‘Iedereen houdt van de Indianen, zelfs Guido Gezelle’

Karl van den Broeck © BELGA

Karl van den Broeck gaat in ‘Waarom ik de Indianen wil redden’ op zoek naar het kruis van Sitting Bull en komt er zijn eigen hometown Turnhout tegen, de jezuiëten, zijn overgrootvader maar ook zichzelf.

In een vorig leven was Karl van den Broeck cultuurjournalist bij De Morgen en hoofdredacteur van Knack. Ondertussen verdeelt hij professioneel zijn tijd tussen de nieuwssite Apache en de Brusselse Bozar waar hij het discussieforum leidt. Met de vijftig in aantocht wou Van den Broeck naar eigen zeggen wel eens terugblilkken op de idealen uit zijn jeugd. En wat blijkt? Zijn liefde voor de Indianen staat meer dan ooit overeind.

Was is er gebeurd met het kruis om de hals van Sitting Bull, vraagt Karl van den Broeck zich onder andere af.
Was is er gebeurd met het kruis om de hals van Sitting Bull, vraagt Karl van den Broeck zich onder andere af.© uitgeverij Polis

In ‘Waarom ik de Indianen wil redden’ (uitgeverij Polis) leidt Van den Broeck niet alleen de lezer rond in de 19e eeuw in Amerika, waar de Dendermondse jezuiëtenpater Pieter-Jan De Smet (1801-1873) bevriend raakte met Sitting Bull (1831-1890). Sitting Bull was het befaamde opperhoofd van de Sioux-indianen die in 1876 bij Little Big Horn de Amerikaanse generaal George Armstrong Custer in het zand deed bijten maar daarna, vlak voor het bloedbad bij Wounded Knee in 1890, werd vermoord.

Van den Broeck schetst ook de manier waarop Amerika sinds Columbus met zijn autochtone Indianenbevolking is omgesprongen, en vindt daarbij als geoefende sporenzoeker de afdrukken van zijn geliefd Turnhout en van zijn eigen familie in het verre Montana en in de Rockies in Denver. Zo groeit deze historisch-politieke reconstructie uiteindelijk uit tot een heel persoonlijk, zelfs ontroerend verhaal.

Waarom wil jij, zoals het in de titel van je boek heet, de Indianen redden?

Karl van den Broeck: Ik ben er nog altijd niet helemaal uit maar allicht toch een beetje om mezelf te redden. Sommige mannen krijgen rond hun vijftigste een midlifecrisis. Zo’n vaart loopt het bij mij niet, maar ik voelde wel de aandrang om eens terug te kijken naar wat er van mijn jeugdidealen was terechtgekomen. Ik heb me altijd willen inzetten voor dingen die groter zijn dan mezelf. Voor de enen is dat misschien Vlaanderen of het klimaat , voor anderen dan weer de bedreigde vlinder maar als kind dweepte ik dus met de Indianen.

Je schrijft Indianen consequent met hoofdletter en ik ben je hier dan maar gevolgd maar Van Dale en het Groene Boekje schrijven jouw geliefde volk wel met een kleine letter.

Van den Broeck: (lacht) Je zegt het: “Indianen zijn een volk”. Net zoals de Joden een volk zijn en dus in Van Dale een hoofdletter meekrijgen. Onder zogenaamde Indianenredders is het gebruik van die hoofdletter natuurlijk een erezaak maar eigenlijk is het gewoon logisch om die hoofdletter te gebruiken.

Als kind indiaantje spelen is één ding maar het opnemen voor hun rechten, zoals jij doet, is nog iets anders?

Van den Broeck: Als kind vond ik het verschrikkelijk onrechtvaardig hoe de Indianen door de Amerikaanse overheid werden behandeld. Ik was op mijn elfde lid van BANAI, het Belgisch Aktiekomitee voor de Noord-Amerikaanse Indiaan, dat geleid werd door Humo-journalist Guido Van Meir. Maar de situatie van de Indianen raakt me nog steeds diep. Het Westen heeft altijd de mond vol van grote idealen maar in werkelijkheid is het de inhaligheid van goudzoekers en van de Amerikaanse overheid die de Indianen van een trots volk van miljoenen mensen tegen 1900 heeft gereduceerd tot een marginale, weggedrukte bevolking van enkele honderdduizenden in een driehonderdtal reservaten. Bij mijn onderzoek raakte ik als niet-gelovige nota bene erg gefascineerd door de pogingen van de jezuïeten, zoals pater De Smet, om het lot van de Indianen te verbeteren. Volgens mij is De Smet een véél grotere Belg dan pater Damiaan.

Vanwaar die wederzijdse sympathie tussen een Indiaans opperhoofd als Sitting Bull en “zwartrok'”De Smet?

Van den Broeck: Je moet weten dat de jezuïeten al lang voor De Smet zogenaamde reducties hadden gesticht in Paraguay: onafhankelijke staten waar de Indianen zelf baas waren. De Indianen hadden er hun eigen leger, eigen plantages en dreven handel. Toen die te succesvol werden, schafte de paus de jezuïeten af. Begin negentiende eeuw werden ze weer opgericht en pater De Smet wilde ook reducties stichten in de VS. Daarbij werd hij financieel ondersteund door de Turnhoutse zakenman-politicus Pieter-Jan De Nef. Het ging een tijd goed met zijn reducties maar toen vanaf de jaren 1865 goud werd gevonden in Montana, werden de Indianen simpelweg onder de voet gelopen.

De Smet ging daarna in opdracht van de VS bemiddelen bij de Indianen. Zo overtuigde hij in 1868 Sitting Bull om het verdrag van Laramie goed te keuren. Dat leek op een capitulatie, maar door dat verdrag kunnen de Sioux vandaag toch aanspraak maken op grote stukken van South en North Dakota. Sitting Bull beschouwde De Smet als zijn enige blanke vriend. Bij hun ontmoeting schonk hij hem een vredespijp en Sitting Bull kreeg een crucifix cadeau van de zwartrok. Het is dat kruis dat ik opgespoord heb.

Maar wat trok Sitting Bull en de Indianen dan aan in het katholieke geloof?

Van den Broeck: Er zijn overeenkomsten tussen de religie van de Indianen en het katholicisme. Er is een openbaring, het is een mystieke godsdienst. Ook het respect voor de schepping en de natuur loopt als een rode draad door hun overtuigingen. De Indianen stonden aanvankelijk erg positief tegenover de katholieke missionarissen, maar dat is nadien wel veranderd…

Het standbeeld van De Smet in Saint-Louis is vorig jaar op vraag van de Indiaanse bevolking verwijderd?

Van den Broeck: Tja, dat is een heel ander verhaal waar ik aanvankelijk geen weet van had. In 2011 is er in Montana veel te doen geweest rond een pedofilieschaal waarbij 450 Indiaanse slachtoffers betrokken waren die door priesters, jezuiëten en zelfs nonnen misbruikt werden tot de jaren 1960. Daar zat ook een Belgische pater tussen – Louis Taelman – die in Turnout werde opgeleid. Hij was twee keer rector van de universiteit van Gonzaga in de staat Washington. De namen van die pedofielen moeten tien jaar lang op de website van het bisdom gepubliceerd worden en de katholieke Kerk heeft ondertussen 150 miljoen dollar uitgekeerd aan de slachtoffers.

Het imago van de Kerk en van de jezuiëten is bij de Indiaanse bevolking daardoor onder nul gedaald. Sterker nog: Indianen uit de staat Washington spuwen op de katholieken en de jezuiëten. Ik ben dus maar vlug afgestapt van mijn idee om hun ter plekke een herinneringsplaquette aan te bieden waarin pater De Smet en zijn Turnhout-rivier – die hij op een persoonlijke Indianenlandkaart had aangebracht – werden geëerd.

Vanwaar komt die aantrekkingskracht van de Indiaan eigenlijk vandaan?

Van den Broeck: Iedereen houdt van de Indianen, zelfs Guido Gezelle die hen vergeleek met de Vlamingen: “Dat fiere ras, dat Vlaamse ras, ’t wordt nu met verachting behandeld gelijk de Roodhuiden uit het Wilde Westen”.

Karl van den Broeck:
Karl van den Broeck: “Indianen uit de staat Washington spuwen op de katholieken en de jezuïeten.”

Gezelle had een boontje voor hen en vertaalde ‘The Song of Hiawatha’ – een Indianenepos in versvorm van Longfellow – uit het Engels. De Franse filosoof Montaigne was misschien de eerste die de Indiaan als voorbeeldige, nobele wilde opvoerde en die beweerde dat de Indianen Plato’s utopische staat hadden gerealiseerd. Rousseau, Chateaubriand, Voltaire en Montesquieu herkenden in hun levenswijze de nieuwe mens die in harmonie met zichzelf en de natuur leeft. Het feit dat de mens uit zichzelf, en dus zonder God of koning, het goede kan doen, is cruciaal in de Verlichtingsfilosofie.

Ook de Groenen zijn gecharmeerd door die Indiaanse ecologische en holistische houding terwijl de socialisten de Indianen als protocommunisten vieren omdat ze zonder privébezit door het leven gingen. Vlaams Belang’ers beschouwen ons blanken vandaag als potentiële slachtoffers van de islamitische invasie die ons zou kunnen overvleugelen zoals de Indianen destijds door de blanken.

En dan kom je op het kerkhof van Denver ook nog eens je overgrootvader Peter Jules tegen?

Van den Broeck: Meer dan de helft van de militairen die in Little Big Horn tegen Sitting Bull hebben gevochten kwamen recht uit Europa. Mijn overgrootvader was jonger, toen hij begin 20ste eeuw naar Amerika emigreerde en daar soldaat werd. Hij vocht op de Filippijnen tegen de Spanjaarden. Als hij twintig jaar eerder was vertrokken had hij misschien tegen de Indianen gevochten. Ik heb zijn graf in Denver twee keer bezocht.

Maar het eindpunt van mijn reis was de plek waar het kruis van Sitting Bull bewaard wordt. Ik denk dat ik met toch een grote graad van zekerheid kan stellen dat het vandaag in Little Big Horn ligt én dat het niét het kruis is dat op de beroemde foto van het opperhoofd staat.

Karl van den Broeck, ‘Waarom ik de Indianen wil redden. Op zoek naar het kruis van Sitting Bull’, uitgeverij Polis, 328 blz., 19,95 euro

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content