Jeanette Winterson – Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn?
In de autobiografische novelle ‘Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn’ onderzoekt de Britse schrijfster Jeanette Winterson in een afgemeten taal hoe ver een mens bereid is te gaan voor een splinter geluk.
Jeanette Winterson – Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn?
Uitgeverij: Contact (originele titel: Why Be Happy When You Could Be Normal?)
Aantal pagina’s: 288
Prijs: 22,95 euro
ISBN: 978-90-254-3716-9
Hoe overleef ik mijn familie? Voor de een is de vraag al dwingender dan voor de ander. Voor de Britse schrijfster Jeanette Winterson was het er een van levensbelang. Ze was tussen zes weken en zes maanden oud toen haar natuurlijke moeder haar voor adoptie afstond. ‘Omdat Janet een vader en een moeder nodig heeft’, schreef ze in haar kinderlijke geschrift op de officiële papieren.
Omdat Constance en John William Winterson een kind nodig hadden, haalden ze Janet in huis. Jeanette zou ze vanaf nu heten. Alleen, Constance had geen dochter gevraagd, maar wel een zoon. Jeanette zou altijd het andere kind blijven. Het kind dat niet gevraagd was.
In haar debuutroman uit 1985, Sinaasappelen zijn niet het enige fruit, beschreef Winterson al op even wrange als bitterzoete wijze hoe het was om op te groeien in een huis waarin apocalyptische voorspellingen even normaal waren als suiker bij de thee.
Haar adoptieouders waren fervente aanhangers van de pinksterbeweging en Jeanette groeide op met het vooruitzicht missionaris te worden. Veel was verboden in het huis van de Wintersons. Gelukkig zijn bijvoorbeeld. Of boeken lezen. Toen haar moeder de honderden paperbacks ontdekte die Jeanette onder haar bed bewaarde, smeet ze die het raam uit en stak ze in brand.
Dat was de manier waarop mevrouw Winterson meestal haar zaken regelde. Kort en krachtig. Zonder tegenspraak te dulden. En met onherstelbare schade tot gevolg. De dag waarop ze haar dochter naakt in de armen van een al even naakt meisje betrapte, stuurde ze de pastoor op haar af voor een traditionele duiveluitdrijving.
‘Het gevecht tussen ons, was het gevecht tussen geluk en ongeluk’, schrijft Winterson in Waarom gelukkig zijn. Of nog: ‘Mijn moeder vertelde me ooit dat het universum een kosmische vuilnisbak is.’ Met het deksel erop. Niemand ontsnapte.
Toch was dat het enige waarnaar Jeanette verlangde: ontsnappen. Een leven leiden dat grootser was dan het ingedommelde Accrington waar ze opgroeide. Een leven ook dat ervoor zou zorgen dat meisjes op school niet meer ‘Laat Ons de Man Prijzen’ moesten zingen, maar dat er een paar vrouwen konden worden geëerd.
Ze was zestien toen ze vertrok. Het waren de jaren waarin Thatcher beloofde dat alles mogelijk was als je maar wilde. Dat laatste bleek alvast een illusie. Net zoals het een illusie is – ontdekt Winterson in Waarom gelukkig zijn – dat een mens met luchtwortels alleen kan leven.
In zekere zin is Waarom gelukkig zijn een genadeloze uitdieping van Sinaasappelen. Maar Winterson zou niet een van de boeiendste Britse schrijfsters zijn, mocht het enkel dat zijn. Waarom gelukkig zijn is een zoektocht naar de oorsprong van veel in het leven. Van identiteit, liefde, geluk, maar ook van het geweld dat een mens in zich voelt smeulen en van de waanzin die op de loer ligt.
Daarnaast is het een tocht door de Britse samenleving na 1960 en toont het hoe het streven naar individualisme gaten prikt in het beschermende vlies van de gemeenschap. In die zin zijn we allemaal een beetje het verloren kind dat Winterson in Waarom gelukkig zijn probeert terug te vinden.
Tine Hens
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier