Kristien Hemmerechts: ‘Vroeger móést je naar de kerk. Nu mag het bijna niet meer’

Kristien Hemmerechts: 'Of God mij geroepen heeft? Zo is het niet gegaan. Ik heb tegen mezelf gezegd: Kristien, aanvaard dat nu maar. Sindsdien ben ik veel gelukkiger.' © AURELIE GEURTS
Michel Vandersmissen
Michel Vandersmissen Redacteur van Knack

‘Noem me alsjeblieft geen bekeerlinge.’ Schrijfster Kristien Hemmerechts gaat sinds begin dit jaar elke zondag naar de mis in de Antwerpse Sint-Carolus Borromeuskerk en op woensdag naar een gebedsviering van de Gemeenschap van Sant’Egidio. ‘Ik voel me er thuis. Daar ben ik in Gods handen.’

Als het klopt wat in de Bijbel staat en dat er ‘in de hemel meer vreugde is over één zondaar die zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben’ (Lucas 15,1-10), dan zal er gefeest zijn hierboven. Aan het einde van een lang gesprek zegt Kristien Hemmerechts al lachend: ‘Ik ben nog altijd een zondige vrouw, maar ik heb de voorbije maanden wel geleerd om te aanvaarden dat er iets is wat het menselijke overstijgt.’

Toen ik dit interview voorstelde, antwoordde u per mail: ‘Als u me maar geen bekeerlinge noemt.’ Waarom niet?

Kristien Hemmerechts: Omdat onze maatschappij de slechte gewoonte heeft om meteen op alles een label te plakken. Woorden kunnen de diepe betekenis van een gevoel in de weg staan. Ze sluiten dingen op, terwijl ik als schrijver altijd probeer om de zaken open te gooien.

Toch zal het voor velen verrassend zijn om te lezen dat u ’teruggekeerd’ bent naar de kerk.

Hemmerechts: Naar een deel van de kerk, naar de Gemeenschap van Sant’Egidio.

Hoe bent u daarmee in contact gekomen?

Hemmerechts: Ik ben net met pensioen, maar toen ik nog lesgaf in Brussel, zag ik hoe steeds meer mensen in een kartonnen doos op straat leven, helemaal aan hun lot overgelaten. Dat gaf mij een slecht gevoel: je loopt hen voorbij want je denkt dat je toch niet veel kunt doen. Tot ik een bericht las over het jaarlijkse kerstdiner dat Sant’Egidio organiseert voor de daklozen in Antwerpen. Ik heb me meteen gemeld als vrijwilliger en ben er eten gaan opdienen.

Hoe was het om daar als ‘ongelovige’ te zijn?

Hemmerechts: Het is een heel open ‘club’, als ik het zo mag noemen. Niemand vraagt je of je gelovig of christelijk bent. Er hangen geen kruisbeelden aan de muur en er loopt geen priester rond die je ‘zieltje’ probeert te winnen. Ze vragen wél wat je interesses zijn en hoe je zou kunnen helpen, want Sant’Egidio is een heel sociale en caritatieve vereniging die zich inzet voor de meest kwetsbaren van onze samenleving. Ik heb voorgesteld om taallessen te geven aan nieuwkomers. Dat kan ik en dat doe ik nog altijd. Langzaam drong tot mij door dat het toch heel wonderlijk is wat die leken doen en hoe het evangelie voor hen een heel belangrijke inspiratiebron is.

Ik heb in mijn vrienden- en kenniskring nogal wat rabiate atheïsten. Die verslikken zich in hun koffie als ze dit lezen.

U schreef een reportage over hen.

Hemmerechts: Ik sprak daarvoor met enkele kernfiguren en ‘hun vrienden’, zoals ze de daklozen, verslaafden, ouderen, jongeren of gehandicapten noemen voor wie zij zich inzetten. Om research te doen ben ik naar de mis of de liturgie gegaan en naar een gebedsbijeenkomst. Dat gebeurt allemaal in die fantastisch mooie Carolus Borromeuskerk op het Conscienceplein. Het is een feest om in die kerk te zitten. Tot mijn eigen verrassing ben ik blijven gaan. Ik kan dat gevoel moeilijk verwoorden, maar ik stel vast dat ik me daar thuis voel. Ik kijk er telkens weer naar uit om ernaartoe te gaan.

Was het de eerste keer dat u een ‘religieuze’ ervaring had?

Hemmerechts: In 2015 had ik borstkanker. Na de diagnose overviel mij een groot gevoel van angst. Je denkt meteen dat de kanker je hele lichaam zal veroveren. Ik was in paniek, tot ik op een nacht in bed lag en me omhelsd voelde, gekoesterd door iets wat het menselijke overstijgt en wat ook weleens God wordt genoemd. Die veiligheid en geborgenheid brachten mij zo veel rust en vrede. Toen was ik niet meer bang en dacht ik: laat maar komen wat moet komen.

Is dat gevoel nadien in sluimerstand gegaan?

Hemmerechts: Ik duwde het van mij weg, net zoals sommige homoseksuelen dat doen: ik wil niet dat anderen dat te weten komen. Maar natuurlijk komt er een moment dat je het niet meer kunt wegduwen en je het moet aanvaarden. Anderen zouden zeggen: God heeft mij geroepen, maar zo is het niet gegaan. Ik heb tegen mezelf gezegd: Kristien, aanvaard het nu maar. Sindsdien ben ik veel gelukkiger.

Ik ga normaal elke woensdag naar de gebedsviering en zondag naar de liturgie. Maar omdat ik gisteren, zondag, niet kon, wil ik vanavond per se naar de viering. Ik verheug me daar nu al op. Zo bizar. Ik vind die gebedsvieringen heel plezant. Je werkt een hele dag en ’s avonds ga je daarnaartoe. Het is een rustpunt, ook al is het theatraal als Pieter, die formidabele diaken, met het evangelie in zijn handen door de kerk wandelt en wij allemaal eerbiedig het hoofd buigen. Of als hij mooi begint te zingen, begeleid door een machtig orgel. Ik ben ook weleens elders naar de mis gegaan, maar dat viel tegen. (gierend van het lachen) Het moet voor mij wel een beetje een feest zijn met veel wijwater.

Zit die kerk vol?

Hemmerechts: Voor corona wel. Nu is het iets minder, maar het valt me op dat er zo veel jonge mensen zijn. Het is een lekengemeenschap. Ze trekt jongeren aan omdat ze niet zo betuttelend en beklemmend is als de traditionele kerk. Ik ben geen expert, maar als de kerk in Vlaanderen nog een toekomst wil hebben, dan zal het met leken moeten gebeuren.

Bidt u zelf ook tijdens zo’n gebedsviering?

Hemmerechts: Ik luister vooral. Ook naar hun gezang, zelfs als ze de toon niet kunnen houden. (lacht) Er is altijd een leek die naar voren treedt en voorleest uit het evangelie. Nadien vertelt die wat zo’n passage met hem doet. Soms luister ik, soms ook niet. Voor hen is Jezus verrezen, de zoon van God. Dat gaat voor mij te ver, maar ik zie wel dat zij daar veel energie en inspiratie uithalen.

U zegt voortdurend: voor hen dit, voor hen dat. Bent u een buitenstaander?

Hemmerechts: Ik voel me daar heel klein en dat is goed. Ik sta bij wijze van spreken in de coulissen. Ik voel bij hen een begeestering en dat doet mij goed. Iedereen is supervriendelijk. Het is echt een warme gemeenschap.

Zal dat gevoel nog groeien? Zult u straks vooraan in de kerk iets persoonlijks vertellen over het evangelie?

Hemmerechts: Ik sluit dat niet uit, maar het gevoel – ik spreek niet graag over gelovig zijn – is bij mij nog heel pril. Ik weet evenmin of dat geloof voor hen zo onwrikbaar is. Jan, een van de kernfiguren van Sant’Egidio, vertelde me onlangs over het verschil tussen orthodoxie en de orthopraxie. Dat laatste is dat je het geloof beleeft in daden. Ze zijn enorm gericht op de armen in onze samenleving, op het sociale. Ook Jan beleeft zijn geloof vooral in die daden.

Andere mensen vinden die rust in yoga of in mindfulness, schreef u. Is het daarmee te vergelijken?

Hemmerechts: Het is meer. Ik vind die vergelijking met yoga en mindfulness een banalisering. Als je aan yoga doet, ben jij degene die aan yoga doet. Terwijl een gebedsviering iets is dat het persoonlijke, het individuele overstijgt.

Hoe zou u zichzelf omschrijven: een bekeerlinge, een gelovige, een christelijke, een katholieke of nog iets anders?

Hemmerechts: Ik heb moeite met het woord ‘geloven’. In het Nieuwe Testament is men sterk de nadruk gaan leggen op dat geloof: geloof je dit? Of dat? En als je niet gelooft, dan gaat je kop eraf. Stel dat er zoiets is als God. Wat kan Hem het schelen of wij in Hem geloven of niet. Ik vind dat een absurditeit. Van mij mogen ze het woord ‘geloven’ afschaffen. Ik ben ook zeker geen katholiek, noch een bekeerlinge, want dat zou betekenen dat ik hiervoor een slecht mens zou zijn geweest.

Wat dan wel?

Hemmerechts: Een christen komt vermoedelijk het best in de buurt. Ik heb veel gereisd, ook in niet-christelijke landen. Daar voel je snel dat je uit een andere traditie komt. In veel van die landen vroegen mensen wat ik was. En als ik dan antwoordde dat ik niet gelovig was, wilden ze dat niet geloven. Dan kan niet, zeiden ze. Je moet iets zijn: je bent of moslim, of boeddhist enzovoort.

Er zijn nog mensen die naar de kerk gaan voor begrafenissen of huwelijken en dan ostentatief niet ter communie gaan. Doet u dat wel?

Hemmerechts: Ik bleef vroeger ook zitten en ergerde me mateloos aan die saaie missen. Toen al dacht ik: wat zegt die priester allemaal, op dat zeurende toontje? In het evangelie staan prachtige dingen en jij zit dat hier te verneuken. En nu? (lachend) In het begin kon ik niet anders. Door de coronamaatregelen werden de hosties rondgedragen in de kerk, want de kerkgangers moesten op hun plaats blijven zitten. Net als iedereen kreeg ik een hostie aangeboden. Ik kon die toch moeilijk weggooien? Ik moet eerlijk bekennen dat ik in het begin een beetje gêne voelde: straks staat in de krant dat Hemmerechts ter communie gaat! Dat gevoel is weg. Ik heb het aanvaard. De communie hoort erbij. Ik heb er vooral geleerd niet altijd met mezelf bezig te zijn.

In mijn agenda staat niet: dinsdag 12 augustus om 14 uur, nu ga ik God ontmoeten. Het fijne is net dat het iets is dat mij overvalt.

Wat bedoelt u daarmee?

Hemmerechts: Mensen plaatsen zichzelf op een voetstuk, dat is een van de kwalen van onze tijd. Iedereen wil fantastisch zijn, olie zijn die bovendrijft. Ik zeg niet dat dat altijd slecht is, wel dat het niet dé weg is naar innerlijke vrede en geluk. Het absurde is dat iedereen dat geluk wil vinden, maar ze zoeken het op de verkeerde plaats, namelijk in zichzelf of in hun partner die aan alle idealen moet voldoen, enzovoort. Ik vind het net heel bevrijdend om niet met mezelf bezig te zijn. Bij Sant’Egidio gaat het niet over jezelf of over het ik, maar over wij of zij, de anderen die ze willen helpen.

Kristien Hemmerechts: 'Het moet voor mij wel een beetje een feest zijn met veel wijwater.'
Kristien Hemmerechts: ‘Het moet voor mij wel een beetje een feest zijn met veel wijwater.’© AURELIE GEURTS

U bracht onlangs ook enkele dagen door in een karmelietenklooster in Gent.

Hemmerechts: (enthousiast) Dat is een mooi pand bij het Gravensteen. Het is historisch ook een boeiende plek, want het is het voormalige paleis van keizer Karel en Filips de Schone. Er is zelfs nog een leeuwenkooi omdat keizer Karel uit Tunesië leeuwen zou hebben meegebracht. De karmelieten hebben sinds kort Vlam, hun eigen ‘karmelmagazine’. Dat heeft een rubriek waarin ze een bekende Vlaming uitnodigen om enkele dagen met hen door te brengen in stilte en te beschrijven wat dat met hen doet. De eerste was voor journaliste Annemie Struyf. Nu was het aan mij.

Wat deed u daar de hele dag?

Hemmerechts: (droogjes) Ik had werk meegenomen. Ik zit in de jury van de Herman de Coninckprijs voor Poëzie en heb mij door een reeks dichtbundels gewerkt. Af en toe ging ik naar de refter of in de tuin wandelen. Dat klooster heeft ook een B&B voor mensen die op zoek zijn naar een stilte-ervaring of iets spiritueels. De stilte is voor mij geen vreemde. Een schrijver heeft stilte nodig om zich te concentreren. Ik ben veel alleen. Schrijven is een eenzaam bestaan.

U was als 17-jarige al eens met uw klas op retraite in een klooster. Het eerste wat u toen deed was het kruisbeeld van de muur halen en wegstoppen.

Hemmerechts: Ik vond dat religieuze in mijn jeugd heel beklemmend. De kamer in dat klooster waar wij sliepen werd een cel genoemd. Ik voelde me er gevangen. En die strenge nonnen op school… Tijdens die retraite was ik heel opstandig. Een jonge priester vroeg ons om een choreografie te maken om op te voeren tijdens de mis. Het resultaat was een hoop kabaal. Ik droeg toen een kort truitje dat een deel van mijn buik bloot liet. De man was daardoor helemaal uit zijn lood geslagen. Dat vond ik pijnlijk zielig. Ook het gesprek over voorhuwelijkse betrekkingen liep helemaal uit te hand. Ik vond niet dat anderen zich daarmee moesten bemoeien. Bij Sant’Egidio ervaar ik dat beklemmende totaal niet en ik hoop dat elders toch minstens een deel van de priesters anders denken dan in die tijd. Ook bij de karmelieten mocht ik doen en laten wat ik wilde.

De kerk heeft verschrikkelijke dingen gedaan, maar ik zie nu ook dat er hier en daar iets moois bloeit, zoals Sant’Egidio.

Hebt u er gecommuniceerd met God?

Hemmerechts: Zo werkt dat niet bij mij. In mijn agenda staat niet: dinsdag 12 augustus om 14 uur, nu ga ik God ontmoeten. Het fijne is net dat het iets is dat mij overvalt.

Op welke momenten is dat dan?

Hemmerechts: Onlangs nog. Ik was op de Singel in Antwerpen. Ik was aan het foeteren omdat er dingen aan het mislopen waren en plots hoorde ik een stem: je bent me vergeten, hè? Mensen zullen zeggen: maar je bent het zelf die dat zegt. Het is heel raar. Ik kan dat niet rationeel verklaren.

U komt uit wat u zelf een gesloten katholiek gezin noemt.

Hemmerechts: Ik heb dat destijds niet als gesloten ervaren. Ik noem het zo omdat ik toen geen mensen kende die niet katholiek waren. De ‘bevrijding’ kwam toen ik in Amsterdam ging studeren, bij de protestanten. Dat vond ik spannend, nog meer toen ik zag dat die studenten in geen enkele godsdienst geloofden.

Het verslag van uw verblijf in dat klooster heeft een opmerkelijke slotzin: ‘Heb mededogen met elkaar, wees niet te hard of te streng, til er allemaal niet te zwaar aan. Laat gebeuren wat gebeurt, je bent in goede handen, in Gods handen.’

Hemmerechts: Zo voelt dat ook aan. We zijn zo hard voor elkaar. Mensen oordelen en veroordelen constant. Ik heb een bloedhekel aan het getweet van die akelige mannetjes die vinden dat ze over alles een mening moeten hebben. Het zijn figuren wier wereld niet groter is dan hun eigen ego. Tegelijkertijd weet ik natuurlijk dat de kerk, of een deel ervan, zich schuldig maakt en heeft gemaakt aan dat oordelen over anderen. Maar er is ook die boodschap van mededogen en van naastenliefde. Dat primeert voor mij. Zelfs in mijn opstandige jaren had ik respect voor het evangelie omdat daar veel mooie dingen in staan. De gedachte van naastenliefde of de magnifieke Bergrede, bijvoorbeeld. Of dat je de splinter in het oog van een ander ziet, maar niet de balk in je eigen oog. Dat is toch waardevol. Er moet een manier zijn om dat door te geven zonder te betuttelen. Een manier om te voorkomen dat mensen pas beginnen te bidden als het vliegtuig aan het neerstorten is.

U vindt het jammer dat veel jongeren dat niet meer kennen.

Hemmerechts: Als je bezig bent met literatuur, word je automatisch geconfronteerd met die christelijke traditie. Denk aan de hergeboorte of redemption, de loutering, als je met Engelse literatuur werkt zoals ik. Sommige studenten wisten niet waarom Pasen werd gevierd en onlangs vroeg een van mijn kleinkinderen wat een mis was. In mijn tijd werden die dingen erin geramd, bijna letterlijk. Dat was niet goed, maar nu is de slinger misschien te ver doorgeslagen in de andere richting.

In die ‘karmeltekst’ vraagt u zichzelf ook af: is de kerk veranderd of ben ik veranderd?

Hemmerechts: Het kan bijna niet anders dan dat ik veranderd ben. Ik voel mij nu ongelofelijk goed. Dat was niet altijd zo, want ik heb wel het een ander meegemaakt: twee kinderen verloren kort na de geboorte, borstkanker, Herman (haar man, dichter Herman de Coninck, nvdr) die veel te vroeg is gestorven… Maar geluk vinden is die zaken ook aanvaarden. Onlangs las ik een artikel over een Canadees die enkele dagen had doorgebracht in een boeddhistisch klooster. Bij wijze van initiatie moest hij driemaal per dag een emmer ijskoud water over zich heen storten terwijl het buiten de stenen uit de grond vroor. Op een bepaald ogenblik besefte hij dat als hij niet langer vocht tegen de koude, de pijn wegging. Dat betekent niet dat je alles zomaar moet laten gebeuren. Het is zoeken naar het juiste evenwicht.

Kristien Hemmerechts: 'Als je je verloren voelt, kun je antidepressiva nemen of yoga doen, maar je kunt je ook openstellen voor religie.'
Kristien Hemmerechts: ‘Als je je verloren voelt, kun je antidepressiva nemen of yoga doen, maar je kunt je ook openstellen voor religie.’© AURELIE GEURTS

Uw boek De dood heeft mij een aanzoek gedaan uit 2010 noemt u een keerpunt.

Hemmerechts: ‘Ik ben een 53-jarige blanke vrouw en ik overweeg om mijn leven af te ronden’, dat is het begin van dat boek. Ik werd in die jaren geplaagd door zelfmoordgedachten. Negen maanden lang noteerde ik alles wat te maken had met levenswil en doodsdrift: je bent een geprivilegieerde vrouw, je kunt dat niet maken… Dat neerschrijven heeft mij ertoe gebracht om die knagende twijfel te aanvaarden. Ik had de neiging om te zeggen dat het glas halfleeg is, veel mensen maken die fout, denk ik. Ik heb ze zeker gemaakt. Ik had te weinig oog voor het goede en positieve in het leven. Je moet je daar ook open voor durven te stellen. Je moet het willen zien. Dat je leeft is al een groot cadeau. Dat is de weg die ik heb afgelegd. (lachend) Ik hoop dat ik minder egoïstisch ben geworden.

Ik moet bekennen dat ik in het begin een beetje gêne voelde: straks staat in de krant dat Hemmerechts ter communie gaat! Dat gevoel is weg.

Vroeger was u als lid van de zogenaamde ‘linkse kerk’ erg opstandig tegen de ’traditionele’ kerk. Is die kerk veranderd?

Hemmerechts: Godsdiensten hebben ravages aangericht. Kijk naar wat er vandaag in Afghanistan gebeurt. Maar ook in de katholieke kerk zijn afschuwelijke dingen gebeurd, zoals het jarenlang toedekken van seksueel misbruik. Ik gruw daarvan en begrijp dat de kerk veel krediet heeft verloren en het bij veel mensen verkorven heeft. Eigenlijk weet ik niet of de kerk veranderd is. Ik ben geen theoloog en volg de kerk niet als instituut. Ze heeft verschrikkelijke dingen gedaan, maar ik zie nu ook dat er hier en daar iets moois bloeit zoals Sant’Egidio. Dat is geen kerk die alles van bovenaf dirigeert, integendeel.

U hebt ook een essay geschreven over de Bijbel, naar aanleiding van een nieuwe Bijbelvertaling die er straks aankomt.

Hemmerechts: Om het debat aan te zwengelen vroeg de uitgeverij aan vijf mensen om een essay over de Bijbel te schrijven. Mijn eerste gedachte was: daar ken ik niets van. Maar blijkbaar klopt dat niet.

U bent in dat essay erg kritisch over sommige teksten.

Hemmerechts: In het boek Genesis draagt God de mens op om te heersen over de aarde, over de vissen in de zee, over de vogels in de hemel. ‘Ze zijn in jullie macht.’ Voor een overtuigde vegetariër is dat hard om te lezen. Ik betreur ook die obsessie met de voortplanting en zeker de verheerlijking van het patriarchaat. Hier en daar vind je in de Bijbel sterke vrouwen, maar als het erop aankomt, staat de man altijd centraal. Maar ik vind het wel veelzeggend en van een zekere openheid in de kerk getuigen dat ze mij dat laten schrijven.

U had grote twijfels om hierover te spreken. U was bang, schreef u, voor de bagger die uw deel zou zijn.

Hemmerechts: De stemming in Vlaanderen is niet echt geloofsgezind. Het is bijna een taboe om te zeggen dat je kerkelijk bent. Mensen schamen zich daarover. Gek toch. Vroeger móést je naar de kerk, nu mag het bijna niet meer. Mijn eerste gedachte was ook: nee, dat is privé. Ik wil er niet mee te koop lopen, maar ik heb ondertussen wel gemerkt dat als je er toch over praat, anderen dat heel bevrijdend vinden. Religie komt in onze media nooit aan bod, tenzij het over seksueel misbruik gaat. In Nederland praten ze daar veel opener over.

Van wie vreest u dan bagger?

Hemmerechts: Ik heb in mijn vrienden- en kenniskring nogal wat rabiate atheïsten. Die verslikken zich in hun koffie als ze dit lezen. Ze zullen zeggen: Kristien wordt wel oud, hè. Ze is aan het dwalen. Anderen zullen zeggen dat ik een vijs ben verloren. Zelfs mijn moeder zal dit heel vreemd vinden.

Ook met haar hebt u hierover nog niet gesproken?

Hemmerechts: Ik heb geen behoefte om het blijde woord te verkondigen. (lachend) Ik wil niet het gezicht worden van het nieuwe christelijke Vlaanderen. Iedereen moet dat voor zichzelf uitmaken. Het enige wat ik belangrijk vind – en dat is ook de reden waarom ik dit interview geef – is dat mensen moeten weten dat het een mogelijkheid is, dat die weg er is. Als je je verloren voelt, dan kun je antidepressiva nemen of yoga doen, maar je kunt je ook openstellen voor dit.

Wat zou Herman de Coninck hiervan vinden?

Hemmerechts: Herman was héél erg antikerkelijk, net zoals een groot deel van zijn generatie – een gevolg van zeer slechte ervaringen met de kerk in zijn jeugd. Hij was elf jaar ouder dan ik en was naar school gegaan in het streng katholieke Sint-Romboutscollege in Mechelen. Hij is zelfs nog lid geweest van het Marialegioen. Dat was zo extreem.

Ik herinner me nog goed dat Herman en ik onderweg waren naar het communiefeest van een petekindje. Toen hij in de auto hoorde dat we eerst naar de mis moesten, werd hij razend en wilde hij omkeren. Hij is uiteindelijk toch meegegaan, maar ik begreep zijn woede. Hij heeft dat negatieve van de conservatieve kerk in Vlaanderen aan den lijve ondervonden, veel meer dan ik. Dat heeft veel verbitterde mensen voortgebracht.

En wat als hij van boven toekijkt?

Hemmerechts: Ik denk dat hij zou luisteren en vragen hoe het zo ver is kunnen komen. Wat mijn motieven zijn. In mijn aanvoelen was hij toch ook in zekere zin gelovig. Veel van zijn gedichten gaan over dat overstijgen en het reiken naar. Hij was vaak bezig met onthechting of de weg daarnaartoe. Dat is heel herkenbaar voor mij. In een van zijn gedichten schrijft hij:

Het is een soort niets dat ik zoek. Wat je overhoudt

als je uit de kom van je beide handen hebt willen drinken:

je beide handen.

(…)

Er is te weinig weinig. De vergevensgezindheid

van het niets waarin wij, als we eveneens

niets zouden zijn, zouden passen.

Kristien Hemmerechts

1955 geboren in Brussel

Studeerde Germaanse filologie aan de KU Brussel en de KU Leuven

1986 doctoraat over het werk van Jean Rhys

Docent Engelstalige literatuur aan de KU Brussel

1986 debuteert met Een zuil van zout

Schrijft romans, reisverhalen en essays

Was getrouwd met dichter Herman de Coninck, en schreef na zijn dood in 1997 Taal zonder mij in 1998

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content