Patrick Conrad en de zaak zonder Alzheimer
Lukas De Vos las ‘Tango Assassino’, de nieuwste thriller van Patrick Conrad, als een latino machtsspel vol filmische knipoogjes.
‘Tango Assassino’, de pas verschenen thriller van filmregisseur-auteur Patrick Conrad, trekt alle registers open: van de dans maar ook van de film, en van Conrads eigen decadente levensovertuiging. Elke mens heeft een schim van zichzelf. Die schim neemt alleen over op ogenblikken van opperste zelfontplooiing. Dan komt het verborgene, het weggemoffelde, het verstotene maar nooit vergeten en meest eigene naar boven, en toont het de schoonheid van het monster dat wij dagelijks beleefd en sociaal toedekken.
Totale overgave
Zo’n moment van totale overgave is de tango. De tango is het omgekeerde equivalent van het stierengevecht. Net als in Hemingway’s tauromachie is het de onverbiddelijke vrouw die de doodssteek toedient. Niet de matador is de man, hij hult zich niet voor niets in protserige, opgedirkte vrouwenbuizen. De stier is de man die zijn lot niet kan ontlopen, en ultiem gecastreerd wordt (van oor tot staart). In de tango gebeurt exact hetzelfde. “Als een overspelig koppel dat de gevaren van een verboden liefde trotseert, belichaamden zij, in een volmaakte vertikale uitdrukking een horizontale begeerte, zowel de extreme pijn als de ultieme geilheid” (blz. 178).
Die code van ten top gedreven eros-thanatosgebaren wordt maar angstwekkend en zelfvernietigend als de eindeloos opgespannen zelfbeheersing knapt. De dans die hoofdpersoon, privédetective Daniël (Dan voor de sloeries) Daens, hier opvoert met zijn vaste partner Carmen (met wie hij, net door de laatste grens nooit te overschrijden, nooit overspelig of intiem is geworden) speelt een doorslaggevende rol in de tragische ontknoping van een thriller, die van ongewoon literair talent getuigt.
Zichzelf overtroffen Conrad vermijdt de decadente overladenheid die ‘De Geur van de Maan’ bezwaarde. Hij perkt de droombeelden in, al geven enkele nachtmerries van Dan toch de surreële sfeer weer die het innerlijk beheerst. Hij kanaliseert bijna dogmatisch de vooropgestelde tragische afloop als een fugata à la Piazzolla naar de ondergang. Conrad heeft zichzelf overtroffen. En ik denk dat hij dat weet, ondanks de lamlendige afwikkeling, die de bijna onvermijdelijke, als het ware filmisch Amerikaanse wraakstilling opvoert.
Rechts complot
De intrige van ‘Tango Assassino’ is even broeierig wraakgierig als deskundig gedoseerd, ook al blijven verrassingen uit, en groeit de ontrafeling van een uiterst-rechts complot als vanzelfsprekend uit de schim die Dan te verbergen heeft – een schim die alleen met allusies wordt opgeroepen, wellicht een verleden als huurmoordenaar, dat nu vegeteert onder het verzorgde uiterlijk van een gepommadeerde, met brillantine opgepoetste stille speurder.
Zijn doem is niettemin wat Carmen hem toebijt, na de tango met zijn dea-ex-machina, Tania alias Hilde: “Je hebt geen verstand van vrouwen. Je bent te dom om voor de duivel te dansen” (blz. 262). Het zal Dan berouwen, de man die niet beseft dat elke paardans eindigt met het lot van het spinnenmannetje – leeggezogen, opgevreten, weggegooid. Zij het dat niet het verwachte spinnenvrouwtje hem doorboort met rapier of broodmes, maar de onverdachte. Was het Tania, met wie hij de kode doorbreekt: “Toen de muziek stopte (…) raakten hun lippen elkaar, en alsof ze ook alleen op de wereld waren, namen ze onbeschaamd in een sensationele stilte met een lange, innige kus afscheid van elkaar” (blz. 280). ? Was het Carmen, “bedwelmd door de klaagzang van de bandoneon” (blz. 44) ? Was het Lilly, “de geparfumeerde walvis, de wandelende bonbonnière, de verlepte bleke bruid in haar ijzeren korset” (blz. 103) ?
Melodie des doods
Zeker is dat Dan schaamteloos gebruik maakt van zijn drie informanten. De tango (en Jo Vally) speelt daarbij de rol van de melodie des doods. Een dood die de in het geheugen opgeborgen huurmoordenaar – wie is Steiner ? – met graagte toedient aan wrede, racistische en sadomasochistische leden (ach, Klub De Zwarte Zweep in Maria-ter-Heide !) van de Calliauw-familie. Die heeft in de oorlog een geslepen dubbelrol gespeeld, maar geduld en verbetenheid zullen recht doen zegevieren. Dat Conrad daar handig het lot van de Antwerpse joden in verweeft, is lekker meegenomen. Maar wat is de band van een maandenlang gefolterd lijk dat in de mijnen van Charette aan douchebuizen vastgekluisterd wordt gevonden (hoewel zijn “diepe wonden, die krioelden van de mazen”, blz. 81, wel “maden” zullen geweest zijn, net zoals het “Ferdinaso”, blz. 191, allicht “Verdinaso” moet zijn) ? Wat is het verband met een meedogenloze maffioso als Dieter Calliauw ? Welke rol speelt het homowereldje, of de kunstkongsi, of de uitzuipkroeg van Lilly op de Brechtsebaan in Brasschaat ?
Latino machtsspel
De tegenstellingen die Conrad meesterlijk uittekent tussen de flat van Dan (weduwnaar sinds zijn Bea per abuis werd doodgeschoten tien jaar eerder) en de Vlaamse brasserie, het sombere herenhuis ‘De Zwanenzang’ (enige vrolijkheid mag nooit weg zijn) met zijn inrijpilaren waarop nog Duitse adelaars prijken en dat als hoofdkwartier van de Gestapo diende, het sobere, met fotografie opgelijste rijtjeshuis van Tania, de snackbars, de Paso Doble waar Dan steevast op zondagmiddag gaat dansen, de Cuba Libre waar hij met Bea ging drinken, weerspiegelen de schizofrenie van de personages zelf.
Elke schim duikt op en verdwijnt naar gelang van de omstandigheden, en werpt daardoor troebele twijfel over de eigenlijke drijfveren en verantwoordelijkheden. ‘Tango Assassino’ is in alle opzichten een latino machtsspel. Niemand, behalve Herman Portocarero, heeft zoveel voeling met de opgefokte, spontane, verhitte en ingehouden exuberantie van de Latijnse mentaliteit als Conrad. Haat en liefde, overdrijving en inhibitie, discipline en uitdaging, het zijn even zoveel tegenstellingen waarop een ziedende samenleving drijft.
Boven dat alles hangt de aantrekkelijke doem van de moordende tango. Dat Conrad bij de film te rade gaat, mag geen verbazing wekken. In 2002 bracht Robert Duvall een gelijknamige film uit, ‘Assassination Tango’. Een raster voor deze roman. Want ook hier speelt een oudere huurmoordenaar de hoofdrol, die net als Daens aan een neurose lijdt van achtervolgingswaanzin. (Wie aan Jan Decleir denkt in ‘De Zaak Alzheimer’ zal zich niet bedrogen voelen). Daens vermoedt voortdurend dat hij gevolgd en bespied wordt (voor een stuk wordt dat bewaarheid als hij Dieter Cassiauws logboek inpikt), terwijl in een onbewuste veronachtzaamde werkelijkheid dat effectief gebeurt door de vrouwen die hij verwaarloost. In Duvalls film ontkoppelt ook huurdoder Anderson zijn jacht op het doelwit. Hij huurt kamers in verschillende hotels, van waaruit hij de ijdele politievalstrikken observeert. Hij beseft dat er lekken en verraders zijn, moet weken wachten om zijn opdracht uit te voeren, en raakt verstrikt in de tangocultuur van Argentinië.
Conrad heeft daar zijn eigen draai aan gegeven, en laat niemand uit zijn getormenteerde wereld ontsnappen. De “kleine dood” op de dansvloer is een echo van de makabere dood in de platvloerse wereld van misdaad en vervolging, maar anticipeert tegelijk op de bruuske dood van enkele hoofdrolspelers. De tarot van de Paso Doble (al evenmin een toevallig gekozen naam in de manicheïstische wereld van Conrad) zet een fatalistisch spoor uit dat tot vernietiging leidt, in de vorm van ongewilde zelfopheffing.
Kelderfetisjisme
Omdat elke schim zijn echte lichaam doet zijgen. Omdat elke schim automatisch verwerft waar de rede zich de kop over breekt. Omdat de schim de ziel is van elk, apart wezen. De “wrede onderdanigheid” van Hans Hendrik Cassiauw. Het “verdorven kelderfetisjisme” van Dieter Cassiauw. De bidsprinkhaan in Tania. De wraakgierigheid in vrouwen. De dappere wanhoop, tot het ultieme toe, van Lilly. De onberoerde zwartgalligheid van Daens. Want de schim heeft, net als de tango, altijd iets voor op de maatschappelijk funktionerende mens. Dansmeester Pablo Verón verwoordt het volmaakt: “Eigen aan de tango is dat de blik van de danser naar binnen gericht is. Om beter de aanwezigheid van de ander in zich te voelen” (blz. 240). Dezelfde Pablo Verón (uit de films ‘Evita’ en ‘Cepayos’ en ‘The Tango Lesson’) die in de echte werkelijkheid zei: “A good tango dancer is someone who has respect for the woman; he adapts himself to her, he makes her feel that she is the best dancer, he dances for her”. Onderdanigheid als leidmotief. Verinnerlijking ook. Versmelting verenigt – maar maakt blind voor de omgeving. En dat zal heel wat personages in ‘Tango Assassino’ fataal worden.
Staccato tennisspel
Patrick Conrad heeft eigenlijk een sublieme variatie geschreven op de ‘Hametsu e no Tango’, een Japanse versie voor twee personen van de tennistekenfilm ‘Rondo towards Destruction’. Juist omdat de tango een staccato ritme heeft van tweekwarts maten beantwoordt hij volledig aan het smashritueel van het dubbelspel. Dat heeft Conrad onverkort toegepast. Met steeds wisselende partners. Het aantal doden is navenant. De hopeloosheid niet minder. Maar La Belle Dame sans Merci zegeviert ondanks haar verbittering. Ongenaakbaarheid is de enige remedie tegen de mens en zijn schaduw. Een nadrukkelijker decadent thema is moeilijker te vinden: esthetische verstarring. Het boek heeft zijn titel niet gestolen.
Lukas De Vos
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier