Review | Boeken

‘Ik ben een beeldenstormer’ (Berlinde De Bruyckere)

Guido Lauwaert
Guido Lauwaert Opiniemaker

Guido Lauwaert las al kijkend de kunstmonografie over het werk van Berlinde De Bruyckere dat vanavond wordt voorgesteld. De Zuid-Afrikaanse auteur J. M.Coetzee schreef er ook een impressie in.

Op vakantie in de buurt van Avignon, trek je uiteraard een dag uit voor de Zuid-Franse stad van stijl en klasse. Wat blijkt? Een tentoonstelling in het Palais des Papes: Les Papesses. Heerlijk is het dwalen in lege paleizen, of burchten, zoals het Gravensteen in Gent. Een ode aan het gebouw, de lege ruimte. Ze worden uitzonderlijk bezet. Zoals voor het beroemde jaarlijks Theaterfestival. Of gebruikt voor een tentoonstelling van beelden van vijf kunstenaressen, en de vaak bijhorende tekeningen, zoals vorig jaar het geval was.

Iconoclast

Les Papesses was een honderdjarige reis door de geschiedenis, van Camille Claudel (1864-1943) tot onze eigenste Berlinde De Bruyckere (1964). Tussen deze twee vrouwen, de oude en de jonge, drie anderen, in volgorde van geboorte, Louise Bourgeois (1911-2010), Kiki Smith (1954) en Jana Sterbak (1955). Het tekstgedeelte over De Bruyckere in de catalogus, geschreven door le commissaire de l’exposition, Éric Mézil, eindigt met een citaat van haarzelf. Ruwweg uit het Frans vertaald: ‘Ik vind dat artiesten niet alles moeten proberen te begrijpen. Moest ik het kunnen verwoorden, zou ik geen sculpturen hoeven te maken. Daarom dat ik nauwelijks over mijn werk wil praten. Ik ben een beeldenstormer en een kunstvernieler (iconoclaste). Het ene beeld volgt op het andere. Het is een zich langzaam ontwikkelend verhaal.’

En dan is er de monografie die op mijn leestafel belandt. Haar naam is de titel. Bij monografie denk je aan een boek van rond de 100 bladzijden, met meer tekst dan beeld. Toen de koerier aanbelde, bezweek hij haast onder het gewicht. 304 bladzijden, 30 op 22 cm en 7 uitklapbladeren, rijkelijk gevuld met kleine afbeeldingen, op één na: Kreupelhout, dat de ruimte van het paviljoen van de Biënnale van Venetië 2013, overmeesterde. Op lichtbeeldformaat pakt en plakt het monumentale werk jammer genoeg niet echt. J.M. Coetzee typeert haar werk als volgt: ‘Kreupel / cripple: niet meer gangbaar in het kiese taalgebruik. Bestempeld als lelijk werd het woord verbannen naar de wereld waar het vandaan komt en waar het thuishoort, een wereld van krotten en armtierige buurten, van open riolen en kolenkelders en paardenkarren en uitgemergelde honden in de straten. Een ongewenst woord, teruggedrongen, verdrong, begraven.’

Protheses

Het eerste tekstgedeelte is een beknopte brief van Philippe Van Cauteren die de beeldtaal van De Bruyckere prijst: ‘Elke fysieke ontmoeting met je werk maakt me stom, woorden en zinnen vervallen tot betekenisloze klanken in vergelijking met jouw geladen beeldtaal. (…) Jouw beelden zijn lichamen die als protheses een existentieel menselijk tekort weten in te vullen.’ Zijn besluit: ‘Ooit zei Franz Kafka dat zijn verhalen een manier zijn om zijn ogen te sluiten.’

Bij Berlinde De Bruyckere is het net omgekeerd. Bij het creëren van een beeld gaan haar ogen open. Hetzelfde overkwam mij en mijn reisgenoten toen in Avignon, en nu overkomt het mij opnieuw als ik haar monografie lees. De ogen, bij wijze van spreken, openen zich om een vloed aan emoties te slikken. En zie: kunst is geschiedenis. Angela Mengoni laat daar geen twijfel over bestaan: ‘Zo begint Hiroshima mon amour, de film van Alain Resnais en Marguerite Duras over het buitenmatige, afgrondelijke aspect van wat vijftien jaar eerder – toen niet een militair doelwit maar het leven als zodanig, de bios van een hele bevolking, blindweg werd kapotgemaakt – in de geschiedenis een onherroepelijke breuk aanbracht.’ Mengoni besluit haar epistel met een hommage aan de kunstenares en haar werk vol ‘misvormde figuren’: ‘Het voor die potentiële ruimte opnemen met de typische middelen van de kunst als factor van bemiddeling betekent bijgevolg dat je “de schuld tegenover de doden” aflost.’

Onder het vel

De overige teksten wandelen verder op die van Mengoni. De titels zijn er het flitslicht van. De worp (Caroline Lamarche), Pijn een vorm geven (Gary Carrion-Murayari) en het al vernoemde Kreupelhout (J.M. Coetzee). De teksten lezend en de prenten bekijkend valt het op dat het werk van Berlinde De Bruyckere zeer theatraal is. Stuk voor stuk zijn het tableau-vivants, nu eens als decorstuk, dan weer als basisgegeven waar een voorstelling rond draait. Telkens weer, prent na prent, tekst na tekst van de monografie consumerend komt het besef bovendrijven dat het denken en elke scheppingsdaad van Berlinde De Bruyckere staan voor de ontdooide dood . Stof en as worden opnieuw lichaam, gekwetst, maar met een stil hart en een luide ziel. En daarbij stel je je voortdurend de vraag: ‘Wat zit er onder het vel, de schors van de mens, de natuur?’

Bordeel

Zoals Pablo Picasso zijn schilderij Les Demoiselles d’Avignon ‘mijn bordeel’ noemde, wat eerder als ode dan als belediging aan de vrouw bedoeld is, zo is deze monografie ook een bordeel. En wordt Berlinde De Bruyckere door de bijdragen van de auteurs een Demoiselle hors categorie met een geluidloze dreiging. Zoals water de waarheid is, zijn haar beelden de werkelijkheid. Bommen die niet vernietigen maar verrijken.

Zo tenminste heb ik het kijkend lezen van deze lijvige monografie ervaren.

‘Berlinde De Bruyckere’ – Mercatorfonds 64,95 euro

In het SMAK te Gent loopt vanaf zaterdag 18 oktober 2014 (tot 15 februari 2015) een overzichtstentoonstelling ‘Sculptures & Drawings 2000-2014′ van Berlinde De Bruyckere’s oeuvre (de kunstmonografie is er te koop tegen 55 euro).

Guido Lauwaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content