De Reactor
Recensie ‘De kunst van fictie’ van James Salter: “Luisteren naar je eigen stem”
De Amerikaanse schrijver James Salter (1925-2015) groeide uit van een writer’s writer tot de in brede kringen bewonderde auteur van romans als Light Years (1975)en All that is (2013), die dankzij recente Nederlandse vertalingen (Lichtjaren en Alles wat is verschenen allebei in 2014) ook in ons taalgebied een schare lezers vinden.
De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site
In deze romans bewonderen we de ernstige speelsheid, de met New Yorkse tongue in cheek humor doorspekte dialogen, de erotische verbeelding, de wereldwijsheid van de archetypische gentleman die in zijn relaties en ondernemingen op een heldhaftige manier faalt en weer opstaat. Salter lees je met blote voeten op hoogpolig tapijt naast een knisperend haardvuur. Zijn literatuur is de vreugde en de hoop van het aperitief: samen met de personages laden we ons op voor een heerlijke en verfijnde maaltijd.
Als ‘Eminente Gastschrijver’ van de Kapnick Foundation aan de Universiteit van Virginia hield Salter een jaar voor zijn dood drie lezingen: ‘De kunst van fictie’, ‘Hoe schrijf je een roman?’, ‘Leven in de kunst’. Die zijn nu gebundeld door schrijver John Casey, een vriend van Salter. ‘Bij de eerste lezing van Salter zat de zaal vol,’ schrijft Casey in zijn voorwoord, ‘bij de tweede en derde waren er alleen nog staanplaatsen.’
Net als in zijn romans wil Salter zijn toehoorders behagen en hen niet doodknuppelen met een doorwrocht exposé van zijn poëtica. Mocht het al mogelijk zijn om uit te leggen hoe je een roman schrijft: Salter begint er niet aan. Hij bewondert de schrijvers die hem hebben geïnspireerd, vertelt over zijn eerste stappen in de literaire wereld en de afwijzingen en kritieken die hem te beurt vielen, geeft een inkijk in de praktijk van zijn schrijverschap en legt uit hoe een schrijver alles naar zijn hand zet.
Natuurlijk zegt de voor zijn taal bewonderde schrijver in zijn eerste lezing: ‘Stijl is de totale auteur.’ Maar stijl mag niet worden begrepen als versiering. Liever heeft Salter het over ‘stem’.
Stijl berust op voorkeur, een stem is bijna genetisch, absoluut herkenbaar. Geen andere schrijver klinkt als Isak Dinesen. Niemand klinkt als Raymond Chandler of Faulkner. […] Iemand die begint als schrijver heeft doorgaans geen stem. Doorgaans ben je beïnvloed door of aangetrokken tot een gevestigde auteur, iemand wiens boeken, wiens uitstraling je doen duizelen. […] Maar gaandeweg wordt de band zwakker en voel je je aangetrokken tot andere auteurs, minder intens, en je eigen schrijverij verandert door oefening en er komt een tijd dat je geheel en al schrijft als jezelf, zonder tussenkomst van anderen, dat je klinkt als jezelf.
Hoe verleidelijk is het om het bovenstaande te problematiseren… Klinken als jezelf? Zonder tussenkomst van anderen? Maar het is Salter ten voeten uit om dat net niet te doen. Over Alles wat is schreef ik eerder: ‘Dat James Salter, gedoodverfde writer’s writer, vandaag op zijn achtentachtigste wereldwijd furore maakt, heeft los van zijn meesterschap wellicht ook te maken met de nostalgie naar de man uit één stuk, die niet koketteert met twijfels en angsten en weet hoe te leven.’ Ook de Salter die het over de kunst van het schrijven heeft, weet wie spreekt.
De man die tien jaar lang piloot was bij de Amerikaanse luchtmacht en mee de Koreaanse oorlog uitvocht, koerst recht op zijn doel af. Zo gaat hij ook als romanschrijver methodisch te werk. Uitgeverij Harper’s weigerde zijn eerste manuscript, maar toonde wel interesse. Salter dacht een poos na over de vorm van het boek dat zijn debuut The Hunters (1957) zou worden.
Ik ging zitten en schreef op de lege kant van een wegenkaart het hoofdstukschema van het boek. Het werd geaccepteerd en ik kreeg ook nog een contract voor een tweede boek.
Salter citeert Céline: ‘Een verhaal dat je verzint is niks waard.’ Dat een roman fictie is, noemde Colum McCann ‘Gelul.’ Salter zelf beweert: ‘Schrijvers hebben altijd genomen wat ze nodig hadden en soms meer dan dat.’ Salter is een schrijver van het volle leven, van de zintuigen; hij beschouwt terwijl hij leeft en heeft op die manier toegang tot een enorm reservoir. Zoals zijn romans de lezer opslokken én tegelijk goesting geven om naar buiten te gaan, zo toont Salter in zijn drie onderhoudende lezingen hoe buiten alles te vinden is om bij jezelf naar binnen te gaan en de woorden in een verband te plaatsen. Daartoe, zegt hij, kies je het juiste woord en dan het volgende juiste woord, luister je naar je eigen stem, laat je die zingen in het voor het boek geschikte ritme. Hij zegt: ‘Boeken zijn wachtwoorden.’ Dat geldt zowel voor schrijvers als voor lezers.
David Nolens
James Salter: De kunst van fictie (vert. Peter Verstegen)
De Bezige Bij, Amsterdam / Antwerpen, 2016, ISBN 9789023440451 / 112p.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier