Koenraad Goedeseune – Dichters na mij

In Dichters na mij, de nieuwe bundel van Koenraad Goudeseune, is een complexloze ‘vrijdichter’ aan het woord, die een hoogst oorspronkelijke stem heeft in het hedendaagse Vlaamse poëzielandschap.

Koenraad Goedeseune – Dichters na mij

Uitgeverij: Atlas, Amsterdam/Antwerpen

Aantal pagina’s: 66

Prijs: 17,95 euro

ISBN: 978-90-450-1872-0

Poëzie en authenticiteit. Een dichter vertelde me dat hij, vooraleer werk in te sturen naar een poëziewedstrijd, eerst aandachtig de namen van de juryleden monstert en nagaat welke poëziesmaak die dames en heren eropna houden. Vervolgens schrijft hij een gedicht of gedichtenreeks op maat van die jury.

Je kunt een dergelijke berekening slim vinden, en in het gunstigste geval leidt het tot succes, maar authentiek is het allerminst. Authentieke dichters doen geen toegevingen. Niet aan wedstrijdjury’s, niet aan de fondsen die de subsidiecenten beheren, zeker niet aan hun uitgever en al helemaal niet aan het publiek, dat klakkeloos slikt wat de Ruth Joosen en Friedl’ Lesages van deze wereld uit het mainstream literaire aanbod selecteren en opdissen.

Koenraad Goudeseune is een authentieke dichter, die wars van conventies en geplogenheden zijn ding doet. Zijn poëzie wordt weleens ingedeeld bij het anekdotische soort, maar dat klopt maar half. Daarvoor is de taal van Goudeseune te achteloos naturel. Hij is een ‘vrijdichter’ (ja, aan elkaar, zoals ‘vrijdenker’). Met zijn losjes-uit-de-polsstijl creëert hij in zijn gedichten een avontuurlijke sfeer, die de anekdotiek enigszins verdoezelt. Avontuur betekent verrassingen en daar heeft goede poëzie behoefte aan.

Neem nu het openings-, tevens titelgedicht. De tweede strofe luidt: ‘ Onder dichters na mij, / zul je die dichters herkennen / aan hun eerste gedichten, / hun onhandig orakel.’ En dan volgt: ‘ (Het leven met melk vergelijken / waaraan je kunt ruiken, / zoals God aan Israël bijvoorbeeld). De onhandige metafoor, zoals dichters na hem die zouden kunnen plegen, staat niet expliciet na een dubbelepunt, maar geparafraseerd tussen haakjes.

Goudeseune toont respect voor de dichters na hem door die foute melkmetafoor zelf te bedenken en ze alvast met vergoelijkende haakjes toe te dekken. Zelf is hij immers ook ooit een dichter na iemand anders geweest. Het gaat bij Goudeseune wel vaker over het dichten: de haat-liefdeverhouding met het vak, die hem vervult met een mix van trots en zelfminachting.

Een gedicht, zo stelt hij, zou een mes kunnen zijn dat de dichter achteloos uit zijn handen laat vallen, hetzelfde mes waarmee hij groenten had willen snijden of het vuil van onder zijn nagels krabben.

In het gedicht ‘Klaaglied’ worden de rituelen moskeebezoek en barbecue met elkaar in verband gebracht. Goudeseune schrijft ‘BBQ’, zoals het te lezen staat op het uithangbord bij de slager of op de aankondiging van een etentje ten voordele van de jeugdbeweging, waardoor hij de discrepantie tussen beide nog versterkt.

Maar hij oordeelt of veroordeelt niet, de rituelen zijn dienstig in zijn gedicht, meer niet. De humor zit hem in de nuchterheid, de understatements, de gedachtesprongen, de interpretatie van observaties en gedragingen. Het wordt allemaal koel en precies opgeschreven, niet in platgewalste pseudopoëtische bewoordingen, maar in een oorspronkelijke taal en dito beelden.

Twee voorbeelden. In een gênante situatie – ” Hij komt wel eens te vroeg,’ zei mijn vriendin / tegen de gasten, intimi. / Ze had het over mijn bedprestaties / van een jaar geleden.’ – redt de dichter zich met een kwinkslag, en de ‘ Vrouwen, anders niet verlegen, / hielden als heel erg kleine portemonneetjes / hun monden’. Of ‘ Enkelen onder jullie snappen niets van majorettes’, en dan volgt een schitterend gedicht over majorettes, ‘ En één majorette in het bijzonder, ik zeg niet wie. / Uit haar pols tovert ze een wiel met spaken’ en ondertussen loopt ze verder ‘ op benen waarvan je zou willen dat je vrouw er zo één had’.

Verwacht geen exposé over majorettes, nergens heeft de dichter de intentie veel te verklaren, laat staan rechtvaardigen. Heel wat ‘ik’ in deze bundel, maar het is een ik dat redelijk diffuus blijft, die persoonlijkheid uitstraalt, maar zich niet opdringt en geen ergernis opwekt. Het is een kunst zoals Koenraad Goudeseune in – of, zo u verkiest, uit – zijn gedichten kruipt.

Authentieke poëzie luistert heel nauw. Daarom zijn schitterende dichtbundels zeldzaam. Daarom is Dichters na mij een zeldzaam schitterende bundel.

Philip Hoorne

Koenraad Goudeseune

Geboren in 1965 in Ieper. Woont in Gent.

Verhalen: Vuile was (1993).

Brieven: Onuitsprekelijk is wat wij over de liefde zeggen (1999), Het boek is beter dan de vrouw (2007), Wat duurt op drift zijn lang (2010).

Poëzie: Dat zij mij leest (1998), Zen uit eigen werk (2005), Dichters na mij (2011).

Zen uit eigen werk werd genomineerd voor de Jo Peters Poëzieprijs 2006. Uit die bundel werd het gedicht ‘Ieper’ gekozen als Gedichtendaggedicht.

Partner Content