Echte mensen

Peter Terrin met Ronald Reagan en Tim ‘fucking’ Parks op de Frankfurter Buchmesse.

Door mijn beroep zie ik weinig mensen in het echt. Maar soms, door datzelfde beroep, zie ik er heel veel in een korte tijd. Woensdag jongsleden was zo’n dag. Donderdag ook nog, zij het minder dan woensdag. Donderdag viel al met al best mee, hoewel het zonder de voorafgaande woensdag, in een normale week, zeg maar, beslist een drukke dag zou geweest zijn in het leven van de schrijver Peter Terrin.

Op de Frankfurter Buchmesse lopen duizenden echte mensen dicht bijeen. Mijn uitgever gaf er een bescheiden receptie naar aanleiding van de EU-Literatuurprijs voor De Bewaker. In anderhalf uur ontmoette ik pakweg twintig mensen die iets zouden gaan betekenen in mijn leven, of dat net hadden gedaan. Indrukken raasden op mij af met de snelheid van een TGV. Terwijl de tijd vertraagde, namen concentratie en waarneming toe. Tunnelvisie.

De vorige buurvrouw van mijn ouders leek als twee druppels water op Ronald Reagan. Toen ik dit als tiener aan de ontbijttafel opmerkte, volgde uitbundig gelach. Daarna ongeloof, wanneer bleek dat ik allerminst een grapje maakte. Het was de houding van haar hoofd, de golving in het haar. Ik had er bovendien een onbelangrijke teen op verwed dat de vrouw precies even groot was en evenveel woog als de toen al ex-president/acteur. Ik kon onmogelijk de enige zijn die door de gelijkenis getroffen werd. We waren met velen, dat stond als een paal boven water, maar doordat de gelijkenis zo voor de hand lag, hoefden we er niet over te praten en wisten we niet met hoeveel we precies waren.

‘Go on, then,’ zei de rechterhand van mijn Engelse uitgever. Ik had haar gezegd dat ze ‘striking’ op iemand geleek, waarop ze antwoordde dat ze nog nooit met iemand vergeleken was, dat haar uiterlijk kennelijk aan niemand in het bijzonder deed denken, dat haar moeder in haar jeugd dat ook steeds had herhaald: ze geleek op niemand, alleen op haarzelf. Het was mij met de Britse tongue-in-cheek niet meteen duidelijk of ze het erg had gevonden, wat haar moeder haar had ingepeperd, of net goed, een pluim op haar unieke verschijning en persoonlijkheid. Met ‘Go on, then’ haalde ze me terug naar Frankfurt – hal 6 om precies te zijn.

Ik had de grote, zachtaardige vrouw met het pientere gezicht nauwelijks vijf minuten gesproken, onze eerste kennismaking, toen ik haar vergeleek met Ewan McGregor, de beroemde Schotse acteur – een man. Naar ik aanneem voor vrouwen een mooiere man dan president Reagan, niettemin een man. Mijn enig verweer tegen haar flink aangezette verontwaardiging, die haar echte verontwaardiging moest verdoezelen, was dat het om een onbestemd trekje om de ogen ging, waardoor hun beider gezichten steeds lachten. Het was, probeerde ik in alle ernst duidelijk te maken, allemaal heel erg goed bedoeld. Ze mocht niet denken dat de kersverse aanwinst van hun prestigieuze fonds, EU-prijswinnaar, het soort schrijver was dat bij sociale evenementen graag leden van het gezelschap voor schut zet, hetzij uit pure balorigheid, grootheidswaan of faalangst. Ik leed evenmin aan het gilles-de-la-tourettesyndroom, neen, de opmerking had ik uit vrije wil gemaakt, bewust, omdat de gelijkenis de milde ‘belediging’, zo u wil, overtrof. Maar dat zei ik niet. Ik vroeg haar of het werkelijk de eerste keer was dat iemand haar hier op gewezen had; een type als Ewan McGregor zou gauw bijdraaien.

Hoe ik voor de tweede keer in mijn leven een vrouw met een man vergeleek én ‘fucking’ uit de mond van Tim Parks, dat zullen allicht de eerste herinneringen zijn als over een jaar of twinig plots het woord ‘Frankfurt’ of ‘EU-Literatuurprijs’ valt. Tim Parks is een begenadigd schrijver, een innemend man. Beschaafd. Erudiet. Grappig, zij het altijd met enige distantie. Zoals het paardenstaartje voor mannen ergens begon op een catwalk en tien jaar later tenslotte doordrong tot de cabine van menige vrachtwagen, zo heeft het gebruik van ‘fucking’ als zeer pejoratief bijvoeglijk naamwoord in de omgekeerde richting de rangen bereikt van literatuur bedrijvende academici, ouder dan 55, wanneer in gesprek buiten de huiselijke kring.

Nooit eerder hoorde ik het woord zo overtuigend als uit de mond van Tim Parks. Hij gebruikt het om te beginnen weinig, maar niet zo weinig dat je denkt: dit zegt hij anders nooit, dit is louter om het effect. Het is oprecht, gemeend, en het vulgaire adjectief klinkt bij hem weer zoals het oorspronkelijk was bedoeld: scheldend, licht choquerend en voluit hartgrondige afschuw ventilerend. Zijn hoge stemmetje helpt, maar het is vooral de kleine pauze tussen de twee scherp gearticuleerde lettergrepen en de neiging de ‘king’ als ‘kieng’ uit te spreken, die het woord tot een bijzondere krachtterm maken, als Tim Parks beslist het te gebruiken. Een woord voor echte mensen.

Peter Terrin

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content