Oostakkerse berichten (1)

“Heb je 2 april al ontwit?” In de aanloop naar de Nacht van de Poëzie vertelt Guido Lauwaert wekelijks hoe een en ander tot stand is gekomen.

Vooreerst alle goeds voor 2011, voor alle lezers. Niet in het bijzonder alle Nachtridders van de komende Nacht van de Poëzie, maar zij mogen het wat mij betreft nog iets beter hebben dan zij die op 2 april e.k. verkiezen andere oorden op te zoeken dan de Vooruit in het goede Gent, of te zappen, of in bed te kruipen, alleen, of met twee, drie, een hele parochie desnoods, wat kan mij dat schelen. Zolang ik mijn eigen bed en bad mag kiezen, ben ik best tevreden. Wat de anderen uitspoken is hun kraak en zaak.

Heb je 2 april in jouw agenda al ontwit? Er met koeien van letters in geschreven: ?Nacht van de Poëzie. Denk eraan dat je die dag geen zware arbeid verricht. Spaar jouw krachten voor de Nacht en de daaropvolgende. Nachten, jawel. De artikels lezend die hier en daar verschenen over de Nachten lees ik dat de zeer gewaardeerde literatuurexpert Johan Vandenbroucke als jong broekje in 1980 zijn eerste NvdP beleefde en drie dagen later thuiskwam. Waarop zijn moeder langs haar neus weg vroeg: “Duurt zo’n poëzienacht altijd drie dagen?”

Ze bedoelde waarschijnlijk drie nachten, want na de NvdP is hij gaan kameren met een Nachtprinses. Hij was niet de enige, want ik beken, ook ik ben na elke nacht met een toeschouwer vrouwelijk formaat meegetrokken. Je stapt niet zomaar opnieuw het gewone leven in. Dat doe je niet, dat kan je niet, dat mag je niet, dat wil je niet, dat zal je niet. Wie dat wel doet heeft ofwel een Franse ziekte, is een slaaf van zijn graaf [m/v] of moet meteen aan de slag om een gedetailleerd verslag te schrijven voor krant, radio, huiscinema, site of wat er allemaal aan openbare communicatiemiddelen bestaan. Ik vertrok met stille trom, niet met de kassa want die was niet alleen leeg maar er zelfs niet meer.

Een of andere artiest/dichter had de kassa gepikt, uit coleire omdat hij meende financieel bedrogen te zijn. Dat hij/zij niet betaald was, kan waar zijn, maar bedrogen heb ik niemand. Nooit. Bedriegen is als je met voorbedachten rade iemand onrecht aandoet. Hier en voor eens en altijd verklaar ik dat ik verwachtte dat elke Nacht een matig maar toch batig saldo zou opleveren. Wat was ik naïef! Als je er financieel alleen voor staat, voor zo’n gigantisch project scheur je altijd je broek.

Gelukkig zal dat voor de 5de Nacht niet het geval zijn. Dorian van der Brempt, de met kurkdroge humor begiftigde directeur van het Nederlands-Vlaamse huis deBuren, zei in een van de aanlopende gesprekken in een Brussels restaurant naast de Munt: “Guido moet tegen zichzelf beschermd worden.” Hij had, heeft gelijk. Eenmaal op ramkoers weet ik geen maat te houden, financieel en moreel. Goeie vraag! Welke? Wel, die ik de voorbije maanden vaak heb gehoord: “Hoe kom je bij een nieuwe Nacht?”

Mijn rechterwijsvinger verlaat even het klavier en gaat de richting uit van de aimabele directeur van Knack. De wandelende encyclopedie. Op de hoogte van de grote, kleine en niet met het blote oog waarneembare evidentia van de Vlaamse, Waalse, Brusselse en buitenlandse politiek, en de histories van auteurs en hun oeuvre. Aan het eind van een gesprek zei Rik Van Cauwelaert: “Weet je wat ik nog eens graag zou hebben dat je doet? … Een Nacht van de Poëzie.” – “Rik!” zei ik. “Twintig jaar hartproblemen.” En plots, als een donderslag bij heldere hemel, iets wat zelden voorkomt in dit land van zure melk en versuikerde honing, zag ik wat de eigenlijke bedoeling was van de hint… hij wilde een literair medewerker dumpen. Zonder kosten of ambras. Maar dan had hij zonder de baard van de waard gerekend. “Wel ja, Rik, waarom niet. Het kriebelt al een hele tijd, om heel eerlijk te zijn. Morgen om negen uur begin ik eraan.”

Zo is het gegaan. De hoofdredacteur van Knack, Karl van den Broeck, vond het, toen ik hem de volgende dag belde en berichtte, blijkbaar de gewoonste zaak. Hij is een man van weinig woorden. Dat zijn de gevaarlijkste. Zijn e-mails zijn ultra kort. Een doener, zonder poes en pas. BOT (Bewust Onopvallend Type). Op zijn truien na. Door zijn moeder gebreid, ik durf er mijn fortuin op verwedden. Als ik Karl commentaar hoor leveren op Kanaal Z, focust mijn oog automatisch op zijn (en moeders) trui.

In een volgende aflevering zal ik eens een boekje opendoen over Michaël Vandebril, de curator van de NvdP. Een schone jongen met een pracht van een vrouw. En met prachtvouw bedoel ik een combinatie van schoon + intelligent + stijl + standing. Hij raakt maar niet over haar uitgepraat. Als we bijpraten over de Nacht, moet ik hem soms tot de orde roepen: “Michaël! Laat je vrouw liggen! De Nacht! De Nacht!”

Alles komt ooit aan bod. En iedereen. Van de eenvoudigste medewerker tot de bekendste dichter. Van een akkefietje tot een monumentale zet, ingreep, feit, toestand.

Waarom heet deze rubriek zoals hij heet? – Omdat ik in Gent woon, maar mijn vriendin (‘mijn vrouw’ wil zij dat ik zeg) in Oostakker, een deelgemeente van Gent, waar zij een huis heeft, met boeken en kunstwerken, en onze 19-jarige dochter leeft en momenteel blokt, Joyce.

Wie zich geroepen voelt commentaar te leveren moet dat zeker doen. Hij/zij mag zelfs schelden. Het raakt mij niet. Ik heb nooit wakker gelegen van een scheldkanonnade. Van de zorg om de Nacht, ja, die heeft vaak slaap gestolen. En wijlen mijn moeder, die machtige prachtige vrouw. Alle betrokkenen, de dichters, de entertainers, de bezoekers zullen het mij niet kwalijk nemen dat ik de 5de Nacht aan haar opdraag. Hoe vaak heb ik niet met een lachend gezicht tegen haar gezegd, toen ze zich weer eens mit brennender Sorge druk maakte over mijn bokkensprongen: “Ik ben een kind zolang mijn moeder leeft.”

Nu zij er niet meer is, steelt zij nog steeds slaap. Door de vraag die van geen wijken weet: “Wie ben ik dan, nu ik geen kind meer ben?”

Guido Lauwaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content