Benno Barnard

Pissen op een vlinder

Benno Barnard Lees hier de columns van de Nederlandse dichter en essayist Benno Barnard.

Benno Barnard heeft zo zijn twijfels over ‘de gecumuleerde wijsheid’ van de journalistiek, ook al heeft hij er zelf ooit toe bijgedragen.

Maandag

Nog niet zo gek lang geleden was de eurocraat de vijand van het linkse denken; in iedere koperen knoop op de uniformen van het linkse volksleger kwam hij naderbij… de kapitalist! De knopen blonken vastberaden in het licht van de Rede. Maar die toestand is intussen verschimd tot goeie ouwe tijd. Tegenwoordig staat intellectueel verzet tegen het Europese conglomeraat van banken, verzekeringsmaatschappijen en mensen die niet met geld kunnen omgaan als extreem-rechts te boek. Alleen verdedigers van de natiestaat, het patriottisme en de gaskamer zijn nog tegen Europa. De denkluiheid op onze krantenredacties maakt dat deze bizarre kronkel in de geschiedenis van de voorbije twintig jaar sterk onderbelicht blijft.

Dinsdag

Daags voor de bekendmaking van de Nobelprijs voor literatuur, terwijl de gemeenteraadsverkiezingen op een grote overwinning voor rechts lijken uit te draaien, ratelt Hugo Camps in ‘De Morgen’ dat die gouden medaille voor Leonard Nolens – hij schijnt op de lijst van kandidaten te staan – rechts Vlaanderen een lelijke hak zou zetten, want dichters zijn per definitie links, daar kwam het op neer. (Ik heb de column niet uitgeknipt en de wartaal van Camps parafraseren is als de monoloog van de mompelende gek in het park navertellen, maar ik doe mijn best.) Nolens is dus links. Trouw als mos kruipt het correcte cliché langs de benen van de dichter omhoog. In werkelijkheid is Nolens een hiërarchisch denkende man, die geen bijzonder linkse sympathieën koestert – zijn wereld is als een piramide waarvan hijzelf de apex vormt.Tot mijn schande moet ik hier bekennen dat ik Nolens in de jaren negentig nog eens heb gekapitteld omdat hij voor de liberalen had gestemd – dat gold toentertijd als reactionair en dus immoreel. (Is het niet interessant wat de journalistiek zoal bijdraagt tot onze gecumuleerde wijsheid?)

Woensdag

Vanmorgen een ansichtkaart van een eiland in de Griekse archipel ontvangen. Het verblindend witte kerkje, de cipres, de stenen grond, de bloemen, de vrouw wier leeftijd het onkenbare midden houdt tussen de menopauze en het graf… en in de verte, achter de zwarte kronkels van het poststempel, het homerische water – een membraan tussen ons en de eeuwigheid. Zouden de gelukzaligen die hier wonen ooit zeggen dat ze een glas zeekleurige wijn aan de lippen zetten?

Donderdag De anekdote kleurt de geschiedenis zoals de ene druppel wijn de zee. Bij de voetbaltraining van Christopher komt J. naar me toe, de zoon van Syrische Koerden die vijftien jaar geleden naar België zijn gevlucht. De vader is een charmante, artistieke kerel, die me in de auto op weg naar een uitwedstrijd vertelde dat hij met zijn nicht was getrouwd – het klonk als een relict uit een oudere wereld, dat hij opraapte en een beetje verbaasd beschouwde – en ook dat hij atheïst was en de moskee als een plek voor Arabieren beschouwde. Nu stelt de zoon me een verbazingwekkende vraag. ‘Ben ik een kathedraal?’ vraagt J. ‘Een kathedraal?’ Hij kijkt me onzeker aan. ‘De coach zegt dat ik zo breed ben als een kathedraal.’ Goeie jongen, naïeve jongen, aardige jongen – ik onderdruk de neiging hem over zijn krullen te aaien. ‘Je bent breed,’ zeg ik, ‘en dat is goed voor een verdediger.’ De Bambi slaat zijn zonbestendige donkere ogen naar me op. ‘Benno… wat is dat eigenlijk, een kathedraal?’ De druppel fonkelt. De maatschappij kleurt rood. Niet heeft onze maatschappij, met heel haar in de geschiedenis oplossende damesachtige correctheid, een grote, verstandige jongen van vreemde herkomst geleerd wat een hoofdkerk is.

Vrijdag

Ik kom het huis binen en hoor onder mijn schoen iets kraken. Ik kijk naar beneden: op de deurmat, tussen de scherven van zijn zolder, ligt Slak. Ik pak hem bij een restant woonkamer op en zet hem buiten onder een struik. Maar het lijdende organisme achtervolgt mijn gedachten, oneindig veel sneller dan het weekdier zich kan voortbewegen. Ik ga weer naar buiten en druk de gelei met een steen plat, zonder er een notie van te hebben of een slak in zijn slijmerige werkelijkheid een slijmerige vorm van lijden kent. (Ja, ik weet het, slak is vrouwelijk.)

Zaterdag Tijdens de wedstrijd nadert een hoge bal met grote snelheid de aarde voor de voeten van Christopher: hij controleert het neerstortende hemellichaam met een losse draai van zijn rechtervoet – roerloos ligt het te wachten op wat komen gaat (een pass naar de linksbuiten over twintig meter). Hij speelde uitstekend, maar na de wedstrijd blijf ik die ene minieme controle zien, die ene arabesk, krabbel, hiëroglief in de krankzinnige eindeloosheid van het heelal. Nooit – het wordt tijd voor een hyperbool – nooit heb ik in de hedendaagse beeldende kunst iets van zo’n grote schoonheid gezien. (Maar de kunst heeft de schoonheid dan ook overboord gezet.)

Zaterdagavond

Ik betreed het toilet. Zwijgend wacht de pot op zijn baas. Ik rits mijn broek open. Op dat moment zie ik dat er een klein blauw vlindertje in het water ligt te spartelen. Maar de handeling is al onomkeerbaar in gang gezet, mijn blaas heeft het vereiste verzoek al doorgegeven aan het Hoofd Urineren, die op zijn beurt de verlangde toestemming per buizenpost naar beneden stuurt (ik ben niet gedigitaliseerd). Ik pis op de vlinder, mijn vlinder, want hij dobbert in mijn wc-pot in mijn huis… En ik, heer over leven en dood, trek door… maar als het kolkende water weer tot rust is gekomen, zwalkt de vlinder nog steeds in de pot rond, met verzwakte vleugels, een absurd knipseltje gemaakt van het dunste papier. Omdat ik naar een goede school ben geweest, dondert het volgende bericht met de buizenpost in de bak Bewustzijn, verstuurd door het Hoofd Algemene Ontwikkeling, onderafd. Mythologie: Psyche bet. in het Gr. zowel vlinder als ziel… licht schuldgevoel via assoc. niet onlogisch. Zie ook sub Chr.dom.

Zondag De voorzitter van het stembureau in het dorpshuis verwelkomt me met een grapje over Hollanders. Er wonen in dit dorp meer dan honderd buitenlanders, van wie er drie de moeite hebben genomen zich in te schrijven voor de verkiezingen. De buitenlanders (bijna uitsluitend Europeanen) gedragen zich als onverschillige aristocraten tegenover de boerenpummels te midden van wie ze zijn neergedaald. Maar hé, ik, landjonker, voel me niet te goed voor de stoelendans van de democratie! En dus verdwijn ik achter een gordijn, steek een plastic kaart in een gleuf, druk op een knop… en stel, door de democratische geheimhouding omsloten, het schietstoelmechanisme onder de kont van de burgemeester in werking. Tevreden trek ik het gordijn achter me dicht. De voorzitter maakt een grapje over Hollanders. Ik kokhals even. Met achterlating van mijn braaksel op de parketvloer van het dorpshuis wandel ik het herfstzonlicht weer in, de straat uit, de heuvel op, terug naar mijn van zijn functie vervreemde huis, mijn met boeken volgestouwde boerderij…

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content