Met schrijver Frederik Willem Daem op café: ‘Ik heb geschrapt als Marie Kondo’

FREDERIK WILLEM DAEM: 'Mijn dokter verklaarde me zot toen ik haar over mijn schrijfproces vertelde. Dat is vrágen om een alcoholprobleem, zei ze.' © KAROLY EFFENBERGER

Frederik Willem Daem won in 2016 de Debuutprijs met zijn verhalenbundel Zelfs de vogels vallen en komt nu met zijn eerste roman, Tekens van leven, een liefdesverhaal dat zich volledig afspeelt in volkscafé De Kauw. Schrijver Maarten Inghels ging (ruim een maand voor de komst van covid-19) een glas drinken met zijn literaire broeder.

Met slechts een hardgekookt eitje als avondmaal achter de kiezen vallen Frederik Willem Daem (1988, Jette) en ik uit de ene kroeg en strompelen we naar de volgende, alsof we het ene boek vroegtijdig dichtklappen om het slot in een andere roman te lezen. Maar er komt geen einde aan de eindeloze rij pinten die we achterover slaan. Ik krijg al hartkloppingen als ik denk aan de kater die me wacht. Dit is geen lofzang op het alcoholisme, maar de nazit van een gesprek over literatuur, en in het bijzonder over het nieuwste boek van de Brusselse schrijver. Daem schuimde drie jaar lang de Brusselse cafés af om er tot sluitingstijd te schrijven aan zijn roman Tekens van leven. Op de titelpagina kreeg het boek als onderschrift een toogverhaal, maar het is in wezen een liefdesroman over gebroken relaties, onthechting en eenzaamheid.

Ik schrijf dan wel dat je de liefde op elk moment opnieuw kunt uitvinden, maar dat is een illusie. In elke relatie stuit je op dezelfde problemen en zie je dezelfde patronen.

Die middag hebben we afgesproken in het Japanse restaurant Karasu in de Lange Lozanastraat in Antwerpen, waar tot voor enkele jaren het legendarische volkscafé De Raaf was gevestigd, dat zijn mythische status aan cultschrijver Jean-Marie Berckmans en zijn titel Café De Raaf nog steeds gesloten te danken had. De notoire alcoholist en kettingroker schreef in een nicotinebruin proza over de zelfkant van de samenleving. Dertig jaar later is café De Raaf definitief gesloten en bestellen Daem en ik het lunchmenu in een decor van lampionnen. De Jupiler is vervangen door groene thee.

‘Van de literatuurorganisatie deBuren had ik de vraag gekregen om een citybook over Antwerpen te schrijven’, vertelt Daem. ‘Ik besloot om een maand in café De Raaf te gaan zitten om een verhaal te maken. Maar ik kende Berckmans alleen van naam en ben zijn werk pas achteraf gaan lezen. Ik wilde me laten leiden door het fluctuerende leven en de mensen die ik in het café tegenkwam. Ik heb daar een kortverhaal van veertig pagina’s geschreven, terwijl ze er maar vijf hadden gevraagd. Ik wist toen al dat ik een roman wilde maken over deze leefwereld.’ In dat originele kortverhaal wordt door de stamgasten van De Raaf vergeefs gewacht op de komst van Pafke in Barakstad, de roepnaam van Berckmans in Antwerpen, door Daem ‘de dertiende dronkaard in dit dozijn’ genoemd. Pafke moet onderweg zijn, het kan niet anders. ‘Het verhaal wil dat ze hem in Stuivenberg platgepild hebben.’

Maar Daem bleef niet mee wachten. Hij trok de deur van De Raaf achter zich dicht en keerde terug naar Brussel, waar hij zijn kortverhaal herschreef tot een roman. Daarin verzuipt het hoofdpersonage Andreas zijn hartbreuk in café De Kauw waar het vaste cliënteel uitkijkt naar de komst van een zekere Visse. ‘In het café maakte Andreas onvermijdelijk de optelsom’ schrijft Daem, ‘de staartdelingen en de machtsverheffingen van een verleden. Tegelijkertijd probeerde hij deze constante wiskundeoefening, de vergelijking tussen het nu en het vroeger, weg te drinken.’

‘Andreas wordt in De Kauw geconfronteerd met een verdwenen figuur, ‘ legt Daem uit, ‘waardoor er een soort intrige ontstaat. Dat was mijn uitgangspunt: een personage dat inziet dat het misschien makkelijker is om een vacuüm in te nemen dat iemand heeft achtergelaten in plaats van zijn eigen leven op te lappen. Kan hij de plek van die vermiste figuur innemen en de verwachtingen invullen?’

Het is niet moeilijk om de schrijver in het hoofdpersonage te herkennen. Die worstelde zelf ook met de puzzel waar de liefde hem in wilde passen, maar wie er autofictie in probeert te lezen is eraan voor de moeite.

‘Ik had geen zin om een een-op-eenverhaal te schrijven over mijn leven’, zegt Daem. ‘Ik wilde onderzoeken hoe de constructie van de liefde uit elkaar valt. Niet mijn verhaal maar het mechanisme erachter. In het boek schrijf ik dan wel dat je de liefde op elk moment opnieuw kunt uitvinden, maar dat is een illusie, want in elke relatie stuit je op dezelfde problemen en zie je dezelfde patronen. Het is onvermijdelijk dat ik hier en daar een element ontleen uit mijn persoonlijke leven om dat duidelijk te maken.’

‘Zoals cafébazin Patricia?’ vraag ik.

‘Spoiler alert!’ antwoordt hij.

FREDERIK WILLEM DAEM: 'Ik schrijf zoals de mensen praten. Mensen die me met
FREDERIK WILLEM DAEM: ‘Ik schrijf zoals de mensen praten. Mensen die me met “je” aanspreken, ik ken ze niet.’© Karoly Effenberger

Door de kieren van de Japanse kamerschermen proberen we te gissen naar waar de tapkraan van het volkscafé heeft gestaan, zoals het hoofdpersonage Andreas op een winterse nacht door de ramen van hun favoriete pizzeria naar zijn verleden gluurt. Tussen de cafédialogen door wordt met allerhande flashbacks en een uitgesponnen, zinderende seksscène de stukgelopen relatie van de verloren gelopen reclamejongen uit de doeken gedaan, en mijmert de schrijver uitgebreid over communicatie en reclame in de eenentwintigste eeuw.

‘Ik heb het opgevat als een hedendaagse ideeënroman’, zegt Daem. ‘Het einde van een relatie is daarvoor ook een dankbaar onderwerp. Als twee mensen uit elkaar gaan is dat altijd ook een aanleiding om na te denken over wie ze nu zelf zijn, los van die ander, hoe ze zich opnieuw leren verhouden tot de wereld. Eerst telde het boek zeshonderd pagina’s. Ik heb de helft weggehakt. Ik heb zitten schrappen op de manier van die Japanse opruimgoeroe, Marie Kondo. Maakt deze scène mij gelukkig? Nee? Dan mag ze weg.’

‘Does it give you that little spark of happiness?’ zo imiteer ik Kondo.

‘Bij twijfel: schrappen. Ik heb de roman proberen uit te puren tot het hoogstnoodzakelijke. Ik wilde vooral geen spijt hebben dat ik nog iets had laten staan wat er niet moest zijn. In mijn kortverhalenbundel hadden er misschien nog twee verhalen geschrapt mogen worden.’

‘En ben je nu tevreden?’

‘Ik wilde het best mogelijke boek maken. Toen ik merkte dat ik overdag niet genoeg gedaan kreeg, begon ik meer en meer ’s avonds te schrijven’, vertelt Daem. ‘Ik zei tegen mijn lief dat ze al moest gaan slapen en ging in een bureautje naast de slaapkamer werken. Ik dronk daar dan wat pintjes bij om het proces draaglijker te maken, maar dat werkte zo goed dat heel mijn ritme omdraaide. Ik schreef en dronk tot zes uur ’s ochtends, overdag lag ik in bed te rusten. Het laatste half jaar was heel heftig, maar tegelijkertijd genoot ik van de bezetenheid. Al kreeg ik voortdurend stress om mijn gezondheid. Uiteindelijk ben ik zelfs naar de dokter gegaan om mijn bloedwaarden te laten controleren. Ze verklaarde me zot toen ik haar over mijn schrijfproces vertelde. Dat is vrágen om een alcoholprobleem, zei ze. Ja, maar ik heb alles onder controle, zei ik tegen haar, ik stop wanneer mijn roman af is.’

Daem kachelde elke nacht anderhalve liter bier naar binnen, om de motor van zijn roman gesmeerd te houden. Nu het boek af is, zegt hij een pak minder te drinken.

‘De vasten is begonnen’, zeg ik.

‘Alcohol wordt het nieuwe roken’, zegt Daem. ‘Mensen zijn meer dan ooit bezig met hun gezondheid. Kijk maar naar de marketing van de bierbrouwers. Ze maken bijna alleen nog maar publiciteit voor 0,0. Dan weet je hoe laat het is. De reclame is altijd een voorbode voor de richting die de wereld uit zal gaan.’

‘Binnenkort bestellen we allemaal spuitwater.’

‘De personages in mijn boek doen dat niet, ze drinken gewoon graag. De wereld waarin ze zich bevinden, die van de oude volkscafés, en hun manier van leven verdwijnen.’

‘Misschien hebben ze in Japan het authentieke café De Raaf nagebouwd’, zeg ik. ‘Aan de voet van hun valse Eiffeltoren.’

Maarten Inghels
Maarten Inghels© Karoly Effenberger

‘In de Golden Gai in Japan kunnen ze echt een pakske zuipen’, vertelt Daem. ‘Daar beginnen de ambtenaren meteen na hun werk te drinken. ’s Nachts kun je ze dan in hun kostuum zien liggen op straat of op bankjes omdat ze hun laatste trein naar huis gemist hebben. In de ochtend gaan ze gewoon zo naar hun werk alsof er niks gebeurd is. Echt next level. ‘

Op ons tweeën na is het Japanse restaurant uitgestorven. Op zijn telefoon bekijkt de uitbater filmpjes uit zijn thuisland. We betalen de rekening en jagen ons door de smeltende sneeuw naar een volkskroeg waar klanten met bruegelhoofden op barkrukken zitten, bij hun benen wacht een zuurstoffles als een hond aan de leiband. In een echt volkscafé hangen er foto’s van de overleden stamgasten aan de muur, zeg ik.

‘Een café is een raar forum waar mensen van verschillende slag elkaar ontmoeten en licht beneveld worden’, zegt Daem. ‘Het is waardevol dat zulke plekken blijven bestaan. In mijn boek zetten de personages zich elke avond weer aan die toog. Ze gaan naar De Kauw om toch maar ergens heen te kunnen. Het gevoel te hebben dat ze niet alleen zijn, dat ze bestaan. Het feit dat er een plaats is waar die eenzaamheid iets collectiefs wordt, maakt het op z’n minst iets draaglijker.’

‘Het woord “sanseveria” valt gelukkig geen enkele keer, ‘ zeg ik, ‘maar de roman draagt wel een sfeer van de helaasheid der Belgen, al is het maar door het Vlaamse patois dat gebezigd wordt.’

‘Ik schrijf zoals de mensen praten’, zegt Daem. ‘Mensen die mij met je aanspreken in plaats van met ge, ik ken ze echt niet. Als mijn personages aan de toog zitten, is dat Vlaamse taalgebruik noodzakelijk in hun dialogen. Een perfecte zin krijg ik dan niet geschreven.’

‘Ik vermoed dat je trots bent op de zin “Moest mijn lul confetti spuiten, dan was het alle dagen carnaval in Betty haar bek.”‘

‘Ik weet nog exact uit welke kroeg ik die zin heb gepikt’, zegt Daem.

Er wordt niet alleen platte zattemanspraat verkocht in het boek. Bovenal weet de verteller de lezer te verleiden met filosofische wijsheden uit de school van het leven, geformuleerd in meanderende volzinnen: ‘Als ge wat drinkt gaat het beter. Niet als ge veel drinkt natuurlijk, dan is het ook weer ellendig – hoewel, het is een andere ellende, en wat zou een mens er al niet voor geven om tenminste eens van ellende te kunnen veranderen.’

Frederik Willem en ik besluiten om van ellende te veranderen en een nieuwe plek uit te zoeken. In café Oud Arsenaal vraag ik hem naar zijn laatste leestips. In Knack Focus bekende de debuterende Daem stoutmoedig dat hij in zijn hele leven maar vijfenzeventig boeken had gelezen, een uitspraak die op enig hoongelach werd onthaald.

‘Die quote zal me mijn leven lang blijven achtervolgen’, zegt hij. ‘In de afgelopen drie jaar heb ik dus evenveel boeken gelezen als in alle jaren daarvoor. Maar ik zal nooit beweren dat ik een bezeten lezer ben, dat is zo.’

‘Je hebt de Debuutprijs gewonnen na het lezen van vijfenzeventig boeken. Wat zal dat zijn nu je er honderdvijftig hebt gelezen?’

Frederik Willem Daem, Tekens van leven, De Bezige Bij, 304 blz., 23,99 euro.
Frederik Willem Daem, Tekens van leven, De Bezige Bij, 304 blz., 23,99 euro.

‘Ik denk inderdaad dat je een betere schrijver wordt van veel te lezen.’ Hij vertelt dat hij bij het schrijven werd beïnvloed door de boeken van Ben Lerner, Teju Cole en Maggie Nelson, waarin de hoofdpersonages vaak schrijvers zijn, of op z’n minst piekerende mensen.

‘Voelde je druk om je tweede te schrijven?’

‘Het cliché van de lastige tweede is waar. Niet zozeer dat er mensen op mij zaten te wachten, dat idee is een projectie op jezelf. Maar ik geef toe dat je dat ergens ook nodig hebt om het gaande te houden.’

‘Dat er iemand of niemand op jou zat te wachten?’

‘In theorie zit er nooit niemand op iemand te wachten. Bij wijze van spreken. Als jij de plek niet invult, zal er wel iemand in jouw plaats komen die denkt dat ze op hem aan het wachten waren.’

‘Net als in je roman’, zeg ik.

‘Ik denk dat het Jeffrey Eugenides was die zei dat je pas schrijver wordt met je tweede boek. Bij het eerste bestond je nog niet voor de wereld. Maar met deze tweede roman moet ik mij gaan verhouden tot die wereld. Daarbij probeer ik de best mogelijke versie van mezelf te zijn.’

En die best mogelijke versie van Frederik Willem Daem komt niet alleen als romanschrijver, maar ook als cafébaas en muzikant. Op dinsdag 24 maart 2020 zou hij in het Brusselse buurtcentrum Tropicana tijdelijk café De Kauw openen. De vrijdagnacht daarop zou de kroeg alweer definitief dichtgaan, met optredens van bevriende muzikanten en hemzelf. Covid-19 gooide roet in het eten.

In februari debuteerde Daem als zanger. Met de band Prutser lanceerde hij de single Netels, waarin hij met zwoele parlandostem een liefdesgedicht fluistert. Jan Paternoster op gitaar, jeugdvriend Zwangere Guy in het management en producer Victor De Roo – het kan niet anders of dit wordt een zomerhitje: ‘Ik dacht, ditmaal is het voor echt/ De Franse woorden en kusjes uit haar bek/ zijn wat ik het meeste mis.’

‘Dat komt zo: op een bepaald moment wordt er in mijn roman een plaatje verkocht, onder de naam Netels. Toen ik op een nacht die scène aan het schrijven was, dacht ik: fuck, wat als we dat nu eens zouden maken? Zo is het eerste nummer gegroeid. Ik vind het zalig als die fictieve elementen uit het boek zich op een of andere manier vertakken in de werkelijkheid.’

Frederik Willem Daem

– 1988: geboren in Jette

– 2006: begint aan een filmopleiding in Sint-Lukas Brussel. Stapt na twee jaar over naar de schrijfopleiding van het RITCS

– 2015: brengt de verhalenbundel Zelfs de vogels vallen uit, waarmee hij in 2016 de Debuutprijs wint

– februari 2020: debuteert als zanger met de single Netels van de band Prutser

– juni 2020: publiceert met enkele maanden vertraging zijn eerste roman Tekens van leven

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content