Misdaadauteur Piet Teigeler over de wortels van de Eerste Wereldoorlog

Piet Teigeler schrijft met goesting over het Brussel van net voor WO I. © Blog Piet Teigeler

‘Gevaarlijk Volk’ van Piet Teigeler is in alle betekenissen de lont die al smeult in de aanloop naar WO I. Lukas De Vos graaft diep in de historische grondlagen van deze aparte misdaadroman.

Historische thrillers zijn in Vlaanderen op één hand te tellen, en komen zelden tot hun recht. Natuurlijk is er Gaston Van Camp, met zijn Romeinse misdaadverhalen, Patrick Bernauw over de late middeleeuwen, en Lydia Verbeeck die een reeks wijdde aan de Lierse begijnen tijdens de contrareformatie. Maar vanaf de Franse tijd stokt het, modernisme en thriller gaan blijkbaar zelden samen.

Twee verwanten

Twee – verwante – uitzonderingen: Staf Schoeters en Piet Teigeler. Schoeters kreeg de Poirotprijs voor ‘De Schaduw van de Adelaar’ (1998), het eerste deel van zijn Napoleon-trilogie. Teigeler heeft afstand genomen van zijn succsesvolle reeks Antwerpse misdaadromans met Carpentier en De Wit (ook hij kreeg de Poirotprijs in 2000 voor ‘De Zwarte Dood’), zweeg dan zes jaar, en pakt nu uit met een stijlvolle, flink gedocumenteerde misdaadroman die zich afspeelt in 1904, helemaal in de aard van de toenmalige vervolgverhalen in de dagbladen, van het ‘mengelwerk’, tot het kort afgesneden, suikerromantische einde toe.

De kracht van de ‘nieuwe’ Teigeler is dat hij, zonder pedant te worden, een tijdsgewricht van grote maatschappelijke veranderingen weet te vatten in een gruwelijke afrekening. Die verinnerlijkt wordt – het is de tijd van de onbewuste drijfveren en de Freudiaanse zelfanalyse – en zo symbool staat voor de groeipijnen van de technologische ommezwaai die de standensamenleving vernietigend zal aanvreten.

Teigeler is, denk ik, zowel stilistisch als inhoudelijk te rade gegaan bij boeiende zielsverwanten. De sadistische moord op een Brusselse snol, Dymphna Peeters, opengereten en opgevuld met haar afgesneden borsten in het Warandepark, deed mij teruggrijpen naar de boekenkast van mijn vader. Na wat zoeken, vond ik wat ik zocht: een schreeuwerige volksuitgave van De Wreker, een kille, godsdienstwaanzinnige moordenaar geboetseerd naar Jack the Ripper.

Het omslag is zelfs geen karikatuur: een bloedeloos vertrokken gezicht met wrede ogen, een hoge hoed, een wijde, zwarte kapmantel. Het prototype dat de veelschrijfster Marie Adelaide Belloc Lowndes (inderdaad, de zus van Hilaire Belloc) ontwierp in The Lodger’ (1913), en de uitwerking was van een kortverhaal dat ze twee jaar eerder had gepubliceerd in McClure’s Magazine. De dader, Mr. Sleuth (!), gaat door als ’the Avenger’.

Inzicht verwerven

Maar het is niet de gruwel van de moorden die centraal staat, wel de poging om inzicht te verwerven in de psychologie van de ontspoorde mens. “In elke menschwaardige levensbeschouwing komt het er op aan niet of een mensch zijn passie heeft kunnen volgen – maar wel of hij zijn plicht gedaan heeft. En van dat standpunt uit is ‘De Wreker’ beter dan de vijftig laatste sensatie-romans, die ik heb moeten lezen. En toch is nog alle bovennatuurlijke levensbeschouwing vreemd aan dit verhaal van een mensch uit de hooge rangen der maatschappij, die veel wettelijk onstrafbaar onrecht recht zet langs onwettigen weg”, schreef E. Boelaert in Boekengids(1934).

Alfred Hitchcock had dat goed begrepen, en maakte er zijn eerste en gelijknamige (stille) film van in 1927, met de veelbetekenende ondertitel; “A Story of the London Fog”.

Maar Teigeler brengt heel wat meer aan dan de psychologische (en psycho-analytische) toets. Hij past de innerlijke verwarring van zijn personages in in de stuiptrekkingen van een vermolmde maatschappij, en brengt zo een hele sociale omwenteling tot leven. Niet alleen door de nieuwe bewegingen heel natuurlijk op te nemen. Hij brengt de suffragettes, die zich in 1903 organiseren en voor wie de vriendin van politiekommissaris Henri Peeters, Georgina, een grote bewondering heeft, reden ook waarom ze deelneemt aan emanciperende salons met bekende namen als Marie Popelin of Louise van den Plas, de oprichtster van het kristelijk feminisme in 1902. Hij behandelt de discrete rol van de logebroeders, in politiek en symboliek. Hij heeft oog voor de tarotwichelaars: Stavenaas zit in de bijbel van Henri’s vader, maar waar komt die kaart vandaan ? Pseudowetenschappen, esoterie, mechanica, mesmerisme, psycho-analyse, scheikunde, industriële ontwikkelingen, ze liepen door elkaar, net als nieuwe onderzoekstechnieken zoals vingerafdrukken en daktyloskopie, die sinds 1900 was ingevoerd en als bewijslast in de rechtbank geldig werd verklaard. (Zo’n vingerafdrukken spelen ook een cruciale rol in die andere ‘De Wreker’, een vertaling van “The Reckoner” die polygraaf George Goodchild, bedacht in ‘The Splendid Crime’ uit 1931). Hij schetst de opkomst van de arbeidersklasse en de anarchisten, die ook bij ons contact hielden met Kropotkin, bij voorbeeld. Maar er is ook een alledaagse laag: hoe de ‘wonderen der natuur en techniek’ bij de gewone mens doorwerken.

Philipp Blom achterna

Hier valt Teigeler opvallend terug op de uitgangspunten die de Duitse geschiedkundige Philipp Blom hanteerde in zijn populair werk ‘De Duizelingwekkende Jaren. Europa 1900-1914’ (2008-9). Snelheid en vrouwenzelfbewustzijn haalden volgens Blom de trekker over voor een transformatie van de wereld. Voor de Groote Oorlog stond alles in het teken van “snelle technologische veranderingen, nieuwe communikatiemiddelen, globalisering en ingrijpende sociale veranderingen”. De snelheid waarmee dat gebeurde fascineerde evenzeer als ze angst aanjoeg. Nooit waren er “zo veel advertenties over de behandeling van zogenaamde ‘mannelijke aandoeningen’ en ‘zwakke zenuwen'”, het esuiivalent van de vrouwelijke hysterie. Teigeler laat zijn vrouwen onbeschroomd naar eigen seksuele bevrediging en, zoals apothekeres Georgina, eigen levensonderhoud streven; de mannen die hun eigenwaarde verliezen of onzekerheid cultiveerden, uitten dat in ofwel opgeklopte agressie ofwel ‘flauw’ gedrag – homoseksualiteit wordt de lakmoesproef van de nieuwe man die zijn aureool als onbetwist gezinshoofd verloren is. Ze weten niet om te gaan met hun plots aanschouwelijk gemaakte kwetsbaarheid. Zo is commissaris Peeters zelf aangerand door broeder Aloysius, een heikel thema dat ook vandaag nog niet helemaal bedwongen is. Zo zijn zijn beste vrienden ofwel ‘zwoel’ (met name de parvenu-edele Oscar Cols de Schoten – in kontrast, is zijn vader een stijve kolonel) ofwel hyperaktief (detektive Martial Lemaire, niet toevallig een macho-Fransman voor wie alle vrouwen vallen. En hun fortuin). Het generatiekonflikt wordt nog dikker aangezet door de onbuigzame en norse zwijgzaamheid van de patres familias, en door de groeiende teloorgang van het platteland voor de verstedelijking. Henri Peeters komt uit het polderdorp Oosterweel (Austruweel), en mijmert melancholisch aan de bocht van zijn Schelde. In de stad gaat wie zich niet kan aanpassen zelf uit de bocht: de adel, de renteniers, de gevallen vrouwen, de ambitieuze vrouwen, de dandy’s.

Peeters loopt voortdurend op een slappe koord. Hij wordt aangepord door zijn baas Bourgeois, maar tegelijk tegengehouden om geen ‘onschendbaren’ in het gedrang te brengen (politici, het koninklijk huis, das Militär, de puissant rijken). Hij laveert tussen atheïsten en de almachtige kerk die school en dorp versmacht. Peeters voelt zich “een vervelend eksteroog in de voet van het establishment. Dat was de reden waarom Bourgeois mij tot ‘volgeling van Rome’ had gebombardeerd. Het had niets met geloof te maken of zelfs niets met Rome, het ging alleen om subversieve aktiviteit van mensen die tegenwoordig hun plaats niet meer leken te kennen”. Teigeler weet natuurlijk ook dat het jaar na zijn verhaal, in 1905, Frankrijk officieel de scheiding tussen kerk en staat zal invoeren.

Dreiging

Als zelfs de vrouwen zich ontworstelen aan het vaste leefpatroon, dan wordt de dreiging der ‘socialen’ pas eerst tastbaar. Peeters’ broer Edouard, “behoorde bij het ‘voetvolk van de goede zaak'(…) Ik was mij bewust van het ongenoegen dat het lot van de arbeidersklasse opwekte in brede kring, maar kon ik geloven dat er in mijn eigen familie anarchisten waren ?” Maar wat dan met Peeters’ moeder en zuster, die bij een ontploffing in de enige fabriek van de polder mee de dood vonden ? Is dat wel zo, want de zaak die hij moet onderzoeken, heeft zo zijn wendingen: heet de dode zus ook niet toevallig Dymphna Peeters ? En waarom is er gemorreld aan zijn dienstrooster waardoor hij vriend Oscar en zijn maatje Gilbert wel moét betrappen op openbare zedenschennis ? Wat is het verband tussen de diefstal van kroonjuwelen, de ambivalentie der hogere kringen, en niet één, maar liefst drie moorden – één met vergif, één met het mes (pardon, de bajonet ofte yataghan), één met de strop ?

Peeters wordt voortdurend in snelheid gepakt. Ook letterlijk, want zijn kwade genius ontsnapt steeds weer met zijn “Vliegende 15”, een Darracq (met c, Teigeler doet het zonder), genoemd naar zijn ontwerper, de oud-fietshandelaar Alexandre Darracq die overschakelde van elektrische op verbrandingsmotoren rond de eeuwwisseling. In 1904 brak een Darracq V8 Special het wereldrekord snelheid, en deed dat over in 1905. Showing off, praalzucht en neerbuigendheid, dat is de essentie van de vervliedende wereldorde. Peeters leert het tot zijn schande. Dat Oscar geboeid en voor het oog van elke straatloper wordt afgevoerd, raakt de man niet. “Ik had rekening moeten houden met de natuurlijke arrogantie van de hogere klassen. Wat mensen als ik (bedoeld wordt: mij) diep vernederd zou hebben, gleed bij lieden als hij (hem) gewoon van hun rug af. Politiemannen en hun als intimidatie bedoeld gedrag, konden even gemakkelijk worden genegeerd als dienstboden en groenteboeren”. Van de weeromstuit gaat de kleine man gebukt onder wroeging en gemis. Hij wordt er onophoudelijk met de neus in gedrukt.

Parabel der onderdrukten

Uiteindelijk wordt deze misdaadroman een parabel van de rechtmatige verzuchtingen der onderdrukten, zoals Heinrich Heine ze al samenvatte in ‘Die Weber von Silezien’: een vloek tegen de harteloze god (in de vorm van zijn onrechtvaardige, onderdrukkende kerk); een vloek tegen de moordzuchtige staat (en zijn afpersende kapitalisten); een vloek tegen het vaderland (en zijn kille, ongeïnteresseerde eerste stand, de bedrieglijke adel):

Ein Fluch dem König, dem König der Reichen,

Den unser Elend nicht konnte erweichen,

Der den letzten Groschen von uns erpreßt,

Und uns wie Hunde erschießen läßt!

Wir weben, wir weben!

De “Hercule” van dat verzet, ook al drinkt hij zichzelf het graf in, is Peeters’ vader. “De man die de dronken revolutie preekte tegen de kapitalisten wier hebzucht arbeiders doodde, tegen God die de gruwel liet gebeuren en tegen de burokraten die vonden dat zij beter waren dan mensen die met hun handen werkten“. ‘Gevaarlijk Volk’ is in alle betekenissen de lont die al smeult in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog.

Piet Teigeler heeft de volkse bijbel geschreven van wat er leefde tussen alle ontwortelden, armen evengoed als rijken, de bollebozen en de dommekrachten, de boeren en de salonjuffers, de sloebers en de wuften. In al zijn grondige voorbereidingen gebeurt het amper dat hij uitglijdt. Het gebeurt, dat wel: zo is de yataghan de bajonet die “op de Combain-karabijn past, het standaardwapen van de Garde Civique. Ik had ook al geleerd dat het wapen was afgeleid van een Turkse hartsvanger, die dezelfde naam droeg en die dubbel gebogen was en 705 millimeters lang. Die kortelas …” en zo verder; onderlegd, maar nergens ter zake. Gepronk.

Baedeker van de geopolitiek

Het zijn de kleine vlekjes op een indrukwekkend compact gehouden voorstudie van een samenleving die zich alle zekerheden zag ontglippen aan een snelheid die elke bestemming zinloos en ongrijpbaar deed lijken. Piet Teigeler is de Karl Baedeker van de geopolitiek, de Wilhelm Bölsche van de Wereldblik, de vulgarisator van het politiek distillaat. En, hij zal het niet graag horen, maar toch: ook de Johannes de Doper van de Seculiere Toekomst. En dat voor een simpele thriller. Er is al meer papier verspild aan diepzinnige, maar onleesbare werken. ‘Gevaarlijk Volk’ is een gevaarlijk boek.

Piet Teigeler, ‘Gevaarlijk Volk’, Antwerpen/Utrecht, Houtekiet 2013, 239 blz.

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content