Het geheim van Frits Bernard ‘nieuwe Elsschot’ Hotz

Zeven jaar heeft Aleid Truijens gewerkt aan de merkwaardige biografie van jazzmuzikant-schrijver F. B. Hotz. Haar werk leest als een spannend boek.

Frits Hotz debuteerde pas toen hij 52 was. Dan verscheen ‘De tramrace’, zijn eerste verhaal in ‘Maatstaf’. Een literair tijdschrift dat werd uitgegeven door de Arbeiderpers en zowat het laboratorium kon worden genoemd van de uitgeverij. Zijn eerste bundel verhalen werd twee jaar later, in 1976, gepubliceerd. In totaal schreef Hotz maar een klein oeuvre bij elkaar: pakweg 1500 bladzijden. Verhalen, een enkele novelle en een roman van niet veel meer dan honderdvijftig pagina’s. Een bestsellerauteur is hij nooit geworden, maar hij had wel een schare fervente bewonderaars. Onder hen ook heel wat schrijvers: Maarten ’t Hart, Kees Fens, Gerrit Komrij… Aad Nuis noemde hem een ‘nieuwe Elsschot’.

Hotz was in veel opzichten een merkwaardig man. Als kind had hij last van zijn ogen, later werd hij zo goed als blind. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kreeg hij daarbij nog tbc, een ziekte die een lang herstel eiste. Hinderlijke kwalen als je professioneel trombone speelt, bezeten bent door de jazz van de jaren twintig en moet optreden in rokerige zalen. Zo’n dertig jaar zou Hotz als jazzmuzikant wat verdienen, vaak met bekende orkesten. Intussen schreef hij voor zichzelf verhalen. Hij deed nooit moeite om ze te laten publiceren, tot een oom hem ervan kon overtuigen ‘De tramrace’ op te sturen naar ‘Maatstaf’.

In 1956 trouwde Hotz met een meisje uit Scheveningen. Greetje Rietbroek was een jaar of vijftien jonger dan hij en genoot volop van het wilde leven in Den Haag: vrije liefde, veel alcohol. Er werd een zoon geboren en Barbara (zo noemde Greetje zichzelf) viel van de ene depressie in de andere. Tot twee keer toe trachtte ze zelfmoord te plegen. Hotz kon haar telkens redden. Uiteindelijk volgde een scheiding, Barbara hertrouwde met Serein Pfeiffer, een van Hotz’ beste vrienden en medemuzikant. Ook dat huwelijk mislukte en op 20 oktober 1970 vermoordde Barbara Serein. Ze waren samen in bed beland, ze greep naar het mes dat ze aan de buitenmuur had gewet en stak Serein door het hart. Het politierapport vermeldt: ‘… tussen de periode van orogenitaal contact door de man en de voorbereiding van deze tot de introïtus in vaginam.’ Serein had nog de kracht zelf het mes te verwijderen en met zijn laatste woorden Barbara vergiffenis te schenken.

Dat is althans de versie van Barbara, de enige getuige van de moord. Slechts een paar mensen rond Hotz wisten wat er gebeurd was. Zelf vertelde hij het niet aan zijn zoontje dat hij nu met zijn zus opvoedde. Pas veel later hoorde Jeroen dat zijn moeder een moordenares was. Overigens kreeg ze een vrij lichte straf en leefde verder onder een andere naam. Hotz verwerkte later het drama min of meer in ‘De vertekening’, zijn enige roman.

De moord betekende een ommekeer in het leven van Hotz. Van jazzmuzikant werd hij schrijver. Na de publicatie in ‘Maatstaf’ verscheen een eerste bundel, ‘Dood weermiddel’. Hotz schreef over zeppelins, over een vestingbouwer die twee eeuwen geleden een afschuwelijk huwelijk had, over jazzmusici, over een verblijf in een sanatorium… Verhalen over het meestal niet zo verre verleden, over angst, hoogmoed, ontrouw, huwelijken die de liefde kapotmaken. Vaak ook met een laconieke humor, ergernis en vertedering. Alles gepolijst en met een enorme precisie geschreven. Groot was zijn besef van zonde. Schuld en boete zijn dikwijls thema’s in zijn werk. Ook de moeilijke relatie tussen man en vrouw. ‘Hij laat zien wat het allermoeilijkste is voor mensen: met elkaar te leven op een beetje aanvaardbare manier,’ zo schrijft zijn biografe. Politiek geëngageerd kan je Hotz maar moeilijk noemen. Hij had een afkeer voor het socialisme, maar: ‘al het andere stuitte hem ook tegen de borst.’

Hotz’ zuster Atie vernietigde op zijn vraag heel wat documenten, brieven, dagboeken. Maar gelukkig leefden er nog wat familieleden, vrienden, leden van de bands waarin Hotz had gespeeld. Met tientallen is Truijens gaan praten. Het geeft haar biografie levendigheid en spanning. En ze heeft ook even geluk gehad. Tijdens haar research doken de brieven en dagboeken op van Herman Kunst, de oom van Hotz die hem altijd had gestimuleerd om te schrijven. Truijens verwerkt haar bronnen vakkundig en met veel journalistieke feeling. Nooit verveelt ze, als lezer voel je je opgenomen in de kring van Hotz’ vrienden en familie. Misschien bevordert dat niet altijd de afstand die een biograaf moet houden, haar enthousiasme werkt wel aanstekelijk.

Frits Bernard Hotz overleed in 2000, hij was 78. Het werd een pijnlijk einde. In 1998 kreeg hij nog de P.C. Hooft-prijs voor zijn complete oeuvre. Hij ontving de prijs thuis, in alle stilte. Het literaire rumoer was nooit zijn ding geweest. ‘Men moet het leven tot kalmte manen als men gaat schrijven’, liet hij iemand in een verhaal zo mooi zeggen.

Fred Braeckman

Aleid Truijens, Geluk kun je alleen schilderen
F.B. Hotz. Het leven, De Arbeiderspers, 656p., 39,95 euro, ISBN 978-90-295-7531-7

Aleid Truijens publiceerde ook een keuze uit de verhalen van Hotz: Mannen spelen, vrouwen winnen, De Arbeiderspers, 364p., 21,95 euro, ISBN 978-90-295-7514-0

Partner Content