Onze Congolese jongens uit Wereldoorlog I

© Coverafbeelding Manteau

Minstens 32 Congolezen dienden tijdens de Eerste Wereldoorlog in het Belgische leger. Historica Griet Brosens vertelt hun onthutsend verhaal in ‘Congo aan den Yser’.

Hoe kwamen die Congolese soldaten naar hier en waarom? En hoe belandden ze in het leger? Overleefden ze de Grote Oorlog?

De meeste Congolezen die meevochten in WOI kwamen in België aan als boy of matroos. Als boy arriveerden ze samen met Belgen die terugkeerden naar hier en hun boy behielden. Zelf een overtocht bekostigen was zo goed als onmogelijk. Behalve dan als men zich liet aanwerven als matroos bij de CMBC, de Compagnie Maritime Belge du Congo die vanaf 1895 afvaarten voor passagiers, cargo en post organiseerde met de legendarische Congoboten. Toen Congo een kolonie werd, kwamen begaafde scholieren hier wel eens studeren.

Onderdanen, geen burgers

Joseph Droeven was een geval apart. Vader Florent, een Limburger, trok als wapenmaker naar Congo, werd verliefd op een Congolees meisje en bracht bij een terugkeer naar België de jonge Joseph mee. Die zou later de eerste zwarte in het Belgisch leger worden. Zijn komst maakte nogal ophef want stel je voor dat het nu best kon dat een zwarte korporaal ook blanken zou bevelen. Maar Joseph was de erkende zoon van een Belg en dus ook Belg. Meer nog: toen in 1913 de algemene dienstplicht werd ingevoerd, moest hij zelfs bij het leger. Congolezen waren geen Belgische burgers, wel onderdanen. En die mochten niet stemmen, niet in het leger gaan. Alles veranderde toen de oorlog uitbrak. Nog een geval apart geval was Paul Panda Fernana die opgroeide in de gegoede Belgische familie Derscheid en kon afstuderen als landbouwingenieur. Hij werd na de slag om Namen krijgsgevangene gemaakt en bleef dat vier jaar. In 1929 keerde hij terug naar Congo en overleed er een jaar later.

Bolle vi den oest

Veel van de tweeëndertig Congolezen werkten vóór de oorlog als portier of als verkoper van de populaire carabouya, een bonbon die in het Brussels werd aangeprezen als ‘Bolle vi de vallin, bolle vi den oest. Alleman moo leive. Wit en zwet. Carabouya’. Velen woonden in het centrum van Brussel, soms in dezelfde straat en in hetzelfde pand. Historica Brosens volgt de toekomstige Congolese soldaten tijdens de oorlog grotendeels chronologisch. Ruwweg gaat het dan om de bewegingsoorlog met onder meer de slag bij Namen, de slag bij Antwerpen en ten slotte de aftocht naar de IJzer en de loopgravenoorlog die vier jaar zou duren. Zich aanmelden als vrijwilliger gebeurde om heel wat redenen, maar meestal ging het om de soldij, de gratis kledij, de drie maaltijden per dag. Groepsdruk was er zeker ook, en misschien de zin naar avontuur. In het beste geval, zo schrijft Brosens werd het ‘vier jaar ellende, angst, ontbering, pijn en gruwel’.

Niet slechter behandeld

Slechts negen van de tweeëndertig belandden in de Westhoek. Anderen werden ziek, gevangen genomen door de Duitsers, kregen een opleiding, deserteerden, sneuvelden. De overgrote meerderheid kreeg longaandoeningen. Eigenlijk leidden ze het leven van de doorsnee Belgische soldaat. Gaf de modder van de IJzer iedereen dezelfde kleur? Er werd niet meer of minder van hen verwacht dan van de blanke Belgen. Uit archieven blijkt nergens dat ze slechter behandeld werden, zo schrijft Brosens. Integendeel. Sommigen kregen een voorkeursbehandeling om de winter uit te zitten in de ziekenboeg. Anderen mochten, in volle oorlog, naar Congo terugkeren. Antoine Manglunki die niet meer geschikt was voor frontdienst werd de persoonlijke chauffeur van een generaal. Maar na de oorlog waren de zwarte oud-strijders weer de ‘onderontwikkelden’.

Griet Brosens brengt ons geen saai stuk geschiedenis. Wel de soms pakkende verhalen van een groep Congolezen die hun geboorteland aan de oevers van de Congostroom – meestal zonder het zelf te willen – verlieten voor een meer dan onbekende toekomst. Vaak plaatst ze zich in de geest van de Congolese soldaten, verwoordt ze hun gedachten, geeft ze een gezicht. Een droge historicus zal misschien zeggen dat zoiets niet kan. Hoe dan ook het maakt ‘Congo aan den Yser’, ook door de talrijke illustraties, des te leesbaarder.

Griet Brosens, ‘Congo aan den Yser’, Manteau, 304p., 22,50 euro, ISBN 978 90 02 25196 2

Fred Braeckman

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content