kinderen kennis en wetenschap bijbrengen, maar wil ze ook tot goede (lees: brave en bange) christenen vormen. De reclameslogan ‘Denken met je hart’ is de fraaie (lees: schijnheilige) verwoording van dat dubbele project van de school. De talrijke conflicten, zelfs opstandjes, in de school zijn de hallucinante realiteit achter die mooie façade.
Geloof en wetenschap zijn twee absurde vormen van zingeving. Je kunt ook zeggen: twee gedaanten van zingeving aan de absurde realiteit. Het verschil tussen de twee is dat religie een simpele versie van wetenschap is, zonder de twijfel (gelovigen zijn ‘zekerweters’) en zonder inzicht in de sociale, biologische of neurologische basis van dat geloof. Het is een luie vorm van weten, die geen kennis heeft van zijn eigen gronden. Een van de personages in de roman zegt ‘dat zich in godsdienst kennis open-baart waar je geen moeite voor hoeft te doen. Het ideaal van elke school-jongen.’
De school van Koridon is daar een illustratie van: ze verzoent godsdienst zogezegd met wetenschap, maar in werkelijkheid komt ze niet verder dan de kennis van clichés. Die schijngeleerdheid maskeert het voortdurende conflict tussen de waan van het weten en de verkenning van de onbegrijpelijke wereld achter en onder die waan. Dat is de wereld van alle alcoholisten, junkies en daklozen die in het prachtige slothoofdstuk het laatste woord krijgen. Die marginalen zijn de heiligen van de onderwereld, ‘het verborgene’, vandaar dat de titeltjes boven de scènes in dit hoofdstuk bestaan uit namen van heiligen.
Bestaan is niet-weten, openstaan voor het wonderlijke, het onbegrijpelijke, het absurde – en de vorm die deze openheid aanneemt in De verzoening is die van de groteske. Niet een die zich afwendt van de realiteit en zijn heil zoekt in een artificieel paradijs, maar een die de werkelijkheid omarmt zoals ze is: hallucinant en ongelooflijk. Tjon leidt een rampzalig bestaan, vol ongeloofwaardige wendingen en nauwelijks verteerbare rampen, maar hij wil dat bestaan niet ontvluchten. Hij wil het vastleggen. Daarom wordt hij fotograaf. Hij citeert Susan Sontag: ‘De fotografie is de enige vorm van kunst die van nature surrealistisch is.’ Sontag bedoelde dat negatief, maar Tjon niet. Hij omarmt het surreële als de echte werkelijkheid, de hyperrealiteit achter de maskers van religie, wetenschap en gemeenplaatsen.
De structuur van satire
De verzoening is een prismatische vertelling. Dat wil zeggen dat elk hoofdstuk een ander personage opvoert dat zijn of haar visie op de verhaalwereld aan de lezer voorstelt. Zo zie je die wereld als door een prisma, vanuit steeds andere invalshoeken.
Wie die verbindingen tussen de verschillende hoofdstukken opmerkt – en er zijn er zoveel dat je ze onmogelijk allemaal kunt zien – ervaart aan den lijve de veelkantige visie die De verzoening voorstaat: aan alles is een voorkant, een zijkant en een achterkant. De goede lezer ziet die aspecten in één oogopslag, namelijk op het moment dat hij de passages uit de verschillende hoofdstukken met elkaar verbindt. In die zin lijkt hij of zij op een kubist, die immers alle kanten van een mens of een ding in één vlak laat zien. Daarom zou je De verzoening een kubistische roman kunnen noemen. Hij verstoort onze gemakzuchtige, eendimensionale kijk op de realiteit en toont de onthutsende veelzijdigheid van al wat bestaat.
Op deze groteske en kubistische wijze is de roman een satire. Gelukkig niet op de bekende, journalistieke manier van de roman-met-straatrumoer, maar op de onvoorspelbare manier van de beeldende omweg, de fantasierijke vorm, de multidimensionale vertelling. De verzoening spot met de waan van religie en wetenschap en doorprikt onze illusies over verlichting en beschaving. Het is een roman die veel zegt over onze wereld en onze aard, niet door te preken, maar door ons te vervreemden van de clichébeelden die wij koesteren. Je valt van de ene verbazing in de andere als je De verzoening leest en het verbazingwekkendste is misschien nog dat alles in deze schijnbaar losgeslagen verhaalwereld samenhangt en opbouwt naar het indrukwekkende eind. Niet dat je dan alles doorhebt of overziet, daarvoor is het geheel te veelzijdig. Maar je hebt toch één zekerheid aan het slot: dit is een geweldig boek, dat je meteen opnieuw wil gaan lezen.
Bart Vervaeck
R.A. Basart, De verzoening. Amsterdam, Lebowski Publishers, 2016. 331 blz., ISBN 978 90 488 3194 4, 22,50 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier